ECLI:NL:GHARL:2024:1348

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
21-001075-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige en bezit van kinderpornografie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een 47-jarige man, is veroordeeld voor het seksueel misbruiken van zijn 14-jarige nichtje en het in bezit hebben van kinderpornografische beelden van haar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof weegt zwaar dat het slachtoffer aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd, wat de strafbaarheid van zijn daden verergert. De verdachte heeft gedurende een langere periode ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Daarnaast heeft hij vier kinderpornografische beelden van zijn nichtje verworven en in zijn bezit gehad. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 5.038,16, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, die slechts bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001075-23
Uitspraak d.d.: 22 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 februari 2023 met parketnummer 18-010348-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1973,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden en de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de bijzondere voorwaarden enkel oplegging van het contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer] gevorderd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft zij gevorderd dat de materiële schade wordt toegewezen en dat de immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 23 februari 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de rechtbank geoordeeld dat deze wordt toegewezen tot een bedrag van € 5.038,16 ter vergoeding van materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met veroordeling van verdachte in de proceskosten.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 5 oktober 2020 te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in elk geval in Nederland, met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , te weten - het betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] en/of - het betasten en/of likken van de vagina en/of schaamstreek van die [naam slachtoffer] en/of - het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [naam slachtoffer] en/of - het doen of laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [naam slachtoffer] en/of - het plaatsen van het lichaam van die [naam slachtoffer] op zijn, verdachtes, schoot of kruis en/of - het (vervolgens) heen en weer bewegen van het lichaam van die [naam slachtoffer] over zijn, verdachtes, (beklede) geslachtsdeel;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 14 december 2020 te [pleegplaats 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) afbeeldingen, te weten video’s en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een telefoon (Samsung) (goednummer 1341425)- bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand, te weten [naam slachtoffer] , die (kennelijk) de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verspreid en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/film(s) nadrukkelijk het (beklede) geslachtsdeel in beeld gebracht wordt (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling - afbeeldingen en/of video(‘s) met bestandsnaam 20200905-11283 (blz. 429) en/of 20200915-204820 (blz. 440) en/of 20201003-103257 (blz. 445) en/of
het (gedeeltelijk) naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/film(s) nadrukkelijk de borsten en/of het (beklede) geslachtsdeel in beeld gebracht worden (waarbij) de (aldus) (telkens) een onmiskenbare seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling - afbeeldingen en/of video met bestandsnaam 20200912-092728 (blz. 435).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen voor de onder 1 én 2 tenlastegelegde feiten

1. De door verdachte ter terechtzitting van het hof van 8 februari 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat [naam slachtoffer] en ik seksueel getinte berichten over en weer stuurden via Snapchat. Dit is ontstaan ongeveer driekwart jaar voor oktober 2020, dus in mei/juni 2020. De avond waarover [naam slachtoffer] verklaart dat ik haar ophaalde, heb ik haar inderdaad opgehaald met de auto. Ik ben naar [plaats] gereden. Ik ben gestopt op een landweggetje, daar kregen we onenigheid, toen heb ik haar uit de auto laten stappen en ben ik weggereden. Ik haalde [naam slachtoffer] vaker op met de auto, dit moest stiekem, zodat er geen onenigheid zou komen met de ouders van [naam slachtoffer] . Zij stapte dan achterin de auto. In de periode dat mijn vriendin geopereerd was, heeft [naam slachtoffer] een keer bij mij in bed geslapen.
Er lag altijd een [naam supermarkt] tasje met een handdoek in mijn auto.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 november 2020, opgenomen op pagina 179 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020275881 (onderzoek Laos) d.d. 8 juni 2021, inhoudend als verklaring van [naam slachtoffer] :
Geboortedatum: 21 oktober 2005
A: [verdachte] is mijn oom.
Ik kwam best wel vaak bij mijn oom en tante aan de [straatnaam] in [pleegplaats 1] . In de vakantie kwam ik daar ook wel vaak. Ik logeerde daar vaak een week. In het weekend kwam ik daar ook vaak.
V: Van wie ging het initiatief uit als je daar heen ging?
A: In de vakantie ging het via de app, dan vroeg [verdachte] of ik wilde komen. Als ik nee zie, dan werd hij heel boos op mij. Om gezeur te voorkomen, ging ik daar wel meer heen. In de vakantie was ik er altijd een week lang. In het weekend vroeg ik wel eens aan mijn vader, of gingen mijn vader en mijn moeder naar [pleegplaats 1] en dan ging ik mee.
