Parketnummer: 21-002155-23
Uitspraak d.d.: 21 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 april 2023 met parketnummer
16-249103-22 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans verblijvende in P.I. [P.I. Naam] te [verblijfplaats] .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de advocaat-generaal,
en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Veen, alsmede van hetgeen door de benadeelde partijen en hun raadsman, mr. G.I. Roos, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 25 april 2023 verdachte veroordeeld ter zake van hetgeen hem onder 1 primair en onder 2 is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte is hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de toegewezen bedragen. Voor het meer gevorderde zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 16 september 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] , opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
1. subsidiairhij op of omstreeks 16 september 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of gebroken kaak en/of een of meer kneu(s)zing(en)/letsel aan/in het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, en/of een of meer gebroken tand(en), heeft toegebracht door een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag.
1. meer subsidiairhij op of omstreeks 16 september 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.hij op of omstreeks 16 september 2022 te [plaats] , openlijk, te weten, op/aan [straat 1] en/of [straat 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten
- die [benadeelde 4] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen/slaan en/of
- die [benadeelde 2] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of
- die [benadeelde 3] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen en/of
- die [benadeelde 1] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Midden-Nederland met zaaknummer [nummer] , inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] :
Op 16 september 2022 heb ik mijn winkel aan [straat 2] te [plaats] afgesloten. Ik zag dezelfde man staan die ook in de winkel zo hard schreeuwde tegen ons. Ik raakte in een discussie met deze man. Mijn zoon [benadeelde 3] kwam naar mij toe. Die man was heel agressief. Hij schreeuwde. Ik zag toen dat er een heleboel andere sterke mannen aan kwamen rennen. lk en mijn familie kregen enorm groot geweld over ons heen door die mannen. Ik zag en voelde dat er op ons werd geslagen en geschopt. Doorgaande achter elkaar. Het leek alsof er om en om door verschillende mannen maximaal op ons werd ingeslagen en geschopt.
Ik heb echt veel pijn.
Ik heb in het ziekenhuis begrepen dat ik het volgende letsel heb opgelopen:- Neus gebroken- Mijn kaak gebroken- 1 boventand is weg- 1 boventand zit los- Op mijn linkerslaap een grote bult- Grote wond op mijn rechter knie- Pijn op mijn linkerborst- Pijn op mijn achterhoofd- Diverse kneuzingen
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 37 e.v. in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Ik zag dat de kale man op mijn man begon in te slaan met zijn vuisten waar de andere mannen, die achter de kale man liepen, ook op mijn man begonnen in te slaan en te schoppen. Ik zag dat mijn man op de grond lag en zijn hoofd beschermde met zijn handen terwijl meerdere mannen op mijn man insloegen en schopten. Toen ik een van de mannen probeerde weg te trekken, kreeg ik gelijk een harde klap in mijn gezicht, bij mijn linkeroog. Hierbij voelde ik erg veel pijn. Ik zag dat mijn andere zoon. [benadeelde 3] , ook op de grond lag en dat ook hij geschopt en geslagen werd door meerdere mannen. Vervolgens zag ik dat de mannen die [benadeelde 3] mishandelden naar mijn zoon [benadeelde 4] toe liepen en ook op hem begonnen in te slaan en te schoppen. Ik zag dat [benadeelde 4] meerdere harde klappen op zijn hoofd kreeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 32 e.v. in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
Ik zag dat de man mijn vader tegemoet liep. Ik ben er toen tussen gekomen. Op dat moment kwamen er personen vanuit de richting van [straat 1] / [straat 3] richting ons rennen.
