ECLI:NL:GHARL:2024:1406

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
21-001057-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en witwassen met voorwaardelijke gevangenisstraf en geldboete

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1945 en woonachtig in Nederland, was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift en witwassen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een geldboete van € 152.000,-. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte is in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor bepaalde onderdelen van de tenlastelegging, maar het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk doen opnemen van een valse opgave in een hypotheekakte en aan witwassen. De verdachte had samen met een medeverdachte een hypotheekrecht gevestigd op een woning, terwijl in werkelijkheid geen lening of andere verplichting tegenover stond. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld dat hij ontving van de medeverdachte afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een geldboete van € 152.000,-, bij niet betalen te vervangen door 365 dagen hechtenis.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001057-21
Uitspraak d.d.: 14 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 15 februari 2021 met parketnummer 08-993092-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1945,
wonende te [postcode] [woonplaats] ( [land] ), [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. I.P. de Groot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte voor hetgeen door de rechtbank onder 1 en 2 bewezen is verklaard veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is aan verdachte een geldboete opgelegd voor het bedrag van € 152.000,-, subsidiair 365 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een enigszins andere bewezenverklaring komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Bij inleidende dagvaarding is aan verdachte onder 1, sub B, ten laste gelegd kort gezegd dat hij (in vereniging) in een hypotheekakte van 20 september 2012 een valse opgave heeft laten opnemen en is aan hem onder 2, onderdeel A – Loan back, vierde gedachtestreepje ten laste gelegd kort gezegd dat hij in het kader van witwassen (in vereniging) een (tweede) hypotheekrecht heeft laten vestigen op een woning in [plaats 1] tot een bedrag van € 500.000,-.
De rechtbank heeft verdachte hiervan vrijgesproken.
Het hoger beroep is blijkens de akte instellen hoger beroep van 18 februari 2021 onbeperkt ingesteld en dus ook tegen deze vrijspraken gericht. Het hof is van oordeel dat deze vrijspraken zien op losstaande feiten zodat daartegen, gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen hoger beroep open staat. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep. Deze feiten zijn daarom niet meer in de weergave van de tenlastelegging onder 1 en 2 opgenomen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 14 oktober 2010 en/of 20 september 2012, te [plaats 3] ,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
in een hypotheekakte, zijnde een authentieke akte, op 14
oktober 2010 te [plaats 3] verleden door notaris [notaris 2] als
plaatsvervanger van notaris [notaris 1] , (beide) notaris met plaats van vestiging
[plaats 3] , (opzettelijk) een valse opgave heeft doen opnemen aangaande een feit
van welks waarheid de akte moet doen blijken,
bestaande de valse opgave hierin dat in vorenbedoelde hypotheekakte in
strijd met de waarheid is opgenomen dat
A (Hypotheekakte 14 oktober 2010)
- een hypotheekrecht is gevestigd tot een bedrag van EUR 700.000 (te
vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en kosten) op
een woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] ten behoeve
van [verdachte] en/of [naam 2] ;
(Vindplaats: D-080)
zulks met het oogmerk om die akte of een afschrift daarvan te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid;
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen),
in of omstreeks de periode van 12 augustus 2010 tot en met 4 februari 2014,
in [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, en/of
in Zwitserland ,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), en/of
een of meer rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
- van een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer EUR
700.000,-), en/of
- van een woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] ,
(sub a)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven
voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben
gehad; en/of
(sub b) heeft omgezet en/of van een of meer geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
door toen en daar (telkens) opzettelijk,