V: Hoe was dat contact tussen jou en [verdachte] vroeger?
A: Voordat alles begon was het normaal. Op een gegeven moment kreeg ik contact met hem omdat ik goed met hem kon praten. Ten was het uit de hand gelopen zeg maar. Ik kon goed met hem praten over van alles voor die tijd.
A: De eerste keer toen het gebeurde dat [verdachte](het hof begrijpt: [verdachte] )
aan mij zat. Hij ging op [naam 1] zijn bed liggen en ik moest naast hem liggen. Hij ging met zijn hand in mijn broek. De avond daarna, het was in de vakantie, ging mijn tante rond elf uur half twaalf op bed. Ik mocht nooit mee naar boven. Dit mocht niet van hem, het was namelijk tijd om samen te zijn voor ons. Dan ging hij bij mij in mijn broek.
V: Wat deed hij in jouw broek?
A: Vingeren zeg maar.
V: Waar zat hij met zijn vingers in?
A: Bij mijn geslachtsdeel.
V: Zat hij erbij of er in?
A: Allebei.
A: Hij heeft ook aan mijn borsten gezeten.
V: Moest je ook dingen bij hem doen?
A: Ja. Hij pakte mijn hand altijd en stuurde mijn hand naar zijn geslachtsdeel. Ik moest hem
dan aftrekken. (...)
Ik moest ook een paar keer boven op hem zitten, wat ik niet wilde. Dat deed ik dan ook niet.
Hij tilde mij dan op en zette mij boven op hem.
Hij had zijn kleding over het algemeen altijd aan. Hij trok mij over zijn geslachtsdeel heen. Mijn tante is een paar week geleden geopereerd. Ik moest dan ook komen om te helpen. Mijn tante moest beneden slapen omdat ze niet kon lopen vanwege haar knie. Ik zou bij mijn nichtje gaan slapen. [verdachte] zou op mijn tante haar bed slapen. [verdachte] maakte mij elke avond wakker omdat ik bij hem in bed moest slapen. Hij sliep toen in zijn onderbroek. Hij heeft mij meerdere keren boven op zijn geslachtsdeel gelegd. Hij ging toen heen en weer. Hij heeft mij een keer uitgekleed in de nacht. Hij heeft toen bij mij gelikt, daar beneden. Ik vond dat niet fijn. Ik heb hem ook weggeduwd. Hij pakte mijn handen en deed mijn handen naast mijn hoofd. Daardoor had hij alle tijd. Hij had mijn benen geklemd waardoor ik die niet kon bewegen.
A: Toen ik daar sliep een week lang, is het elke avond gebeurd dat hij aan mij heeft gezeten.
V: Hoe vaak heeft hij aan jouw borsten gezeten?
A: Eigenlijk elke keer als hij aan mij zat. Hoe vaak dit is geweest, dat weet ik niet precies. In ieder geval meer dan tien keer.
V: Vanaf welk moment ging hij aan jou zitten?
A: Het speelt al ongeveer een jaar. Toen ik goed contact met hem kreeg, begon hij aan mij te zitten.
A: Hij begon uit het niets zijn hand in mijn broek te doen en deed mijn knoop los.
A: Hij deed mijn rits open van mijn gulp. Hij deed zijn hand in mijn onderbroek.
A: Na dat het een keer is gebeurd, is het elke keer dat ik hem zag wel aan mij gezeten. Als ik daar bleef.
(...)
V: Als hij met zijn hand in jouw broek zat, wat deed hij dan precies?
A: Vingeren en met zijn hand erin zitten, net zoals je met een piemel doet.
A: Hij ging met zijn vinger erin en eruit.
V: Hoe vaak is het gebeurd dat hij met zijn vinger in jouw geslachtsdeel zat?
A: Het gebeurde bijna altijd als ik daar was.
V: Hij heeft jou een keer van onderen gelikt.
A: Ja dat is in ieder geval een keer gebeurd. Hij wilde wel dat ik hem ging aftrekken. Als ik dit niet wilde of deed, dan pakte hij mijn hand zodat het alsnog gebeurde.
V: Waar gebeurden de seksuele handelingen?
A: Hij heeft mij een paar keer opgehaald uit [pleegplaats 2] . Hij wilde mij graag zien of spreken. Het is wel gebeurd bij hem op de achterbank. Of bij hem op de bank in de woning. Het is ook een keer gebeurd op de bank waar zijn dochter ook bij was, zij lag toen te slapen. Het is ook bij hem in bed gebeurd.