Ze begonnen meteen met slaan. Ik kreeg met een vuist een slag op mijn rechteroog. Ik had het gevoel dat ik total loss geslagen werd. Ik kreeg van alle kanten klappen en trappen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 37 e.v. in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [benadeelde 4] :
Ik zag dat mijn vader een klap kreeg. Ik zag dat ze mijn vader en broer verschillende trappen en klappen gaven. De mannen waren met een hele groep. Ik wilde ze uit elkaar halen. Op dat moment kreeg ik klappen. De klappen waren zo hard dat ik tintelingen kreeg in mijn hoofd. Ik voelde dat ze door gingen met slaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
16 september 2022, opgenomen op pagina 46 in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik geef hieronder kort en zakelijk weer wat ik heb waargenomen op de camerabeelden.
Ik zag dat er omstreeks 02:14:45 uur een groep van vijf mannen vanaf [straat 1] richting [straat 2] het beeld in kwamen lopen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
16 september 2022, opgenomen op pagina 53 e.v. in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik zie de volgende gebeurtenissen op fragment 2, [code] :
Man 1:Ik zie dat man 1 tegenover [benadeelde 1] gaat staan. Ik zie dat man 5, [medeverdachte 1] en man 4 bij hem komen staan. Ik zie dat [benadeelde 3] en [benadeelde 4] er ook bij komen staan. Ik zie dat man 1 met zijn rechter gebalde vuist een slaande beweging maakt naar de kaak van [benadeelde 4] . Ik zie dat [benadeelde 4] zijn gezicht wordt geraakt. Ik zie dat er een soort van grote worsteling tussen meerdere personen plaatsvindt. Ik zie dat man 1 met een gebalde vuist [benadeelde 1] vier keer op de linkerzijde van zijn gezicht slaat. Ik zie dat [benadeelde 1] tegelijk door man 1 en [medeverdachte 1] geslagen wordt.
Ik zie dat [benadeelde 1] na drie vuistslagen op zijn achterhoofd door man 1 op de grond valt. Ik zie dat man 1 nogmaals drie vuistslagen op het hoofd van [benadeelde 1] geeft. Ik zie dat man 1 vijf keer een slaande beweging maakt in de richting van het hoofd van [benadeelde 1] . Ik zie dat hij nogmaals twee vuistslagen in het gezicht van [benadeelde 1] geeft. Ik zie dat man 1 een schoppende beweging maakt in de richting van het hoofd van [benadeelde 1] . Ik zie dat man 1 nogmaals een schoppende beweging richting het hoofd van [benadeelde 1] maakt. Ik zie dat man 1 het hoofd van [benadeelde 1] heeft geraakt. Ik zie dat man 1 hierna een slaande beweging maakt in de richting van [benadeelde 2] .
Man 2, [medeverdachte 1] :Ik zie dat [medeverdachte 1] een vuistslag op het achterhoofd van [benadeelde 1] geeft. Ik zie dat [medeverdachte 1] twee keer [benadeelde 3] slaat. Ik zie dat [medeverdachte 1] [benadeelde 3] als een soort `boksbal' gebruikt. Ik zie dat hij met beide vuisten op het gezicht van [benadeelde 3] slaat. Ik zie dat [medeverdachte 1] drie keer een slaande beweging maakt. Ik zie dat [medeverdachte 1] nogmaals twee keer een slaande beweging maakt.
Ik zie dat [medeverdachte 1] drie keer in de richting van [benadeelde 1] zijn hoofd slaat. Ik zie dat man 1 op dat moment ook [benadeelde 1] slaat. Ik zie dat [benadeelde 3] nog steeds op de grond ligt. Ik zie dat [medeverdachte 1] met zijn voet op [benadeelde 3] 'stampt'. Ik zie dat hij drie keer een schoppende beweging maakt in de richting van [benadeelde 3] . Ik zie dat bij elke schop het lichaam van [benadeelde 3] een stukje beweegt. Ik zie bij een schop dat zijn hoofd naar achteren beweegt en weer terug naar voren. Ik zie ook dat de voet van [medeverdachte 1] niet verder kan dan het lichaam van [benadeelde 3] . Ik zie dat hij twee keer een slaande beweging maakt richting [benadeelde 4] zijn hoofd. Ik zie dat [medeverdachte 1] vervolgens een knietje geeft. Ik zie dat [medeverdachte 1] vervolgens nog twee keer een slaande beweging maakt richting [benadeelde 4] zijn rug.