(al dan niet in onderlinge samenhang beziend)
(A - Loan back)
- een of meer geldbedrag(en) van een of meer bankrekening(en) die te naam
was/waren gesteld van [bedrijf 2 Ltd] (tot een totaal bedrag van
EUR 700.000) te ontvangen op een of meer bankrekening(en) die op zijn,
verdachtes, naam was/waren gesteld met als omschrijving reimbursement of
loan en/of as per shareholder agreement en/of Net Dividend; en/of
(Vindplaats: D-063, D-158 tot en met D-163, D-177)
- ( vervolgens) een geldbedrag , te weten EUR 700.000, te storten op de
derdengeldrekening van Notariskantoor [notaris 1] , (terwijl de koopsom
eigenlijk gefinancierd was door [medeverdachte] en/of [naam 1] ); en/of
(Vindplaat: D-083)
- ( vervolgens) een hypotheekrecht te (laten) vestigen tot een bedrag van EUR
700.000 (te vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en
kosten) op een woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] ten
behoeve van hem, verdachte, en/of [naam 2] met als
hypotheekgever(s) [medeverdachte] en/of [naam 1] ; en/of
(Vindplaats: D-080)
- ( vervolgens) een of meer (fictieve) rentebetaling(en) te ontvangen van
[medeverdachte] en/of [naam 1] ;
(Vindplaats D-181, D-182, D-183)
en/of
- een of meer geldbedrag(en), en/of
(sub b)
voorhanden heeft gehad en/of overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) - dan wel
redelijkerwij(s)(ze) moest(en) vermoeden -, dat dat/die geldbedrag(en) en/of
de woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld – kort en zakelijk weergegeven – dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit – kort en zakelijk weergegeven – dat verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe in de kern aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geen oogmerk heeft gehad op misleiding. Sluitend bewijs ontbreekt dat verdachte doelbewust heeft meegewerkt aan een valse schuldbekentenis en dus aan een valse hypotheekverstrekking. Wat betreft het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte er niet van op de hoogte was dat het bedrag van € 700.000,- afkomstig was van enig misdrijf. Ook behoorde hij dat niet te weten, zodat volgens de raadsman niet kan worden gezegd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat op basis van de tenlastelegging enkel het witwassen van een bedrag van € 351.385,21 bewezen kan worden.
Beoordeling door het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de hieronder gebezigde bewijsmiddelen. [1] Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof zal – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank na eigen onderzoek onderschrijft – overwegingen van de rechtbank citeren en die dan gecursiveerd weergeven. Waar in de cursief weergegeven tekst ‘de rechtbank’ of ‘vonnis’ staat vermeld, moet respectievelijk ‘het hof’ en ‘arrest’ worden gelezen.
[bedrijf Ltd] Malta
[bedrijf Ltd] op Malta (hierna: [bedrijf Ltd] Malta) is op 11 oktober 2006 geregistreerd in Malta. [2] Verdachte en [medeverdachte] waren vanaf de oprichting tot 4 mei 2010 beiden voor 40% aandeelhouder van [bedrijf Ltd] Malta. [3] Na 4 mei 2010 zijn verdachte en [medeverdachte] beiden voor de helft aandeelhouder. [4] Het bedrijf werd bestuurd door de heer [directeur] , directeur van trustkantoor [trustkantoor] te Malta. [bedrijf Ltd] Malta heeft geen eigen personeel, beschikt niet over voorraden en de beslissingen aangaande [bedrijf Ltd] Malta werden door [medeverdachte] genomen. Uit de jaarstukken over 2009 en correspondentie van verdachte blijkt dat de enige waarde die [bedrijf Ltd] Malta heeft, voortvloeit uit een vordering van [bedrijf Ltd] Malta op [bedrijf BV] ten bedrage van € 278.274,--. [5]
Getuige [directeur] heeft verklaard op de vraag wie er diensten en/of goederen afnemen van [bedrijf Ltd] Malta: “ [bedrijf 2 Ltd] ”(het hof begrijpt: [bedrijf 2 Ltd] )
. Het wordt doorberekend. Het gaat niet om werkelijke aankopen. [6]
[bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis
Op 3 mei 2007 is [bedrijf 2 Ltd] geregistreerd in St. Kitts and Nevis (hierna: [bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis). [7] Verdachte en [medeverdachte] bezaten ieder 40% van de aandelen en zij waren beiden ‘Ultimate Beneficial Owner (UBO, uiteindelijke belanghebbende) in [bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis. Vanaf 4 mei 2010 zijn beiden ook van deze onderneming voor de helft aandeelhouder en zij blijven beiden UBO. [8] Uit de door [bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis gestuurde facturen over de jaren 2006 tot en met 2013 wordt vermeld dat zij marketing en sales werkzaamheden hebben verricht voor [bedrijf Ltd] Malta. [9] Op die facturen staan echter geen bankrekeningnummers vermeld.