V: Kwam hij ook klaar op de achterbank van zijn auto?
A: Ja. Hij had altijd een roze handdoek bij zich. Die lag in een [naam supermarkt] tasje op zijn achterbank.
V: Kwam hij ook klaar in zijn eigen huis?
A: Ja.
A: Doordat ik hem moest aftrekken is hij een paar keer klaargekomen.
A: Elke keer als hij aan mij zat op de bank, in de auto en in bed moest ik aan hem zitten.
A: Hij had altijd een riem om. Hij maakte de riem los en maakte zijn broek knopen los. Hij pakte mijn hand en deed mijn hand in zijn onderbroek. Hij hield mijn hand vast om zijn geslachtsdeel heen en deed zijn hand met mijn hand omhoog en naar beneden.
A: De eerste paar keer pakte hij mijn hand vast en deed deze omhoog en naar beneden. Daarna moest ik het zelf doen.
3. Een ander geschrift, zijnde chatberichten, als bijlage opgenomen onder het hiervoor genoemde ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen op pagina 200 van voornoemd dossier, inhoudende het bericht van verdachte aan [naam slachtoffer] :
Hele goeie morgen mijn engeltje
Ik ga zo slapen en over ons dromen dat wil ik gwn
Nu maar hopen dat het ook gaat gebeuren
Hvj babe!!
En natuurlijk is het ‘s morgens dat je dit leest, een hele dikke kus en een onvergetelijke knuffel. Schat ik ben helemaal voor jou van top tot teen. Hvj spreek je en zie je snel xxx jouw man
5. Een ander geschrift, zijnde chatberichten, als bijlage opgenomen onder het hiervoor genoemde ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen op pagina 204 van voornoemd dossier, inhoudende het bericht van verdachte aan [naam slachtoffer] :
Schat ik ook van jou en wil niks liever dat alles weer echt super is tussen ons maar zo zie je de kleinste ding ook al is het een heel klein leugentje of smoesje noem het algemeen he kan veel schade richten en dat moet een keer voorbij zijn als we allebei hetzelfde willen
Ja ik wil jou en jij wil mij en ook al zal het moeilijk worden maar een goeie basis dus vertrouwen en eerlijkheid is echt een must dat moet echt anders wordt het nooit wat
Ik hou echt ziels veel van je en dat weetje echt heel goed
En ja ik wil meer en dat kan ook
Slaap lekker schat als het kon lieverd lag ik bij je
En weet zeker dat we het hier dan niet over hebben
Dan hadden we het wel over andere dingen
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2021, opgenomen op pagina 360 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] :
Op dinsdag 19 januari 2021, werd telefonisch gehoord als getuige:
Voornamen: [voornaam getuige]
Achternaam: [achternaam getuige]
V2: Maar wat zegt [verdachte] zelf dan, als die kijkt naar zijn eigen aandeel daarin?
A: Dat zijn verliefdheidsgevoel naar dat meisje toe gegroeid is.
A: Voor zover ik begrepen heb heeft-ie een aantal afspraakjes gehad, en is er appverkeer geweest, veelvuldig appverkeer van beide kanten.
V2: En op welke manier was er sprake van die verliefdheid dan?
A: Ja, het aandacht krijgen van haar..
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2021 met daarbij behorende bijlagen met de uitwerking van de beelden, opgenomen op pagina 424 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam verbalisant 2] :
Op 14 december 2020 werd de telefoon van verdachte [verdachte] in beslag genomen
Telefoon voorzien van goednummer: 1341425
In de veiliggestelde gegevens van deze telefoon van verdachte [verdachte] , trof ik een 36-tal filmpjes aan die hij toegestuurd had gekregen van [naam slachtoffer] . Vier filmpjes kunnen worden betiteld als kinderporno. Dat de filmpjes nog te zien waren op de telefoon van verdachte [verdachte] , heeft betrekking op het feit dat verdachte de snaps en snapchats die hij van [naam slachtoffer] kreeg, opnam door middel van "Du Recorder". Hij had de opnameknop van de du recorder al ingedrukt voordat hij de filmpjes heeft geopend. Op het filmpje is rechtsonder in beeld "Du recorder" te zien. Door dit te doen werden ze bewaard.
Filmpje 20200905-112833
De camera is gericht op een onderlichaam van iemand die een zwart kanten onderbroekje draagt. Dit duurt 11 seconden. Daarna gaat het filmpje verder waarbij wederom is ingezoomd op het kruis van dezelfde persoon. Dit duurt 10 seconden. Daarna zijn twee benen te zien gehuld in een blauwe broek met groene strepen op de zijkant. Uiteindelijk het gezicht van [naam slachtoffer] en wederom [naam slachtoffer] die haar tong uitsteekt te zien.