Man 3, [medeverdachte 2] :Ik zie dat [medeverdachte 2] een vuistslag in het gezicht van [benadeelde 3] geeft. Ik zie dat hij met zijn rechterarm een slaande beweging maakt in de richting van [benadeelde 4] zijn gezicht. Ik zie dat [benadeelde 4] naar de overzijde van de straat rent. Ik zie dat [medeverdachte 2] hem volgt. Ik zie dat [medeverdachte 2] een slaande beweging in de richting van [benadeelde 4] zijn gezicht geeft. Ik zie dat [medeverdachte 2] hem zes keer slaat op zijn bovenlichaam. Ik zie dat [benadeelde 4] op de grond terecht komt. Ik zie dat [medeverdachte 2] een slaande beweging in de richting van [benadeelde 4] maakt. Ik zie dat hij een schoppende beweging in de richting van [benadeelde 4] maakt. Ik zie dat [medeverdachte 2] geholpen wordt door man 4. Ik zie dat [medeverdachte 2] tijdens het langsrennen een schop tegen het hoofd van [benadeelde 1] geeft. Ik zie dat [medeverdachte 2] twee keer een slaande beweging maakt in de richting van [benadeelde 4] . Ik zie dat [medeverdachte 2] wordt geholpen door zijn vader [medeverdachte 1] .
Man 4:Ik zie dat hij [benadeelde 3] duwt. Ik zie dat man 4 een slaande beweging maakt. Ik zie dat man 4 twee keer een schoppende beweging maakt. Ik zie dat [benadeelde 4] zijn lichaam beweegt. Ik zie dat man
4 met zijn rechterbeen een schoppende beweging in de richting van het hoofd van [benadeelde 1] maakt. Ik zie dat [benadeelde 1] op dat moment beweegt. Ik zie dat man 4 de schouder van [benadeelde 1] raakt.
Man 5:Ik zie dat man 5 drie keer een slaande beweging maakt in de richting van [benadeelde 1] . Ik zie dat man 5 twee keer een slaande beweging maakt in de richting van [benadeelde 1] . Ik zie dat man 5 twee keer een slaande beweging maakt in de richting van [benadeelde 4] zijn hoofd.
7. Het hof heeft tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting in hoger beroep d.d.
7 februari 2024 de camerabeelden getoond. Het hof heeft onder meer het volgende waargenomen:
Man 1 (het hof sluit aan bij de in bewijsmiddel 6 gegeven nummering) parkeert voorafgaand aan het geweldsincident een auto achter de witte bus. Vervolgens stapt man 1 samen met twee mannen uit deze auto. Ter hoogte van [bedrijfsnaam] , de zaak van aangever, verdwijnt man 1 even uit beeld.
Tijdens het geweldsincident stompt man 1 veelvuldig en met kracht aangever [benadeelde 1] in het gezicht en op het hoofd. Ook op het moment dat [benadeelde 1] al op de grond ligt. Bij dit stompen haalt man 1 zijn arm ver naar achteren. Vervolgens schopt hij ook tweemaal met geschoeide voet in de richting van het hoofd van [benadeelde 1] , waarbij hij in elk geval eenmaal met kracht het hoofd van [benadeelde 1] raakt op het moment dat [benadeelde 1] op de grond ligt. Man 1 haalt zijn been daarbij ver naar achteren en schopt vervolgens dusdanig tegen het hoofd van de op de grond liggende [benadeelde 1] dat het hoofd van [benadeelde 1] met een schok wordt verplaatst.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
22 september 2022, opgenomen op pagina 100 e.v. in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Door mij werd de inbeslaggenomen telefoon van verdachte [medeverdachte 1] onderzocht.
