ECLI:NL:GHARL:2024:1307

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
21-004269-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens deelname aan criminele organisatie en diefstallen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens deelname aan een criminele organisatie en het in vereniging plegen van twee diefstallen. De zaak betreft feiten die zich hebben afgespeeld tussen 1 januari 2017 en 17 april 2018, waarbij de verdachte betrokken was bij diefstallen van koper en muntgeld in Nederland en Roemenië. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die is ontstaan door zijn daden. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en een nieuwe straf opgelegd, waarbij het hof de rol van de verdachte in de criminele organisatie en de gepleegde feiten heeft gewogen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten op zijn naam staan, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004269-20
Uitspraak d.d.: 16 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 november 2020 met parketnummer 08-963576-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 november 2022, 24 januari 2024, 25 januari 2014 en 16 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R.W.J.H.A. Neijndorff, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor meerdere (gekwalificeerde) diefstallen en deelneming aan een criminele organisatie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] deels toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 17 april 2018 in de gemeente(n) [gemeente] en/of (elders) in Nederland en/of in Roemenië, heeft deelgenomen aan een organisatie ( [naam organisatie] ), bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of één of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten: - diefstal(len) al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, en/of - opzetheling, en/of - witwassen;
2. primair
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 februari 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan [straatnaam 1] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 1800 kilo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan metaalhandel/bedrijf [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid koper onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2018 te [plaats 1] en/of [gemeente] en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een grote hoeveelheid koper (ongeveer 1800 kilo) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 maart 2018 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit (een of meer gokkast(en) staande in) een café/horecagelegenheid aan de [straatnaam 2] heeft weggenomen een grote hoeveelheid (munt)geld (ongeveer 1800 euro), geheel of ten dele toebehorende aan (de eigenaar van) [benadeelde 1] en/of [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid (munt)geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verzoek tot het horen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]

De raadsman heeft ter terechtzitting van 24 januari 2024 aangesloten bij het eerste verzoek van de verdediging in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 4] , te weten het verzoek om medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als getuigen te horen.
De raadsman heeft het eerste verzoek onderbouwd met de stelling dat het twee essentiële personen betreft, aangezien het om de twee hoofdverdachten gaat. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zouden volgens de raadsman mogelijk kunnen verklaren over een rol die verdachte wel of niet heeft gehad. Dat is volgens de raadsman ook van belang voor de strafmaat.
Het hof overweegt dat het verzoek eerder bij de regiezitting van 18 november 2022 is gedaan en dat het verzoek destijds is afgewezen. Aan het verzoek zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd, zodat het hof het ook nu niet noodzakelijk acht om de verzochte personen als getuigen te horen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs [1]
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Met betrekking tot de deelneming aan een criminele organisatie – zoals onder 1 tenlastegelegd – is aangevoerd dat verdachte niet betrokken is geweest bij de diefstal in [plaats 1] en de diefstal in [plaats 2] en dat verdachte wel contact heeft gehad met de medeverdachten, maar alleen omdat zij op dezelfde camping verbleven. Gelet hierop is er geen sprake van deelname aan een criminele organisatie, aldus de raadsman.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum. Daarnaast is de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] van 24 januari 2024, inhoudende dat hij samen met anderen (waaronder verdachte) betrokken is geweest bij de diefstal in [plaats 1] , volgens de raadsman niet betrouwbaar.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat getuige [getuige 1] over twee inbrekers heeft gesproken en dat verdachte en zijn medeverdachten met zijn vieren zijn aangetroffen in de auto. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat het politieonderzoek niet nauwkeurig en niet uitvoerig genoeg is geweest, wat afbreuk doet aan verdachte zijn recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 van het EVRM.
Oordeel van het hof
De feiten onder 2 en 3 uit de tenlastelegging zullen eerst aan de orde komen. Daarna zal worden ingegaan op de verdenking van deelneming aan een criminele organisatie, zoals tenlastegelegd onder feit 1.
De uitwerking van de bewijsmiddelen en verschillende bewijsoverwegingen van de rechtbank zijn door het hof overgenomen. Daar waar in het vonnis ‘de rechtbank’ stond, is in het arrest ‘het hof’ opgenomen.