Filmpje 20200912-092728
Het filmpje begint als de camera is gericht op het kruis en daarna wordt de camera gericht op de borsten. De camera gaat daarna richting het gezicht van [naam slachtoffer] . Daarna is een kussende [naam slachtoffer] te zien en vervolgens wordt de camera weer naar haar borsten gericht en weer op haar kruis. Dit filmpje duurt 24 seconden. Het eindigt met een kussende [naam slachtoffer] .
Filmpje 20200915-204820
Daarna wordt de camera gericht op een onderbroek en daaronder zie je blote benen. Op dit filmpje is vermoedelijk een datum te zien van 15-09-'20. Dit duurt 12 seconden. De camera wordt naar onderen bewogen richting kruis en gaat weer omhoog. Vervolgens zie je een kussende [naam slachtoffer] . Daarna begint het filmpje opnieuw waarbij de camera op het kruis gericht is.
Filmpje 20201003-103257
(...) Daarna begint een filmpje waarbij de camera op het kruis is gericht. De persoon draagt een blauwe onderbroek en een navelpiercing. Dit filmpje duurt 18 seconden. De camera gaat daarbij heen en weer over het kruis. Vervolgens komt het gezicht van een kussende [naam slachtoffer] in beeld en komt een afbeelding met een tekst in het zicht.
8. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 124 en verder van voornoemd dossier:
Object: telefoon, merk: Samsung
Goednummer: 1341425
Beslagene: [verdachte]

Overweging met betrekking tot het bewijs

De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde feit, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft zij bepleit dat indien het hof evenals de rechtbank oordeelt dat er vier zinnenprikkelende filmpjes in het bezit van verdachte waren en dat dit als kinderporno moet worden beschouwd, het hof in aanmerking dient te nemen dat de aangeefster deze kinderporno zelf naar verdachte heeft gestuurd en dat van dwang of druk niet is gebleken.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
De rechtbank heeft in haar vonnis hieromtrent het volgende overwogen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken zoals onderhavige bij de beoordeling van het bewijs zich veelal de situatie voordoet dat de verklaring van één getuige (het vermeend slachtoffer), tegenover die van de verdachte staat. De betrouwbaarheid van die verklaring van de getuige (het vermeend slachtoffer) moet worden beoordeeld aan de hand van criteria als consistentie (geen innerlijke tegenstrijdigheden) en authenticiteit (echtheid; oorspronkelijkheid). Getuigen van de gebeurtenis zijn er echter over het algemeen niet. De rechtbank mag niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig. De bewezenverklaring van onderdelen van de tenlastelegging kan wel op die enkele verklaring van één getuige berusten.
Steunbewijs
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat steunbewijs niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron. Wel kunnen eigen waarnemingen van een de auditu-getuige voldoende steunbewijs opleveren. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld de seksuele handelingen) bevestigen, kunnen binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om (in combinatie met andere omstandigheden) als steunbewijs te kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad verkiest niet dat het springende punt zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar wel dat de gebruikte verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet ‘op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt uit andere bron.
De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer] betrouwbaar. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaring van [naam slachtoffer] geen innerlijke tegenstrijdigheden bevat. Bovendien wordt in het verhoor niet eerst voorgehouden wat de moeder van [naam slachtoffer] in haar aangifte heeft verklaard, maar vertelt [naam slachtoffer] uit zichzelf wat er volgens haar is gebeurd. Daarnaast geeft [naam slachtoffer] toe dat zij zelf ook niet juist heeft gehandeld, door te ver te gaan in het verzenden van berichten en door niet eerder alarm te slaan. Verder houdt [naam slachtoffer] hetgeen er is gebeurd betrekkelijk klein, door bijvoorbeeld specifiek te verklaren dat zij niet met de penis is gepenetreerd door verdachte, maar dat ze met kleding aan over het lichaam van verdachte werd getrokken. Die onderdelen van de verklaring wijzen op de authenticiteit ervan.
De verklaring van [naam slachtoffer] wordt op bepaalde onderdelen ondersteund door de verklaring van verdachte. Zo heeft verdachte verklaard dat hij [naam slachtoffer] vaker ophaalde met de auto, dat zij vaak achterin zijn auto stapte, en dat dit stiekem gebeurde, buiten het medeweten van de ouders van [naam slachtoffer] om. Op vragen bij de aangifte of verdachte ook klaarkwam in de auto, heeft [naam slachtoffer] verklaard dat in de auto van verdachte altijd een [naam supermarkt] -tasje lag met daarin een handdoek.
