In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kinderen. De rechtbank Gelderland had eerder, op 23 juni 2023, het gezag van de moeder beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder was langdurig afwezig en onbereikbaar, wat leidde tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De minderjarigen, geboren in 2006 en 2013, stonden sinds 10 januari 2019 onder toezicht van een gecertificeerde instelling en waren uit huis geplaatst. De moeder verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen, maar het hof oordeelde dat de belangen van de kinderen voorop staan. Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling en had geen contact met haar advocaat, wat de situatie verder bemoeilijkte. De minderjarige [de minderjarige1] gaf aan niet op zijn moeder te kunnen rekenen en dat hij niet wilde dat zij met het gezag belast bleef. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag van de moeder over de kinderen werd beëindigd en de GI tot voogd werd benoemd.