Ik zag in de telefoon dat op 16 september 2022 om 01:37 uur, een inkomend videogesprek was van het telefoonnummer [telefoonnummer] met daaraan gekoppeld de naam [verdachte] . Om 02:27 uur, heeft een uitgaand videogesprek plaatsgevonden met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betreft een gesprek kort na de openlijke geweldpleging. Met behulp van een vordering [code 2] Strafvordering blijkt dat dit telefoonnummer op naam staat van de verdachte [verdachte]
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
21 september 2022, opgenomen op pagina 107 in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik keek naar de foto en ik herkende meteen de persoon als een van de verdachten van de openlijke geweldpleging. Namelijk de man met het kale hoofd, in een roze trui/shirt die als eerste de confrontatie zoekt met een van de slachtoffers. Ik zag dat de persoon op de foto van het RDW en de persoon op de beelden volledig overeenkwamen. Ik herkende de persoon aan zijn kale hoofd, de vorm van zijn hoofd en zijn oogopslag. De persoon op de foto van de RDW betreft verdachte [verdachte] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
14 oktober 2022, opgenomen op pagina 212 e.v. in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 3 oktober 2022 werd door mij verdachte [verdachte] aangehouden en ingesloten voor verhoor. Ik herkende de verdachte [verdachte] als de man die op de camerabeelden een roze trui droeg en een kaal hoofd had. Op de beelden was te zien dat [verdachte] de aangever meerdere malen hard op zijn hoofd sloeg en schopte. Zijn gezicht kwam overeen met de verdachte op de beelden. Ik herkende de verdachte aan zijn brede postuur
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
22 oktober 2022, opgenomen op pagina 214 in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik zag op de camera dat er op 16 september 2022 om 01:30 uur een donkere stationwagen voor [bedrijfsnaam] parkeerde. Ik zag vervolgens dat de kale verdachte met het roze/oranje shirt uit het voertuig stapte. Ik zag dat er ook nog twee mannen uit het voertuig kwamen die geheel in het zwart gekleed waren. Ik herkende deze mannen als degenen die ook een rol hadden in de openlijke geweldpleging. Ik zag dat hij langs [bedrijfsnaam] liep en ineens naar binnen liep en weer naar buiten kwam. Ik zag op de camerabeelden dat het kenteken van het voertuig [kenteken] betrof. Ik heb het kenteken bevraagd en zag in het RDW dat het voertuig op naam staat van [verdachte] . Ik opende de rijbewijsfoto van [verdachte] en herkende in [verdachte] direct de eerder genoemde kale verdachte met het roze/oranje shirt.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon betreft die op de camerabeelden is te zien. De herkenning door drie verbalisanten wordt betwist, omdat zij onvoldoende persoonsonderscheidende kenmerken hebben benoemd. Hierdoor zijn de vage herkenningen onbruikbaar voor het bewijs. Bovendien worden deze niet ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat de gedragingen die op de camerabeelden zijn waar te nemen niet zijn te bewijzen/kwalificeren als een poging tot doodslag.
Van de tenlastegelegde feiten zijn camerabeelden beschikbaar. Het hof heeft deze camerabeelden ter zitting getoond.
Het hof stelt voorop dat herkenningen aan de hand van camerabeelden kritisch en behoedzaam moeten worden beoordeeld. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden, is onder meer van belang wat de kwaliteit van deze beelden is en in hoeverre hierop duidelijke, specifieke en onderscheidende kenmerken zichtbaar zijn.
Evenals de rechtbank constateert het hof dat de camerabeelden van goede kwaliteit zijn en dat de daders voldoende zichtbaar in beeld zijn om op basis daarvan iemand te kunnen herkennen. Daarbij is van belang dat de waar te nemen persoonskernmerken onderscheidend zijn.