[bedrijf Groep]
In de periode van 1 januari 2006 tot 31 december 2009 hield verdachte 26 aandelen in [bedrijf BV] (Kamer van Koophandel (KvK) nummer [nummer 1] ). Daarnaast hield [medeverdachte] vanaf 2006 twaalf aandelen in [bedrijf BV] . Vanaf 1 januari 2010 zijn beiden ook van deze onderneming voor de helft aandeelhouder. [10] Vanaf 21 december 1998 tot 1 januari 2010 was [medeverdachte] ook directeur van [bedrijf BV] . Per 28 mei 2010 werd van de rechtspersoon [bedrijf BV] de statutaire naam gewijzigd in [bedrijf Holding BV] . [11] Op 15 september 2010 werd vervolgens een nieuwe rechtspersoon met de naam [bedrijf BV] (KvK nummer [nummer 3] ) opgericht. Vanaf het moment van oprichting tot 14 december 2011 is [bedrijf Holding BV] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf BV] . [12] Na 14 december 2011 is [bedrijf Holding BV] een belang van 90 % in [bedrijf BV] blijven houden en staan de overige 10 % van de aandelen op naam van SPW Holding BV. [13]
De rechtbank stelt op basis van het hiervoor overwogene in onderling verband en samenhang bezien vast dat door de bedrijven [bedrijf Ltd] Malta en [bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis geen bedrijfsactiviteiten werden verricht.
In dit vonnis dient onder [bedrijf BV] zowel [bedrijf Holding BV] (voorheen [bedrijf BV] , met KvK nummer [nummer 1] ) en [bedrijf BV] (KvK nummer [nummer 3] ) te worden begrepen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (valse opgave in authentieke akte)
De rechtbank stelt op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
De hypotheekakte van 14 oktober 2010
In 2010 heeft medeverdachte [medeverdachte] in privé de woning aan de [adres] te [plaats 1] gekocht voor € 865.000,--. [14]
In een e-mail die [medeverdachte] op 2 september 2010 aan [directeur] heeft gestuurd schrijft hij dat aan [verdachte] een bedrag van € 700.000,-- moet worden overgemaakt, met als omschrijving ‘dividend’. [medeverdachte] stelt in die e-mail dat dit de dividend warrants zijn waar hij, verdachte, als aandeelhouder van [bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis toe gerechtigd is. [15]
Vervolgens laat [medeverdachte] in een e-mail van 3 september 2010 aan [directeur] weten dat het genoemde bedrag niet onder omschrijving van ‘dividend’ moet worden overgemaakt, maar dat daarbij ‘reimbursement of loan’ moet worden vermeld. [16]
Uit de bankafschriften van verdachte volgt dat op 6 september 2010 en 7 september 2010 een aantal overboekingen heeft plaatsgevonden, waardoor verdachte in totaal ongeveer
€ 700.000,-- op zijn rekening gestort heeft gekregen, aanvankelijk onder vermelding van: ‘as per shareholder agreement’ en vervolgens onder de vermelding van ‘reimbursement of loan’. [17] Vervolgens werd op 12 oktober 2010 een bedrag van € 700.000,-- door verdachte overgeboekt naar notaris [notaris 1] , ten behoeve van de financiering van de hiervoor genoemde woning van[medeverdachte]
. [18] [medeverdachte] en zijn echtgenote hebben een hypotheekrecht ten gunste van verdachte gevestigd tot een bedrag van € 700.000,--, te vermeerderen met rente en kosten begroot op € 245.000,--, derhalve in totaal tot een bedrag van € 945.000,--, op de woning aan de [adres] in [plaats 1] . [19] In die akte is opgenomen dat het hypotheekrecht wordt gevestigd tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen verdachte blijkens zijn administratie van [medeverdachte] en zijn echtgenote, zowel van hen samen als van ieder van hen afzonderlijk, te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van:
“- verstrekte en/of te verstrekken geldleningen,
- verleende en/of te verlenen kredieten,
- door de debiteur ten behoeve van de schuldeiser gestelde en/of te stellen

borgtochten en/of contragaranties,

- door de schuldeiser afgegeven en/of af te geven borgtochten en/of (schuldeiser)garanties,
- huidige en/of toekomstige parallelle schulden jegens de schuldeiser als zekerhedenagent,
- huidige en/of toekomstige regresvorderingen,
- huidige en/of toekomstige vorderingen krachtens subrogatie,
- huidige en/of toekomstige financiële instrumenten, waaronder mede begrepen derivatencontracten, en/of
- uit welken anderen hoofde dan ook.”
