ECLI:NL:GHARL:2024:135

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
200.332.999
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de moeder over minderjarigen na langdurige afwezigheid en onbereikbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kinderen. De rechtbank Gelderland had eerder, op 23 juni 2023, het gezag van de moeder beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder was langdurig afwezig en onbereikbaar, wat leidde tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De minderjarigen, geboren in 2006 en 2013, stonden sinds 10 januari 2019 onder toezicht van een gecertificeerde instelling en waren uit huis geplaatst. De moeder verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen, maar het hof oordeelde dat de belangen van de kinderen voorop staan. Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling en had geen contact met haar advocaat, wat de situatie verder bemoeilijkte. De minderjarige [de minderjarige1] gaf aan niet op zijn moeder te kunnen rekenen en dat hij niet wilde dat zij met het gezag belast bleef. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag van de moeder over de kinderen werd beëindigd en de GI tot voogd werd benoemd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.332.999
(zaaknummer rechtbank Gelderland 418012)
beschikking van 9 januari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Apeldoorn,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 september 2023, en
  • het verweerschrift en het verbeterde verweerschrift van de raad.
2.2
Op 11 december 2023 is na te noemen minderjarige [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen met een raadsheer van het hof heeft gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 december 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • namens de moeder haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad, en
  • een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2013.
De ouders zijn samen belast met het gezag over de kinderen.
3.2
De kinderen staan vanaf 10 januari 2019 onder toezicht van de GI en zijn met ingang van dezelfde datum met een machtiging uit huis geplaatst. Deze maatregelen zijn voor het laatst verlengd tot 7 maart 2024.
3.3
De kinderen wonen sinds januari 2019 niet meer bij (een van) de ouder(s).
[de minderjarige1] woont nu op een groep en [de minderjarige2] woont in een gezinshuis.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd, de GI tot voogd benoemd en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de raad om het gezag van de moeder over de kinderen te beëindigen alsnog af te wijzen.
4.3
De raad voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het gezag van de moeder over de kinderen moet worden beëindigd. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
Bij de moeder is sprake van een langdurig patroon van niet aanwezig en onbereikbaar zijn. Dit patroon is ook tijdens de procedure in hoger beroep gebleken. Zo heeft de advocaat van de moeder sinds het indienen van het verzoek in hoger beroep geen contact meer met de moeder kunnen krijgen. De moeder was ook niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. Op de ochtend van die mondelinge behandeling heeft de moeder telefonisch contact gehad met de jeugdbeschermer om hem te berichten dat zij weer in Nederland was. De jeugdbeschermer heeft de moeder tijdens dat telefoongesprek verteld over de mondelinge behandeling en heeft haar geadviseerd contact met haar advocaat op te nemen. Dat heeft de moeder niet gedaan, althans heeft haar advocaat op zitting gezegd dat op zijn kantoor geen inkomend telefoongesprek van de moeder geregistreerd is. De jeugdbeschermer heeft tijdens de mondelinge behandeling verder verklaard dat de moeder ook voor hem moeilijk - en perioden ook niet - bereikbaar is. Door de afwezigheid van de moeder is het contact tussen haar en de kinderen meerdere keren opeens en zonder bericht van de moeder stil komen te liggen. Dit zorgt bij de kinderen voor grote teleurstelling.
5.4
Het hof overweegt verder dat de moeder weliswaar geen beslissingen heeft gefrustreerd, maar gebleken is wel dat beslissingen langer duren doordat de moeder niet of slecht bereikbaar is. Ook is gebleken dat de kinderen daar last van hebben. Anders dan de moeder aanvoert, ziet het hof onder deze omstandigheden geen aanleiding om de kinderen uit te leggen dat de moeder heel graag wil dat zij weer bij haar komen wonen, maar dat dit niet meer kan. Juist in deze situatie, waarin de moeder weinig beschikbaar is voor de kinderen, ziet het hof geen aanleiding de kinderen hiermee te belasten. Daarbij komt dat [de minderjarige1] tijdens het kindgesprek duidelijk en weloverwogen heeft verteld dat hij niet wil dat de moeder nog met het gezag over hem belast is. [de minderjarige1] heeft hierover verteld dat hij niet normaal met de moeder kan communiceren en dat zij onbetrouwbaar is voor hem. [de minderjarige1] kan daardoor niet op zijn moeder rekenen. De verklaring van [de minderjarige1] onderschrijft de onbetrouwbaarheid van de moeder in het contact met de kinderen en de hulpverlening en gelet op de leeftijd van [de minderjarige1] moet met zijn mening rekening worden gehouden. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het noodzakelijk is dat het gezag van de moeder over de kinderen wordt beëindigd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juni 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.B. de Groot en M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 9 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.