Het hof stelt vast dat drie verbalisanten afzonderlijk van elkaar verdachte hebben herkend als zijnde één van de plegers van het geweldsincident op 16 september 2022, in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] ‘man 1’ genoemd. De identificatie van verdachte berust op de herkenning van verdachte door de verbalisanten aan de hand van duidelijke camerabeelden in combinatie met de rijbewijsfoto van verdachte.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in het proces-verbaal op 21 september 2022 gemotiveerd gerelateerd op basis waarvan hij verdachte op de camerabeelden herkent. De verbalisant heeft verdachte meteen herkend aan zijn kale hoofd, de vorm van zijn hoofd en zijn oogopslag. Hij zag dat de persoon op de rijbewijsfoto en de persoon met het kale hoofd en roze trui op de camerabeelden volledig overeenkwamen. Ook verbalisant [verbalisant 3] en verbalisant [verbalisant 1] herkennen verdachte als de kale man in roze/oranje trui die betrokken was bij het geweldsincident op 21 september 2022. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte door deze verbalisanten. Daarbij betrekt het hof nadrukkelijk ook het navolgende.
Uit de telefoon van [medeverdachte 1] , één van de medeverdachten die kort na het incident is aangehouden, is gebleken dat voor en kort na het incident contact is geweest tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Verdachte was derhalve een bekende van de medeverdachte, die voor en na het incident met de medeverdacht heeft gecommuniceerd. Het hof heeft ter terechtzitting waargenomen dat een korte tijd voorafgaand aan het geweldsincident een auto is geparkeerd door drie mannen vlakbij de plek waar later het geweldsincident plaatsvindt. Het hof heeft verder waargenomen dat de mannen die uit de geparkeerde auto stapten, betrokken waren bij het latere geweldsincident. Uit nader onderzoek is naar voren gekomen dat deze auto op naam van verdachte staat.
Het hof constateert voorts dat uit het strafdossier niet is gebleken van contra-indicaties op grond waarvan het vermoeden van de betrokkenheid van verdachte bij het geweldsincident kan worden weggenomen. Het hof is van oordeel dat in het licht van voornoemde feiten en omstandigheden en bij gebreke van enige contra-indicatie voor zijn betrokkenheid bij het geweldsincident, een verklaring van verdachte mocht worden verwacht voor bovengenoemde belastende omstandigheden. Verdachte heeft zich al die tijd op zijn zwijgrecht beroepen. Ook nadat het hof hem heel expliciet confronteerde met al deze omstandigheden, is verdachte zich op zijn zwijgrecht blijven beroepen.
De herkenning van verdachte door verbalisanten aan de hand van camerabeelden van goede kwaliteit, het feit dat verdachte rond het tijdstip van het incident contact heeft gehad met één van de medeverdachten, het aantreffen van de auto van verdachte nabij de plaats van het incident en het feit dat de mannen die uit die auto stapten betrokken waren bij het geweldsincident overtuigen het hof op zichzelf dat verdachte de persoon op de camerabeelden betreft met roze/oranje trui en het kale hoofd, die in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] ‘man 1’ wordt genoemd. Nu verdachte ervoor heeft gekozen om geen enkele uitleg te geven aan bovengenoemde belastende omstandigheden die in zijn richting wijzen, komt het hof tot de slotsom dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte bedoelde ‘man 1’ is.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of op grond van alle feiten en omstandigheden uit het strafdossier bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Om tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag te komen dient het hof vast te stellen dat verdachtes (voorwaardelijke) opzet op de dood van aangever
[benadeelde 1] was gericht. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood –
is aanwezig indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het
– behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte veelvuldig en met kracht aangever [benadeelde 1] in het gezicht en op het hoofd heeft gestompt. Ook toen [benadeelde 1] al op de grond lag. Bij dit stompen haalde verdachte zijn arm ver naar achteren. Vervolgens heeft hij ook tweemaal met geschoeide voet geschopt in de richting van het hoofd van [benadeelde 1] , waarbij hij in elk geval eenmaal met grote kracht tegen het hoofd heeft geschopt op het moment dat [benadeelde 1] op de grond lag. Verdachte had zijn been ver naar achteren gehaald en heeft toen dusdanig tegen het hoofd van de op de grond liggende [benadeelde 1] geschopt dat het hoofd met een – op de beelden zichtbare – schok werd verplaatst. Er is aldus zeer veel geweld uitgeoefend op het hoofd van [benadeelde 1] .