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman betoogd dat verdachte nog een vordering had op [medeverdachte] uit het verleden en dat zij nog met elkaar moesten afrekenen. Zij hebben die ten onrechte betiteld als een “ereschuld”. Achteraf bleek die vordering begroot te kunnen worden op een bedrag van € 636.849,-.
Het hof acht deze stelling van de verdediging niet aannemelijk geworden, nu deze schuld nergens is gedocumenteerd en uit de overige inhoud van het dossier evenmin steun is te vinden voor het bestaan van een dergelijke vordering van verdachte op [medeverdachte] . De enkele bijlage bij de pleitnota met daarin een opsomming van enkele bedragen en een totaalbedrag dat een vordering van verdachte op [medeverdachte] zou moeten inhouden is daartoe volstrekt ontoereikend. Ten overvloede merkt het hof op dat de stelling dat sprake zou zijn van enige vordering in strijd is met de inhoud van genoemde e-mails en de omschrijvingen bij de overboekingen.
Het hiervoor overwogene en in het bijzonder het gegeven dat verdachte in totaal een bedrag van (ongeveer) € 700.000,-- van [medeverdachte] kreeg overgemaakt dat overeenkomt met het aan [medeverdachte] toekomende dividend, net voordatverdachte
zelf een bedrag van € 700.000,-- overmaakte aan de notaris, leidt de rechtbank tot de conclusie dat tegenover het hypotheekrecht geen lening of andere (financiële) verplichting van [medeverdachte] stond. Naar het oordeel van de rechtbank wilde verdachte met het doen opstellen van de hypotheekakte van 14 oktober 2010 fingeren dat [medeverdachte] dit bedrag van verdachte had geleend en tot zekerheid van nakoming van zijn verplichting tot terugbetaling van die ‘lening’ aan verdachte, vermeerderd met rente en kosten, ten gunste van verdachte een recht van hypotheek op de hiervoor genoemde woning met aanhorigheden werd gevestigd, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van een lening maar van een zogenaamde loan-back constructie.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] in de hypotheekakte van 14 oktober 2010 in strijd met de waarheid heeft doen opnemen dat een hypotheekrecht wordt gevestigd tot zekerheid voor de betaling van schulden uit hoofde van een geldlening van € 700.000,--, vermeerderd met rente en kosten, terwijl op het moment van het vestigen van dat hypotheekrecht geen lening of andere (financiële) verplichtingen van [medeverdachte] en/of zijn echtgenote tegenover stonden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (opzet- dan wel schuldwitwassen)
De rechtbank dient als eerst de vraag te beantwoorden of het geld dat verdachte ontving een criminele herkomst had. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vennootschapsbelasting
Door [bedrijf Ltd] Malta werden facturen aan [bedrijf BV] gestuurd, die vervolgens door [bedrijf BV] als zakelijke kosten werden opgevoerd, terwijl, zoals vastgesteld, door [bedrijf Ltd] Malta helemaal geen bedrijfsactiviteiten plaatsvonden. [20] Door deze constructie werd een aftrekpost voor de vennootschapsbelasting gecreëerd. Ook werden door [bedrijf Ltd] Malta facturen aan derden gestuurd, terwijl de op die facturen genoemde werkzaamheden feitelijk door [bedrijf BV] hadden plaatsgevonden. [21] Hierdoor werd omzet verschoven van [bedrijf BV] naar [bedrijf Ltd] Malta, waardoor te weinig omzet in [bedrijf BV] werd verantwoord. Vervolgens werden door [bedrijf BV] over de jaren 2006 tot en met 2012 opzettelijk onjuiste aangiften vennootschapsbelasting gedaan, waardoor in die jaren te weinig vennootschapsbelasting werd afgedragen. [22]
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van de onderneming is voldaan, aangezien de onderneming geadresseerde is van de norm en de verboden gedragingen aan de ondernemingen kunnen worden toegerekend, nu deze bij uitstek gelden als gedragingen verricht in de sfeer van deze rechtspersonen. De rechtbank acht het opzet van [bedrijf BV] ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op de feitelijke gang van zaken binnen de ondernemingen en het gevoerde beleid door de (feitelijke) directie zoals hiervoor beschreven.
