ECLI:NL:GHARL:2024:1374

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
21-004482-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling in verband met het in hoger beroep gevoerde strafmaatverweer in een zaak van productie van amfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1989 en wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren wegens het bereiden en vervaardigen van amfetamine en het overtreden van de Wet milieubeheer. Tijdens de zitting op 7 februari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van voorarrest heeft geëist. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Tetteroo, die pleitte voor een lichtere straf, zoals een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren bracht.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de belangen van de maatschappij zwaarder wegen dan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had bijgedragen aan de grootschalige productie van amfetamine, wat ernstige gevolgen heeft voor de maatschappij en het milieu. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, met de aanvulling dat het vonnis wordt gehandhaafd, maar met inachtneming van het strafmaatverweer. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een bepaald feit. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld met de verklaring van de verdachte, waarin hij zijn rol in het drugslab beschrijft. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf van drie jaren als passend en noodzakelijk beoordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004482-22
Uitspraak d.d.: 21 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 oktober 2022 met parketnummer 18-245563-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De vordering strekt tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. Tetteroo, naar voren is gebracht.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde feit, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen. Het hof zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij voornoemd vonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, wegens
- kort gezegd - het telkens samen met anderen bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van de harddrug amfetamine, het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid amfetamine(-olie), het voorhanden hebben van voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen die bestemd waren voor het bereiden, bewerken, verwerken en/of vervaardigen van amfetamine(-olie) en het overtreden van de Wet milieubeheer.
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter. Het hof verenigt zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof het vonnis zal aanvullen in verband met het in hoger beroep gevoerde strafmaatverweer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep daarom onder aanvulling van gronden bevestigen.

Aanvulling van gronden

T.a.v. de strafoplegging
De verdediging heeft bij het hof bepleit om aan verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Mocht het hof dat een te grote stap vinden, dan heeft de verdediging bepleit om aan verdachte, naast een taakstraf, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daartoe is aangevoerd dat de rol van verdachte weliswaar juridisch is te kwalificeren als medepleger maar feitelijk tegen de rol van een medeplichtige aan schuurt. Verdachte was in het amfetaminelab aanvankelijk als beveiliger aanwezig en heeft van lieverlee ook hand- en spandiensten verricht ten behoeve van het productieproces. Verdachte ontkent evenwel "kok" te zijn geweest en hij kan evenmin worden aangemerkt als organisator. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft zijn leven thans op orde: hij werkt als zelfstandige, heeft een koopwoning en een relatie. Hij is na deze feiten niet opnieuw de fout in gegaan. Verder blijkt niet dat verdachte veel heeft verdiend aan het plegen van de feiten.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof ziet dat verdachte zijn leven weer heeft opgepakt en dat hij niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en/of justitie. Het hof heeft oog voor zijn persoonlijke omstandigheden en realiseert zich dat een detentie negatieve gevolgen zal hebben voor verdachte. Het hof is echter van oordeel dat niet alleen de persoonlijke belangen van verdachte bij de strafoplegging dienen te worden meegewogen, maar ook de belangen van de maatschappij. Verdachte heeft als medepleger bijgedragen aan de grootschalige productie van amfetamine. Productie van synthetische harddrugs is potentieel zeer lucratief. Met het oog op generale preventie is het van belang dat er een signaal naar de maatschappij uitgaat van de straffen die in dit soort zaken worden opgelegd. Het gaat om ernstige strafbare feiten, die over het algemeen grote negatieve gevolgen hebben voor de maatschappij en het milieu. Het hof verwijst in dit verband naar het vonnis van de rechtbank waarin deze gevolgen zijn weergegeven. Bovendien ging het in dit geval om een zeer groot en professioneel drugslab.
Het hof is daarom van oordeel dat een gevangenisstraf van drie jaren, zoals opgelegd door de rechtbank, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
T.a.v. de bewijsmiddelen
Het hof zal de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen aanvullen met de verklaring van verdachte, afgelegd bij het hof op 7 februari 2024, te weten:
“Ze vroegen iemand voor spierkracht omdat die kannen best wel wat wegen. Ik kende die mensen. Het was verleidelijk. Ik heb wel wat dingen aangegeven. Eerst werd ik gevraagd om te beveiligen, dan ga je wat dingen schoonmaken en dingen aangeven en dan kun je niet meer terug. Ik heb ook meegeholpen met dingen weggooien. Het klopt dat ik de koks heb geholpen. Het zou kunnen dat getuige [getuige] mij en [medeverdachte] heeft zien slepen met witte vaten.”

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 21 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.