ECLI:NL:GHARL:2024:1321

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
200.330.297
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de onderbewindstelling van een 19-jarige en beoordeling van de ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [verzoeker], een 19-jarige die in 2004 is geboren en momenteel bij pleegouders woont. De kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft op 15 mei 2023 besloten om de goederen van [verzoeker] onder bewind te stellen, op basis van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. [verzoeker] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, met het verzoek om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen.

Tijdens de zitting bij het hof op 25 januari 2024, waar [verzoeker] en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de bewindvoerder en de pleegouders, heeft het hof de ontvankelijkheid van [verzoeker] in het hoger beroep beoordeeld. Het hof concludeert dat [verzoeker] belang heeft bij het hoger beroep, ondanks dat hij zelf het verzoek tot onderbewindstelling had ingediend. Het hof oordeelt dat [verzoeker] zich pas later heeft gerealiseerd wat de gevolgen van zijn verzoek waren.

In de inhoudelijke beoordeling stelt het hof vast dat er onvoldoende redenen zijn voor een onderbewindstelling. [verzoeker] functioneert op een moeilijk lerend niveau, maar hij heeft aangetoond verstandig om te gaan met zijn geld en is in staat om zelfstandig zaken te regelen. De pleegouders bieden de nodige ondersteuning en er zijn geen aanwijzingen dat zij dit niet kunnen blijven doen. Het hof vernietigt daarom de beschikking van de kantonrechter en wijst het verzoek tot onderbewindstelling af. De taak van de bewindvoerder eindigt de dag na de uitspraak van het hof, maar eerder verrichte handelingen blijven van kracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.297
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10406412 UT VERZ 23-4375 IJS)
beschikking van 22 februari 2024
in het hoger beroep van:
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. A.E.M.C. Koudijs in Utrecht.
Belanghebbenden zijn:
[de bewindvoerder] , handelend onder de naam [naam1] (de bewindvoerder),
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
en
[de moeder] (de moeder),
woonplaats: [woonplaats2] .
Informanten zijn:
[de pleegouders] (de pleegouders),
woonplaats: [woonplaats1] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het beschermingsbewind (het bewind) over de goederen van [verzoeker] .

2.De feiten

[verzoeker] is geboren [in] 2004. Hij is 19 jaar oud. [verzoeker] woont bij de pleegouders.

3.De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter (in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) heeft op 15 mei 2023 de goederen van [verzoeker] onder bewind gesteld en de bewindvoerder benoemd. De reden voor de onderbewindstelling was de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] .

4.Het hoger beroep

[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij wil dat het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigt.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van 11 augustus 2023 met bijlagen, en
  • een brief van [verzoeker] van 28 juni 2023.
5.2
De zitting bij het hof was op 25 januari 2024. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] met zijn advocaat;
  • de bewindvoerder, en
  • de pleegouders.