Verdachte heeft bevestigd dat [naam slachtoffer] en hij regelmatig alleen beneden bleven als zij bij zijn gezin logeerde en dat [naam slachtoffer] bij hem in bed heeft gelegen. Dat zijn plaatsen waarvan [naam slachtoffer] heeft verklaard dat daar seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
De verklaring van [naam slachtoffer] en de inhoud van de snapchat-gesprekken tussen haar en verdachte worden naar het oordeel van de rechtbank in perspectief geplaatst door de verklaring van getuige [getuige] . Zij is uitermate voorzichtig geweest in haar verklaring en heeft steeds geduid wat ze van verdachte heeft gehoord en wat haar eigen indrukken waren. [getuige] verklaart dat verdachte haar heeft verteld dat hij verliefd was op [naam slachtoffer] . Dat er (een vorm van) verliefdheid bestond, acht de rechtbank passend bij de inhoud van de berichten tussen [naam slachtoffer] en verdachte. De rechtbank weeg hierbij mee dat uit voormelde chatberichten blijkt dat verdachte ‘meer wilde’ met [naam slachtoffer] en dat dit volgens hem ook kon. Deze berichten passen goed in de verklaring van [naam slachtoffer] , dat er daadwerkelijk meer is gebeurd. Tevens past de verklaring van [naam slachtoffer] dat er seksuele handelingen zijn verricht bij de hiervoor beschreven verliefdheid tussen verdachte en [naam slachtoffer] waarbij er met regelmaat situaties werden gecreëerd waarin zij alleen konden zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam slachtoffer] niet op zichzelf staat, maar bevestiging vindt in voormeld steunbewijs. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de stelling van de raadsvrouw niet dat de seksuele handelingen zelf niet worden ondersteund in de overige bewijsmiddelen.
De seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden acht de rechtbank ontuchtig gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil. Verdachte was ten tijde van de strafbare feiten immers 46 en 47 jaar oud en [naam slachtoffer] 14 jaar.
Het voorgaande overwegende, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. De rechtbank heeft een juiste afweging gemaakt. Ook het hof heeft geen enkele twijfel over wat aangeefster heeft gesteld. Het hof zal die verklaring als betrouwbaar bewijs bezigen en acht onder meer op grond daarvan het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
In aanvulling op het vonnis, overweegt het hof dat ook de bewijsmiddelen 7 en 8 steunbewijs vormen voor de verklaring van [naam slachtoffer] . Uit die bewijsmiddelen blijkt namelijk dat verdachte seksueel prikkelende afbeeldingen van [naam slachtoffer] niet alleen heeft verworven, maar ook dat hij die afbeeldingen op zijn telefoon heeft bewaard. Dat ondersteunt het bewijs dat wat uit de verklaring van [naam slachtoffer] en de andere bewijsmiddelen blijkt, namelijk dat verdachte en [naam slachtoffer] een seksueel intieme relatie hebben gehad.
Het hof verwerpt het verweer.
De rechtbank heeft in haar vonnis omtrent het onder 2 ten laste gelegde feit het volgende overwogen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de ten laste gelegde filmpjes niet als kinderporno kunnen worden aangemerkt. Hiertoe neemt de rechtbank in aanmerking het arrest van de Hoge Raad waarin hij als volgt overweegt:'
Art. 240b Sr ziet vooreerst op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals die aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen hel op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Het gaat hierbij om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Voorts ziet art. 240b Sr. op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is tot stand gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden "onschuldig" zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de filmpjes als kinderporno kunnen worden aangemerkt. Volgens de beschrijving van de beelden zijn de beelden veelal gericht op het met een string bedekte kruis en de borsten van [naam slachtoffer] . Daarna komt ook het gezicht van [naam slachtoffer] in beeld waarin zij kusgebaren maakt. Deze handelingen en beelden strekken tot het opwekken van een seksuele prikkeling. Verdachte heeft de beelden opgenomen en enige tijd in bezit gehad. Het onder 2 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Ook ten aanzien van dit feit kan het hof zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het hof verwerpt dus ook het verweer van de raadsvrouw over het onder 2 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 5 oktober 2020 in Nederland, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde [naam slachtoffer] , geboren op 21 oktober 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , te weten:
- het betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] en
- het betasten en likken van de vagina en schaamstreek van die [naam slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger en tong tussen de schaamlippen en in de vagina van die [naam slachtoffer] en
- het doen of laten betasten en aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [naam slachtoffer] en
- het plaatsen van het lichaam van die [naam slachtoffer] op zijn, verdachtes, schoot of kruis en
- het vervolgens heen en weer bewegen van het lichaam van die [naam slachtoffer] over zijn, verdachtes, beklede geslachtsdeel;
2.