De rechtbank stelt op grond van het hiervoor overwogene en in het bijzonder de centrale rol die [medeverdachte] binnen [bedrijf BV] , [bedrijf Ltd] Malta en [bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis heeft gespeeld en de wijze van verantwoording van omzet binnen de aan hem gelieerde bedrijven, vast dat [medeverdachte] opzettelijk feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen van opzettelijke onjuiste aangiften vennootschapsbelasting door [bedrijf BV] . Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de bedragen die door [medeverdachte] aan verdachte zijn overgemaakt, met een totaal van ongeveer € 700.000,--,geheel of gedeeltelijk
van misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap dan wel vermoeden van criminele herkomst
Vervolgens dient te worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte was betrokken bij de oprichting van [bedrijf Ltd] Malta en [bedrijf 2 Ltd] St. Kitts and Nevis. Ook blijkt uit de e-mailcorrespondentie van [medeverdachte] met het trustkantoor op Maltadat hij
‘de informatie zou delen met zijn partners’. [23] Verdachte is daarnaast tenminste één keer bij een bespreking geweest op Malta, gelet op de e-mailwisseling van 26 april 2011. [24] Het hof maakt hieruit op dat verdachte ook betrokken was bij de bedrijfsvoering.
Voorts heeft verdachte kennis genomen van de e-mailwisseling tussen [medeverdachte] en [directeur] , waarin de overboekingen naar verdachte van in totaal ongeveer € 700.000,-- werden besproken. [25] In deze e-mailwisseling werd expliciet uiteengezet welke bedragen van welke bankrekeningen met welke omschrijvingen naar verdachte dienen te worden overgemaakt. Verdachte werd CC in deze mailwisseling meegenomen en heeft daarvan kennis genomen.
Voorts heeft verdachte met [medeverdachte] een constructie opgezet met fictieve rentebetalingen, waarbij de door [medeverdachte] betaalde rente onderling werd verrekend, zodat feitelijk geen rente werd betaald. [26]
Het hof is van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden ten aanzien van zowel het onder 1 als onder 2 tenlastegelegde, in onderling verband en samenhang bezien, maken dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wist dat de € 700.000,- die hij van [medeverdachte] ontving in ieder geval deels afkomstig was uit enig misdrijf. Verdachte wist namelijk dat hij geldbedragen ontving afkomstig uit dividendrechten van medeverdachte [medeverdachte] , waar geen financiële verplichting tegenover stond. Van het bestaan van een vordering van verdachte op [medeverdachte] is immers niet gebleken. Met het vervolgens doen opnemen van een valse opgave in de hypotheekakte van 14 oktober 2010 was - zoals het hof hiervoor heeft overwogen - geen ander doel gediend dan het verschaffen van een legitieme herkomst aan het geldbedrag van ongeveer € 700.000,- afkomstig van de Maltese bankrekeningen.
Verbergen en/of verhullen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is tot slot vereist dat sprake is van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
Door verdachte is een bedrag van € 700.000,-- overgeboekt naar de derdenrekening van notaris [notaris 1] voor de aankoop van de privéwoning van [medeverdachte] . Tussen verdachte enerzijds (voorgewende schuldeiser) en [medeverdachte] en zijn vrouw anderzijds (voorgewende hypotheekgevers) werd een hypotheekakte opgesteld. Door het bedrag dat hij had ontvangen van [medeverdachte] weer terug te lenen in de vorm van een hypothecaire geldverstrekking aan die [medeverdachte] , heeft verdachte een schijnbaar legale inkomstenbron gecreëerd voor [medeverdachte] , waarmee [medeverdachte] trachtte te verhullen dat het aankoopbedrag voor de woning met crimineel geld werd gefinancierd. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst en rechthebbende van dat gelden de woning
en tevens aan het overdragen, voorhanden hebben en omzetten van dat geld.