Uit de aangifte van [benadeelde 1] , in combinatie met de foto’s uit het strafdossier, volgt dat aangever [benadeelde 1] als gevolg van het handelen van verdachte hard op zijn hoofd is geraakt. Ook is door dit handelen letsel bij [benadeelde 1] toegebracht, zoals een gebroken neus, een gebroken kaak, een grote bult op de linkerslaap en diverse kneuzingen. Dit heeft bij
[benadeelde 1] veel pijn veroorzaakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd veel vitale functies bevat die bij aantasting/beschadiging kunnen leiden tot de dood. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest.
De hiervoor beschreven aaneenschakelingen van geweldshandelingen van verdachte moeten naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van aangever [benadeelde 1] dat het naar het oordeel van het hof niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Het hof slaat daarbij in het bijzonder acht op de omstandigheden dat sprake is geweest van een explosieve geweldsuitbarsting van verdachte, gelet op de heftigheid, intensiteit en hevigheid waarmee dit geweld is toegepast. Daarnaast houdt het hof rekening met het feit dat aangever [benadeelde 1] , nadat hij op de grond was terechtgekomen, met zijn hoofd op de grond lag, terwijl verdachte doorging met hard op/tegen het hoofd en/of het gezicht van
[benadeelde 1] te slaan, stompen en schoppen. Ook uit deze gedragingen van verdachte leidt het hof af dat verdachte met een grote mate van intensiteit gehandeld heeft.
Het hof is van oordeel dat verdachte hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van aangever [benadeelde 1] heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat de verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 16 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op aangever [benadeelde 1] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten op de openbare weg in gezamenlijkheid geweld hebben gepleegd tegen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] .
Door verdachte is in zeer korte tijd hevig geweld gepleegd tegen personen. Het hof is van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de familie [achternaam] .
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primairhij op 16 september 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] , opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met kracht op/tegen het hoofd en/of het gezicht geschopt en gestompt terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.hij op 16 september 2022 te [plaats] , openlijk, te weten op [straat 2] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten
- die [benadeelde 4] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen
- die [benadeelde 2] één maal in het gezicht te stompen en
- die [benadeelde 3] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen en
- die [benadeelde 1] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen en
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van poging tot doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hem onder
1. primair en onder 2 is tenlastegelegd wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte dient een contactverbod met de familie [achternaam] als bijzondere voorwaarde te worden verbonden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring van enig tenlastegelegd feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit voor de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman het hof verzocht over te gaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de ernst van de feiten het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 16 september 2022 schuldig gemaakt aan ernstige
geweldsfeiten. Wat de aanleiding voor dit geweld is geweest, is de rechtbank niet duidelijk
geworden. Op de videobeelden lijkt verdachte dronken te zijn en in een woordenwisseling
terecht te komen met [benadeelde 1] - die net zijn [zaak] had afgesloten. Verdachte en zijn
medeverdachten zijn vervolgens gaan vechten met [benadeelde 1] en zijn familie, waarbij zij in een
korte tijd fors geweld tegen hen hebben gebruikt. Verdachte had als aanjager een groot
aandeel in het geweld en liet zich niet onbetuigd. Hij heeft tegen drie leden van de familie
geweld gebruikt, waarbij deze slachtoffers flinke verwondingen hebben opgelopen.