6.De redenen voor de beslissing

De beslissing
6.1
Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en het verzoek van [verzoeker] tot het instellen van een bewind alsnog afwijzen. Hierna legt het hof uit waarom.
Ontvankelijkheid
6.2
Allereerst moet het hof beoordelen of [verzoeker] kan worden ontvangen in het hoger beroep. Pas als [verzoeker] kan worden ontvangen in het hoger beroep, komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de goederen van [verzoeker] onder bewind moeten staan.
6.3
[verzoeker] heeft de kantonrechter zelf verzocht om zijn goederen onder bewind te stellen. De kantonrechter heeft zijn verzoek toegewezen. De hoofdregel is dat degene van wie het verzoek door de rechter is toegewezen, geen belang heeft bij een hoger beroep en dat diegene daarom niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep.
6.4
[verzoeker] heeft zijn handtekening gezet op een formulier waarop staat dat hij de kantonrechter verzoekt zijn goederen onder bewind te stellen. Daaruit moet in beginsel worden afgeleid dat [verzoeker] de beslissing van de kantonrechter heeft gewild. Van belang is echter dat [verzoeker] zegt dat hij zich pas later ten volle heeft gerealiseerd waarvoor hij tekende en wat bewind precies inhoudt. Uit het verslag van de zitting bij de kantonrechter blijkt dat [verzoeker] heeft gezegd dat hij geen hulp wil, dat hij goed omgaat met geld en dat hij alle dingen zelf kan regelen. Het hof is daarom van oordeel dat de kantonrechter een beslissing heeft genomen op een geldig verzoek, maar dat het bij nader inzien niet werkelijk de wens van [verzoeker] was dat een onderbewindstelling zou worden uitgesproken. Dit alles, bezien in samenhang met de gronden voor het uitgesproken bewind (zie ook hierna onder 6.6), leidt tot de slotsom dat [verzoeker] belang heeft bij het hoger beroep en dat hij wordt ontvangen in zijn hoger beroep.
Inhoudelijke beoordeling
6.5
De kantonrechter kan een bewind instellen als iemand van achttien jaar of ouder als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet (meer) goed voor zijn geldzaken kan zorgen (artikel 1:431 lid 1 onder a BW).
6.6
Uit het dossier komt naar voren dat [verzoeker] op een moeilijk lerend niveau functioneert en dat hij meer dan gemiddeld herhaling, tijd en oefening nodig heeft om instructies te kunnen volgen. [verzoeker] is nog maar net volwassen. Hij volgt een opleiding, maar hij is van plan om na dit jaar een andere opleiding te gaan volgen en hij heeft plannen om op zichzelf te gaan wonen. Er komt dus best veel op hem af. Het hof kan zich voorstellen dat [verzoeker] , net als andere jongeren van zijn leeftijd, daar wel wat uitleg en hulp bij kan gebruiken. Een bewindvoerder kan [verzoeker] die uitleg en hulp geven. Een onderbewindstelling is echter ook een ingrijpende maatregel, omdat degene om wiens goederen het gaat niet meer zelfstandig over zijn geldzaken kan beslissen. Er moet daarom terughoudend mee worden omgegaan.
6.7
Op de zitting bij het hof heeft de bewindvoerder gezegd dat [verzoeker] verstandig omgaat met zijn geld. [verzoeker] heeft een (relatief) groot bedrag gespaard en hij doet geen ondoordachte of onverstandige uitgaven. Verder is gebleken dat het hem ook lukt om zelfstandig dingen te regelen, zoals het afsluiten van een zorgverzekering en het inschrijven voor een woning. De zorg van de bewindvoerder is niet zozeer dat [verzoeker] schulden gaat maken, maar dat hij niet alles overziet, zoals vergoedingen en toeslagen waar hij recht op heeft, en dat hij daardoor bijvoorbeeld geld misloopt. Net als [verzoeker] zelf gaat het hof ervan uit dat de bewindvoerder met de beste bedoelingen heeft gehandeld en dat zij het beste met [verzoeker] voorheeft. De zorgen van de bewindvoerder zijn op zichzelf ook goed te volgen, maar daarmee is niet gezegd dat bewind de aangewezen weg is om dit te ondervangen. [verzoeker] wordt ondersteund door zijn pleegouders en een mentor. [verzoeker] en zijn pleegouders, bij wie hij al van jongs af aan woont, hebben een heel goede band met elkaar en [verzoeker] accepteert de ondersteuning en de adviezen van de pleegouders en wil dat ook blijven doen. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de pleegouders [verzoeker] de nodige ondersteuning niet meer zouden kunnen bieden. Het hof is daarom van oordeel dat er op dit moment onvoldoende redenen zijn voor een onderbewindstelling.
6.8
Omdat de beschikking waarbij het bewind is uitgesproken wordt vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling alsnog wordt afgewezen, eindigt de taak van de bewindvoerder de dag na de uitspraak van het hof (artikel 1:384 BW in samenhang met artikel 1:448 lid 4 BW). De inmiddels door de bewindvoerder of met haar toestemming verrichte handelingen blijven voor [verzoeker] echter van kracht.
6.9
Op de zitting bij het hof is gebleken dat [verzoeker] een sterke wens heeft om zelf zijn leven vorm te geven. Dat is begrijpelijk, maar het kan geen kwaad om soms wat hulp te zoeken. Het hof hoopt dat [verzoeker] trainingen gaat volgen die hem kunnen helpen om zijn geldzaken nog beter zelfstandig te regelen. Mocht op enig moment een situatie ontstaan waarbij het nodig is dat alsnog een bewind wordt ingesteld over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker] , dan kan daarvoor opnieuw een verzoek worden ingediend.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 mei 2023 en
wijst het verzoek van [verzoeker] tot onderbewindstelling alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, R. Prakke-Nieuwenhuizen en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.