Conclusies
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] opzettelijk heeft schuldig gemaakt aan witwassen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij omstreeks 14 oktober 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een
natuurlijke persoon, in een hypotheekakte, zijnde een authentieke akte, op 14 oktober
2010 te [plaats 3] verleden door notaris [notaris 2] als plaatsvervanger van notaris [notaris 1] , beiden notaris met plaats van vestiging [plaats 3] , opzettelijk een valse
opgave heeft doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen
blijken,
bestaande de valse opgave hierin dat in vorenbedoelde hypotheekakte in strijd met de waarheid is opgenomen dat
- een hypotheekrecht is gevestigd tot een bedrag van EUR 700.000 (te vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en kosten) op een woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] ten behoeve van [verdachte] en/of [naam 2]
;
zulks met het oogmerk om die akte of een afschrift daarvan te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid;
2.
hij in de periode van 12 augustus 2010 tot en met 4 februari 2014, in Nederland, en/of
in Zwitserland , tezamen en in vereniging met een natuurlijk persoon,
- van geldbedragen tot een totaalbedrag van ongeveer EUR 700.000,-, en
- van een woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] ,
(sub a)
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, en
(A - Loan back)
- geldbedragen (tot een totaal bedrag van EUR 700.000) te ontvangen op een bankrekening die op zijn, verdachtes, naam was gesteld met als omschrijving
reimbursement of loan, en
- vervolgens een geldbedrag , te weten EUR 700.000, te storten op de
derdengeldrekening van Notariskantoor [notaris 1] , (terwijl de koopsom eigenlijk
gefinancierd was door [medeverdachte] ); en
- vervolgens een hypotheekrecht te laten vestigen tot een bedrag van EUR 700.000 (te vermeerderen met EUR 245.000 aan renten, vergoedingen, boeten en kosten) op een
woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] ten behoeve van hem, verdachte, en [naam 2] met als hypotheekgevers [medeverdachte] en [naam 1]
; en
- vervolgens fictieve rentebetalingen te ontvangen van [medeverdachte] en/of [naam 1]
;
terwijl hij, verdachte, en zijn medeverdachte wisten dat die geldbedragen en de woning gelegen aan de [adres] in [plaats 1] - onmiddellijk of middellijk – mede afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft betoogd dat ingeval van een bewezenverklaring sprake is van een voortgezette handeling, kort gezegd nu het bewezenverklaarde in dat geval is terug te voeren op één ongeoorloofd wilsbesluit.
Het hof is van oordeel dat gelet op bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad niet kan worden gezegd dat de bewezenverklaarde feiten zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Bovendien is geen sprake van soortgelijke feiten met een vergelijkbare strekking. Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde een meerdaadse samenloop oplevert en geen voortgezette handeling. Het hof verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft bij repliek gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maximale geldboete van € 152.000,-.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht – kort en zakelijk weergegeven – bij een bewezenverklaring artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen en subsidiair, met toepassing van artikel 56 Sr, te volstaan met oplegging van een gematigde geldboete.
Beoordeling door het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof zal – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank onderschrijft – overwegingen van de rechtbank citeren en die dan gecursiveerd weergeven. Waar in de cursief weergegeven tekst ‘de rechtbank’ staat vermeld, moet ‘het hof’ worden gelezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen van een valse opgave in een hypotheekakte. Verdachte deed voorkomen alsof hij een hypotheekrecht vestigde op de woning van medeverdachte [medeverdachte] , terwijl hij in feite hetzelfde bedrag als de hypothecaire lening bedraagt, kort daarvoor van die [medeverdachte] had ontvangen. Het van [medeverdachte] ontvangen geld was afkomstig van een door die [medeverdachte] gepleegd strafbaar feit, en verdachte wist dit ook. Verdachte heeft hierdoor een schijnbare legale bron gecreëerd voor [medeverdachte] .Verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan witwassen.