Verdachte heeft op een gegeven moment zoveel geweld gebruikt tegen [benadeelde 1] dat de
rechtbank dit, door de aard, duur en intensiteit daarvan, zelfs kwalificeert als een poging tot
doodslag op [benadeelde 1] . Hij had als gevolg hiervan kunnen overlijden. Verdachte heeft met dit
handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
[benadeelde 1] heeft naar aanleiding van het geweld meerdere operaties ondergaan en ondervindt
nu, ruim een half jaar later, nog altijd de gevolgen van de vechtpartij omdat hij nog de nodige behandelingen bij de tandarts dient te ondergaan. Hij heeft daarnaast nog altijd last van stress- en angstgevoelens en is nog niet in staat om zijn dagelijkse activiteiten te hervatten. Ook de overige leden van de familie [achternaam] kampen nog met stress- en angstgevoelens door hetgeen hen door verdachte en zijn mededaders is aangedaan.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van afgrijzen, onveiligheid en angst.
Zowel voor de samenleving als voor de familie [achternaam] in het bijzonder.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de verdachte geen
enkele verantwoordelijkheid neemt voor de pijn, het verdriet en de ellende die (dat) hij zijn
slachtoffers heeft aangedaan.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof overweegt ten aanzien van de houding van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij nog steeds geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden tegenover de slachtoffers. Eveneens heeft hij geen inzicht verschaft naar het eventuele achterliggende motief waarom deze geweldpleging richting de familie [achternaam] moest plaatsvinden.
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de persoon van verdachte het volgende overwogen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 18 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte, zij het langer geleden, eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld tot onvoorwaardelijke
gevangenisstraffen.
Verder is bij de rechtbank niet veel bekend over verdachte, omdat verdachte zijn
medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd en zich volledig op zijn zwijgrecht heeft
beroepen.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof voegt daaraan toe dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in zijn leven alles perfect voor elkaar heeft als hij niet langer meer in de gevangenis zit. Verder is over de persoonlijke omstandigheden van verdachte ook in hoger beroep niets bekend geworden.
De rechtbank heeft ten aanzien van de op te leggen straf het volgende overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen
vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder heeft de
rechtbank de ernst van de feiten laten meewegen. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met wat in vergelijkbare zaken aan straffen wordt opgelegd. De rechtbank wijkt af van de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat doorgaans hogere straffen worden opgelegd voor soortelijke feiten. Verdachte heeft door zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving.
Het signaal naar verdachte en ook naar anderen moet zijn: dit soort zinloos en
extreem (groeps)geweld wordt zwaar bestraft.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden,
waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het
voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname
aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Voor zover de raadsman een verzoek heeft gedaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis wijst het hof dit verzoek af gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de op te leggen straf.
Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en het strafdossier volgt dat verdachte op 16 september 2022 ogenschijnlijk zonder enige aanleiding een dreigende houding aanneemt tegen het slachtoffer. Vervolgens loopt de situatie volledig uit hand en heeft verdachte meerdere malen met kracht op/tegen het hoofd en/of het gezicht van [benadeelde 1] geschopt en gestompt. Gezinsleden van de familie [achternaam] hebben tijdens dit geweld geprobeerd in te grijpen en raakten daarbij zelf gewond.
Uit de bij de schadevergoedingsvorderingen gevoegde slachtofferverklaringen en hetgeen zij daarover op de zitting van het hof hebben verteld, blijkt dat de slachtoffers angstig zijn geworden en lijden onder het feit dat voor hen volstrekt onduidelijk is gebleven waarom zij aangevallen werden. Dat dit onduidelijk is gebleven is vooral te wijten aan de houding van verdachte die zowel bij de politie als op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep zwijgt. Door het hof is heel expliciet gevraagd naar de aanleiding voor het geweld. Daarbij is ook nadrukkelijk verwezen naar de verklaringen van de slachtoffers. Hierop is zelfs geen begin van een antwoord gekomen
Het voorgaande in samenhang met de omstandigheden waaronder de geweldpleging heeft plaatsgevonden – ogenschijnlijk uit het niets, maar wel gericht – geven aanleiding te vrezen voor herhaling. Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding om een contactverbod voor de duur van twee jaren als maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen. Het contactverbod zal gelden ten aanzien van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] . Dit verbod moet voorkomen dat de verdachte tijdens en na zijn detentie contact zal opnemen of zoeken, direct of via anderen, met de familie [achternaam] .
