In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun twee minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Mercanoğlu, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die haar verzoek om alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen had afgewezen. De vader, die ook betrokken was in de procedure, heeft in een mailbericht aangegeven dat hij het verstandig vindt om de strijd met de moeder te stoppen en haar het gezag over de kinderen te geven.
De procedure in hoger beroep omvatte een mondelinge behandeling op 11 januari 2024, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de ondertoezichtstelling van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. De vader had de kinderen al anderhalf jaar niet meer gezien en maakte geen gebruik van zijn recht om informatie over hen op te vragen.
Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen was om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. De beslissing is genomen met inachtneming van de wensen van de kinderen, de standpunten van de ouders, de GI en de raad. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de moeder toekomt, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.