Witwassen van uit misdrijf afkomstige gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien heeft het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen een sterk corrumperende werking en faciliteert dit veelal ander strafbaar handelen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de rechterlijke oriëntatiepunten bij fraude. Uit het bewezenverklaarde volgt dat er uiteindelijk een bedrag van ongeveer € 700.000,- is overgemaakt vanuit Malta naar de notaris in Nederland via de bankrekening van verdachte in Zwitserland . Daarvan is naar het oordeel van het hof in elk geval een deel, ruwweg circa 20 procent (zijnde het tarief ten tijde van het tenlastegelegde) aan ontdoken vennootschapsbelasting in Nederland, te weten een bedrag van ongeveer € 140.000,-, aan te merken als fiscaal benadelingsbedrag. Bij een benadelingsbedrag van € 125.000,- tot € 250.000,- is als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden vermeld.
Daarnaast houdt het hof rekening met een schending van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep. Als startpunt van de redelijke termijn hanteert het hof de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte] op 10 juni 2014. De rechtbank heeft uitspraak gedaan op 15 februari 2021, derhalve ongeveer zes jaar en acht maanden na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank heeft in haar vonnis met deze overschrijding al rekening gehouden. Hierna heeft verdachte op 18 februari 2021 hoger beroep ingesteld en het hof doet einduitspraak op 14 februari 2024, derhalve circa drie jaar later. Het hof stelt de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep daarom vast op ongeveer een jaar.
Verder houdt het hof rekening met de justitiële documentatie van verdachte van 5 januari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Alles afwegende is het hof met de rechtbank van oordeel dat in beginsel passend is oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een geldboete. In verband met de schending van de redelijke termijn in hoger beroep zal het hof de gevangenisstraf bepalen op zes maanden. Net als de rechtbank zal het hof de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen, vanwege de leeftijd en de slechte gezondheidstoestand van verdachte. Het hof zal de geldboete met inachtneming van het bepaalde in artikel 57 Sr en gelet op het geldende maximale boetebedrag van categorie 5 in de bewezenverklaarde periode, vaststellen op het maximale bedrag van
€ 152.000,-, bij niet verrichten te vervangen door 365 dagen hechtenis.
Het hof wijkt met deze strafoplegging af van de eis van de advocaat-generaal, nu die naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 57, 63, 227 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen hetgeen onder feit 1 sub B en onder feit 2, onderdeel A – Loan back, vierde gedachtestreepje is ten laste gelegd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 152.000,00 (honderdtweeënvijftigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. M.L. Plas en mr. G. Voorhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.A. Hoekstra, griffier,
en op 14 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L. Plas en mr. G. Voorhorst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 februari 2024.
Tegenwoordig:
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. C.C.M. Poland, advocaat-generaal,
mr. N.E. Renders, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Zwolle met dossiernummer 54759. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.D-046, pagina 1394.
3.AMB-026, pagina 564; D-084, pagina’s 1510 tot en met 1520.
4.AMB-026, pagina 565, D-131
5.D-097, pagina’s 1588 tot en met 1590; D-166, pagina’s 1857 tot en met 1872.
6.G-001-01a, pagina 211.
7.D-132, pagina’s 1691 tot en met 1710.
8.AMB-026, pagina’s 566 en 567; D-018, pagina 1339.
9.D-225 tot en met D-231, pagina’s 2169 tot en met 2175 en D-242 tot en met D-249, pagina’s 2270 tot en met 2340.
10.AMB-026, pagina’s 568 tot en met 570.
11.D-135, pagina’s 1717 tot en met 1727.
12.D-140, pagina’s 1766 tot en met 1770.
13.D-142, pagina’s 1775 tot en met 1804.
14.D-078, pagina’s 1480 tot en met 1488.
15.D-063, pagina 1440.
16.D-063, pagina 1439.
17.D-160, pagina 1847; D-161, pagina 1848; D-162, pagina 1849; D-163, pagina 1850.
18.D-083, pagina’s 1508 en 1509.
19.D-080, pagina’s 1491 tot en met 1497.
20.D-218 tot en met D-224, pagina’s 2153 tot en met 2168.
21.D-233 tot en met D-241, pagina’s 2177 tot en met 2269.
22.AMB-029, pagina’s 618 tot en met 728; 1-PV, pagina’s 100 tot en met 120.
23.D-069, pagina’s 1459 tot en met 1461.
24.D-062, pagina’s 1437 en 1438.
25.D-063, pagina’s 1439 tot en met 1443.
26.1-PV, pagina’s 42 tot en met 46; AMB-025; D-181 t/m D-183, pagina’s 2010 tot en met 2012;