Het hof acht oplegging van een contactverbod in de vorm vrijheidsbeperkende maatregel effectiever dan oplegging van dit verbod via een voorwaardelijke stafmodaliteit met bijzondere voorwaarde. De vrijheidsbeperkende maatregel zullen de slachtoffers en de samenleving meer garanties kunnen bieden in de vorm van toezicht, naleving en controle.
Gelet op het voorgaande, de angst bij de slachtoffers en het feit dat de geweldsexplosie zich heeft afgespeeld voor de [zaak] van de slachtoffers waar zij iedere dag naar toe gaan om hun werk te doen, zal het hof bevelen dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
De vordering bedraagt € 28.498,57, bestaande uit € 16.498,57 ter vergoeding van materiële schade en € 12.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 20.770,57.
De vordering bedraagt € 1.885,00, bestaande uit € 385,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00.
De vordering bedraagt € 6.028,00, bestaande uit € 4528,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00.
De vordering bedraagt € 1.885,00, bestaande uit € 385,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00.
De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor de bedragen van de oorspronkelijke vorderingen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen conform het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland toewijsbaar zijn, met dien verstande dat er bij de toe te wijzen bedragen bij [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] een bedrag van € 385,00 in mindering dient te worden gebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen in verband met de bepleite integrale vrijspraak.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de inhoud en hoogte van de vorderingen van de benadeelde partijen indien het hof tot een bewezenverklaring zal komen van enig tenlastegelegd feit.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt het hof vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van het hof een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon of personen brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en
[benadeelde 4] naar voren gebracht dat de bezoeken aan de huisarts niet onder het eigen risico vallen en dus niet door hen zijn betaald. Het hof zal derhalve bij deze benadeelde partijen een bedrag van € 385,00 in mindering brengen op de gevorderde materiële schade.
[benadeelde 1] en [benadeelde 3] zijn eigenaar van de [zaak] en stellen beiden materiële schade te hebben geleden in de vorm van omzetverlies. Het is het hof voldoende gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en deze gestelde schade, zij het dat naar het oordeel van het hof de helft van het omzetverlies voor vergoeding in aanmerking komt. Voor het overige bedrag is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voor de overige schadeposten voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zullen daarom worden toegewezen tot de hierna te melden bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 56, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen of zoeken met:
- [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] );
- [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] );
- [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] );
- [benadeelde 4] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 26.827,07 (zesentwintigduizend achthonderdzevenentwintig euro en zeven cent) bestaande uit
€ 14.827,07 (veertienduizend achthonderdzevenentwintig euro en zeven cent) materiële schade en € 12.000,00 (twaalfduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 26.827,07 (zesentwintigduizend achthonderdzevenentwintig euro en zeven cent) bestaande uit € 14.827,07 (veertienduizend achthonderdzevenentwintig euro en zeven cent) materiële schade en € 12.000,00 (twaalfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 169 (honderdnegenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 september 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) bestaande uit immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 0,00 (nul euro) materiële schade en
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 september 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.971,50 (drieduizend negenhonderdeenenzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit € 2.471,50 (tweeduizend vierhonderdeenenzeventig euro en vijftig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 0,00 (nul euro) immateriële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.971,50 (drieduizend negenhonderdeenenzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit
€ 2.471,50 (tweeduizend vierhonderdeenenzeventig euro en vijftig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 49 (negenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 september 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) bestaande uit immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 0,00 (nul euro) materiële schade en
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 september 2022.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. E.C.M. Wolfert en mr. C. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 21 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.