ECLI:NL:GHARL:2024:1411

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
200.330.154
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag ouders op verzoek van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun twee minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Mercanoğlu, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die haar verzoek om alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen had afgewezen. De vader, die ook betrokken was in de procedure, heeft in een mailbericht aangegeven dat hij het verstandig vindt om de strijd met de moeder te stoppen en haar het gezag over de kinderen te geven.

De procedure in hoger beroep omvatte een mondelinge behandeling op 11 januari 2024, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de ondertoezichtstelling van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. De vader had de kinderen al anderhalf jaar niet meer gezien en maakte geen gebruik van zijn recht om informatie over hen op te vragen.

Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen was om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. De beslissing is genomen met inachtneming van de wensen van de kinderen, de standpunten van de ouders, de GI en de raad. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de moeder toekomt, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.154
(zaaknummer rechtbank Overijssel 293427)
beschikking van 27 februari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 10 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met productie, ingekomen op 25 juli 2023, en
  • een mailbericht van de vader van 20 oktober 2023.
2.2
De na te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben op 8 januari 2024 ieder afzonderlijk met mr. Van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 11 januari 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader,
  • twee vertegenwoordigers van de GI,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2008.
De ouders zijn samen belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 14 januari 2022 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 12 januari 2023. Bij beschikking van 25 november 2022 is deze ondertoezichtstelling verlengd tot 12 januari 2024. De ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] is daarna niet meer niet verlengd.
3.3
Sinds 5 juli 2022 is [de minderjarige1] met een machtiging tot uithuisplaatsing uit huis geplaatst in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om alleen te worden belast met het gezag over de kinderen afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en haar verzoek om alleen te worden belast met het gezag over de kinderen alsnog toe te wijzen.
4.3
Bij mailbericht van 20 oktober 2023 heeft de vader het hof bericht dat het hem verstandig lijkt de strijd met de moeder te stoppen en aan haar het gezag te geven over de kinderen.

5.De motivering van de beslissing

de wet
5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
standpunten
5.2
De moeder stelt dat de rechtbank niet heeft gemotiveerd waarom eenhoofdig gezag slecht zou zijn voor de kinderen. Verder heeft de rechtbank volgens de moeder ten onrechte overwogen dat beëindiging van het gezag van de vader niet nodig is omdat hij altijd toestemming verleent als er beslissingen over de kinderen moeten worden genomen. Gezamenlijk gezag bestaat volgens de moeder uit meer dan toestemming verlenen.
5.3
De vader wil niet langer het gezag over de kinderen hebben. De vader vindt rust voor de kinderen belangrijker dan dat hij strijd met de moeder blijft voeren over het gezag. De vader verwacht dat de kinderen in de loop van de tijd vanzelf weer naar hem toekomen als er meer rust is. Zijn deur zal altijd open blijven staan voor de kinderen.
5.4
De GI vindt dat het hof het verzoek van de moeder haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten alsnog moet toewijzen. De vader heeft geen contact meer met de kinderen en hij heeft het afgelopen jaar ook geen gebruik gemaakt van zijn recht om informatie op te vragen over de kinderen of om op gesprekken te komen. Voor de GI weegt in dit geval de rust die beëindiging van het gezag de kinderen zal geven het zwaarste en is beëindiging van het gezag van de vader op zijn plaats.
advies raad
5.5
De raad heeft zijn standpunt ten opzichte van zijn advies aan de rechtbank gewijzigd. Aangezien de vader op de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft bevestigd dat hij geen gezag meer over de kinderen wil en de vader ook geen gebruik meer maakt van zijn recht om bij derden, zoals school, te informeren over de kinderen, heeft de vader onvoldoende zicht op de kinderen om gezagsbeslissingen te kunnen nemen. Beëindiging van het gezag is de trieste uitkomst van de strijd die de ouders met elkaar hebben gevoerd. De raad adviseert dan ook de bestreden beschikking te vernietigen en het gezag van de vader te beëindigen.
oordeel hof
5.6
Het hof is het eens met de ouders en de GI en het advies van de raad om de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.7
[de minderjarige1] heeft verteld dat het gezamenlijk gezag wat haar betreft zo mag blijven. [de minderjarige2] vindt het beter als de moeder alleen met het gezag over hem is belast. In de eerste plaats omdat de moeder het meeste over hem weet en in de tweede plaats is [de minderjarige2] bang dat de vader zijn handtekening niet zal zetten voor zaken waarvoor dat nodig is (zoals hulpverlening of school).
5.8
In de twee jaar dat er door middel van een ondertoezichtstelling is geprobeerd de communicatie tussen de ouders in het belang van de kinderen te verbeteren, is dit niet gelukt.
De kinderen hebben veel last gehad van die strijd en zijn daarin klem komen te zitten.
De vader heeft beide kinderen al ongeveer anderhalf jaar niet meer gezien. De vader stelt zich niet tot nauwelijks op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen in het leven van de kinderen, bijvoorbeeld door het vragen van informatie over de kinderen bij de gezinsvoogd of school. Dat betekent dat de vader geen enkele ingang meer heeft om op een goede wijze invulling te kunnen geven aan zijn gezag. Onder deze omstandigheden weegt het belang dat de kinderen hebben bij de rust die zij ervaren door beëindiging van het gezag van de vader, zwaarder dan het belang dat zij erbij hebben dat de vader door middel van het gezag nog enigszins in beeld blijft voor de kinderen. Bij deze afweging speelt een belangrijke rol dat de vader het gezag ook niet meer wil.
5.9
Deze beslissing vindt het hof in het belang van zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] , ook al heeft [de minderjarige1] verteld er anders over te denken. Haar mening telt zwaar voor het hof. Maar dat geldt ook voor de mening van de ouders, de GI en het advies van de raad. Volgens de inschatting van de GI blijft de onrust die de discussie over het gezag bij [de minderjarige1] geeft toch boven haar hoofd hangen en is het beter voor haar wanneer dit niet zo is. Dat is het hof ook van oordeel, zeker nu [de minderjarige1] in een belangrijke fase van haar leven is waarin zij de stap naar volwassenheid zet en daar op zeer positieve wijze mee bezig is. Omdat [de minderjarige1] [in] 2024 achttien jaar wordt is er ook nog maar een korte periode sprake van ouderlijk gezag over haar. Alles tegen elkaar afgewogen, is het hof van oordeel dat de vader, met wie [de minderjarige1] al lang geen contact meer heeft, in het belang van de rust voor [de minderjarige1] ook voor de korte periode tot aan [in] 2024 geen gezag meer over haar moet hebben.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 10 juli 2023, en opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over:
[de minderjarige1] , geboren [in] 2006, en
[de minderjarige2] , geboren [in] 2008;
bepaalt dat aan de moeder voortaan het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] toekomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, M.H.F. van Vugt en A.E. Grosscurt, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 27 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.