Feit 2 - [plaats 1] (zaaksdossier 1)

Feiten en omstandigheden
Op 9 februari 2018 vanaf omstreeks 23:48 uur is de Volkswagen (hierna: VW) Passat met kenteken [kenteken 1] , op naam van [medeverdachte 1] , gesignaleerd in [plaats 3] , met behalve de bestuurder nog twee inzittenden. Bij deze VW Passat werden korte tijd later zes personen gezien op een parkeerplaats. De VW Passat rijdt kort daarna, direct gevolgd door een witte auto, de oprit van de A-28 op richting [plaats 4] op, waarna beide auto’s op de A-28 met een snelheid van 180-190 kilometer per uur richting [plaats 4] / [plaats 5] rijden. [2]
Op 10 februari 2018 omstreeks 02:45 uur krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie [gemeente] een melding over een VW Passat met het Franse kenteken [kenteken 1] en een witte Renault Megane Station met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] Op 10 februari 2018 omstreeks 03:00 uur zien verbalisanten op het terrein van de locatie [adres] te [gemeente] de VW Passat met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden.
Nadat de VW Passat is gestopt bij een van de caravans stappen de twee inzittenden uit. Ze worden staande gehouden, waarna de bestuurder zich identificeerde als [medeverdachte 1] en de bijzitter zich identificeerde als [medeverdachte 6]
In de VW Passat worden ongeveer tien volle [naam bouwmarkt] puinzakken aangetroffen met als
inhoud koperen pijpen.
Ten tijde van het aantreffen van de puinzakken in de VW Passat rijdt de witte Renault
Megane met het kenteken [kenteken 2] het terrein aan de [adres] op. Nadat de Renault
even verderop is geparkeerd stappen drie personen uit. De bestuurder identificeert zich als
[verdachte] (verdachte) en de inzittenden identificeren zich als [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . In de Renault Megane worden eveneens ongeveer tien grote [naam bouwmarkt] puinzaken vol met koper/metalen aangetroffen. [3] Het koper uit de VW Passat en de Renault Megane is gewogen en het betrof in totaal 730 kilo. [4] Verdachte heeft verklaard dat alleen hij gebruik maakte van de Renault Megane. [5]
Op 10 februari 2018 omstreeks 05:30 uur is op de A12 ter hoogte van knooppunt [plaats 6]
een witte bestelauto met kenteken [kenteken 3] gecontroleerd. In deze bestelauto, met als bestuurder [medeverdachte 7] , is een grote hoeveelheid koper verpakt in grote witte zakken aangetroffen die in beslag genomen is en waarvan afstand werd gedaan door [medeverdachte 7] . [6] Het koper uit de witte bestelbus is gewogen en het betrof in totaal 867 kilo. [7]
Op 10 februari 2018 omstreeks 08:45 uur is door de heer [naam aangever 1] aangifte gedaan van
een inbraak in het bedrijfspand van metaalhandel [naam bedrijf 1] in [plaats 1] in de nacht
van 9 op 10 februari 2018, waarbij ongeveer 1800 kilogram koper is ontvreemd. Blijkens de
aangifte hebben de daders zich de toegang tot het bedrijfspand verschaft door het verbreken
van de afgesloten garagedeur. [8]
Op de camerabeelden van het bedrijf is te zien dat op 10 februari 2018 tussen 02:08 uur en
02:10 uur meerdere lichtkleurige zakken worden ingeladen in een witkleurige bestelbus en in twee stationwagens, waarbij de bestelbus door drie personen wordt beladen en de stationwagens door vier tot vijf personen worden geladen. [9] In het bedrijfspand zijn opengescheurde verpakkingen voor puinzakken van bouwmarkt [naam bouwmarkt] aangetroffen. [10]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt onder meer dat de telefoon van [medeverdachte 2] op 9 februari 2018 en 10 februari 2018 zendmastlocaties aanstraalt van de telecommunicatiemasten in respectievelijk [plaats 3] , [plaats 1] en [gemeente] .
De tijdstippen waarop dit plaatsvindt komen overeen met de hiervoor weergegeven
bevindingen van de politie voor wat betreft de tijdstippen dat de VW Passat in [plaats 3] is
gesignaleerd, het tijdstip van de inbraak bij metaal [naam bedrijf 1] en het tijdstip waarop de VW
Passat wordt staande gehouden aan de [adres] te [gemeente] .
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 2] zegt
hij op 10 februari 2018 om 06.10 uur tegen de vrouw van [medeverdachte 1] dat
“ze” door de politie zijn opgepakt, dat er goederen in de auto lagen en dat hij uit de auto is
gesprongen en op de vlucht is. [11]
Op 24 januari 2024 is medeverdachte [medeverdachte 5] ter terechtzitting van het hof als getuige in de strafzaak van verdachte gehoord over onder meer de verdenking van de diefstal in [plaats 1] . [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij en de andere inzittenden van de auto samen rechtstreeks vanaf de plek van de diefstal naar de plek van aanhouding zijn gereden en dat er niemand op een later moment is ingestapt. Volgens [medeverdachte 5] is op voorhand met elkaar afgesproken dat ze bij controle en/of aanhouding zouden verklaren dat ze het ‘afval’ hadden gevonden bij een container. [12]
Oordeel over de betrokkenheid van verdachte
Naar het oordeel van het hof laten voornoemde feiten en omstandigheden zien dat verdachte betrokken is geweest bij het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal door middel van braak. Verdachte is aangetroffen in een Renault Megane met daarin een grote hoeveelheid koper. Verdachte heeft verklaard dat alleen hij gebruik maakte van deze auto. Op het moment dat verdachte staande werd gehouden in die Renault, werd op dezelfde plek in een andere (station)auto ook een grote hoeveelheid koper aangetroffen. Gelet op de korte tijd tussen het tijdstip van het wegnemen van de goederen en het aantreffen van verdachte en anderen met die hoeveelheid koper en gezien de getuigenverklaring van [medeverdachte 5] van 24 januari 2024, waaruit blijkt dat niemand op een later moment is ingestapt, concludeert het hof dat verdachte bij de inbraak in [plaats 1] aanwezig is geweest.
Het hof acht de verklaring van getuige [medeverdachte 5] betrouwbaar. In die verklaring is de verdachte namelijk consequent in de uiting dat hij de diefstal in [plaats 1] samen met anderen heeft gepleegd. Dat hij op enig moment heeft verklaard dat hij in een rode Volvo zat op het moment dat hij werd aangehouden, doet aan het oordeel van het hof niet af, aangezien uit de bevindingen van de verbalisanten blijkt dat hij in een witte Renault zat op het moment van staande houden. Daarnaast belast [medeverdachte 5] ook zichzelf met zijn verklaring en bekent hij meer diefstallen dan hem verweten worden, hetgeen naar het oordeel van het hof bijdraagt aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
Het hof gaat er daarnaast vanuit dat ook medeverdachte [medeverdachte 7] bij de inbraak aanwezig is geweest, nu op de camerabeelden van Metaalhandel [naam bedrijf 1] naast twee (station)auto’s, ook een bestelbusje is te zien. Dat busje komt overeen met het busje waarin [medeverdachte 7] in de nacht van 9 op 10 februari 2018 reed en in dit busje is ook een grote hoeveelheid koper van in totaal 867 kilo aangetroffen. Ook die hoeveelheid koper valt daarom aan verdachte en zijn medeverdachten toe te rekenen.
Het hof acht het niet aannemelijk dat verdachte de aangetroffen hoeveelheid koper heeft gevonden bij een container zoals hij heeft verklaard. Het hof neemt daarbij in aanmerking de verklaring van [medeverdachte 5] als getuige inhoudende dat ze zouden verklaren dat ze het ‘afval’ gevonden hadden bij een container.
Met betrekking tot het verweer dat het aangetroffen koper niet het koper van Metaalhandel [naam bedrijf 1] was, overweegt het hof dat de aangever heeft verklaard dat er uit twee containers koper is weggehaald. In één container zat gevlochten koper van goede kwaliteit en in de andere container zat, naar het hof aanneemt, ander koper. Daarnaast is het metaal uit de (station)auto’s aangetroffen in [naam bouwmarkt] zakken . Soortgelijke [naam bouwmarkt] zakken zijn ook op de plaats delict gevonden. Tevens verschilt de totale hoeveelheid aangetroffen koper van 1597 kilo niet veel van de door de aangever geschatte weggenomen hoeveelheid van 1800 kilo. Gelet hierop wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Het hof acht het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 3 – [plaats 2] (zaaksdossier 3)