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 14 december 2020 in Nederland, meermalen afbeeldingen, te weten video’s en een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een telefoon (Samsung) (goednummer 1341425) - bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand, te weten [naam slachtoffer] , die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft verworven en in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de films nadrukkelijk het beklede geslachtsdeel in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling - video‘s met bestandsnaam 20200905-11283 en 20200915-204820 en 20201003-103257, en
het gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de film nadrukkelijk de borsten en het beklede geslachtsdeel in beeld gebracht worden waarbij een onmiskenbare seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling - video met bestandsnaam 20200912-092728.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een geruime periode zijn 14-jarige nichtje seksueel misbruikt. Hijzelf was in deze periode 46 en 47 jaar. Daarnaast heeft verdachte vier kinderpornografische beelden van zijn nichtje verworven en in zijn bezit gehad. Het zwaartepunt in deze zaak ligt, mede gelet op het aantal afbeeldingen, bij het fysieke misbruik. Verdachte heeft de familierelatie en het leeftijdsverschil uit het oog verloren en heeft een seksueel aspect aan de omgang met zijn nichtje toegevoegd. Dit is zo ver gegaan dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen met zijn vingers. Daarbij heeft verdachte zich niet bekommerd om de afhankelijke positie waarin zijn nichtje verkeerde. Evenmin heeft hij voldaan aan de zorgplicht, zoals deze van hem als oom aan wie de zorg voor zijn nichtje met regelmaat werd toevertrouwd, mocht worden verwacht. Verdachte heeft een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van zijn nichtje, in gevaar gebracht. De gevolgen voor [naam slachtoffer] zijn nog merkbaar aanwezig, zo blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Het hof rekent dat verdachte in sterke mate aan. Het hof weegt in strafverzwarende zin mee dat het slachtoffer aan de zorg van verdachte was toevertrouwd, nu zij een familieband hebben en slachtoffer veelal bij verdachte logeerde.
Op een dergelijk handelen van verdachte kan enkel worden gereageerd met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Het hof houdt er dan ook rekening mee dat verdachte een first offender is.
Het hof heeft voor het bepalen van de straf tevens acht geslagen op de rapportages betreffende de persoon van verdachte, waaronder het reclasseringsadvies d.d. 28 mei 2021 en 1 november 2022. Anders dan de rechtbank, ziet het hof geen aanleiding tot het opleggen van bijzondere voorwaarden, nu naar het oordeel van het hof is gebleken dat verdachte onvoldoende gemotiveerd is om zich aan deze voorwaarden te houden. Daarnaast blijkt uit de reclasseringsadviezen niet of onvoldoende van recidivegevaar. Gezien de inhoud van die adviezen en verdachtes verklaringen ter zitting van de rechtbank en het hof, acht het hof oplegging van een contactverbod niet meer nodig.
Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Het hof acht een voorwaardelijk strafdeel niet noodzakelijk, aangezien de reclassering het risico op recidive als laag inschat.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.038,16. Dit bedrag bestaat uit € 38,16 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.038,16 en verdachte is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep gehandhaafd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 38,16. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering ten aanzien van het materiële deel zal worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2020.
Ten aanzien van het immateriële deel overweegt het hof dat indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Benadeelde was ten tijde van het plegen van het strafbare feit door verdachte, veertien jaar oud. Er is sprake van seksueel binnendringen (niet met de penis) gedurende een langere periode. Dat moet een grote impact op de benadeelde partij hebben gehad. De benadeelde partij heeft aangegeven last te hebben van PTSS). Die omstandigheden in acht nemend, schat het hof, evenals de rechtbank, met behulp van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 november 2022, de hoogte van de immateriële schade op € 5.000,00. Het hof zal net als de rechtbank de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2020. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 240b, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.038,16 (vijfduizend achtendertig euro en zestien cent) bestaande uit € 38,16 (achtendertig euro en zestien cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.038,16 (vijfduizend achtendertig euro en zestien cent) bestaande uit € 38,16 (achtendertig euro en zestien cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 5 oktober 2020.
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 22 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.