Feiten en omstandigheden
In de nacht van 27 op 28 maart 2018 omstreeks 03:14 uur heeft een inbraak plaatsgevonden
in [benadeelde 1] in [plaats 2] . Bij die inbraak is een gokautomaat opengebroken en is een geldlade uit de gokautomaat weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat de daders zich de toegang tot het café hebben verschaft door een toegangsdeur (nooduitgang) open te breken. [13] Aangeefster [naam aangever 2] heeft in een nadere verklaring meegedeeld dat het weggenomen geldbedrag uit de gokkast € 2.050 bedroeg, bestaande uit 0,50 euro muntstukken en 1 en 2 euro muntstukken. [14]
Na de melding van de inbraak in [benadeelde 1] zijn verbalisanten richting [plaats 2]
gereden en zagen zij omstreeks 03:22 uur als eerste voertuig een auto rijden op de
[straatnaam 3] komende uit de richting van [plaats 2] . Nadat het voertuig, een Mercedes type E220Cdi (Sedan) met kenteken [kenteken 4] , een stopteken had gekregen werden de inzittenden gecontroleerd en identificeerden zij zich als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 8] .
In het voertuig werden een schroevendraaier, handschoenen en meerdere 2 euro muntstukken aangetroffen. Op het wegdek en in de berm ongeveer 30 meter achter het voertuig werden eveneens meerdere muntstukken aangetroffen. De op het wegdek liggende muntstukken waren droog, terwijl het wegdek ter plaatse nat was. Bij de muntstukken lag nog een schroevendraaier en een blauwe zak waar muntstukken in zaten die ook nog droog waren, terwijl de omgeving ter plaatse nat was. [15]
Uit een onderzoek van de politie is gebleken dat het ongeveer zeven en een halve minuut rijden is vanaf [benadeelde 1] tot aan restaurant [naam restaurant] , de plek waar de verdachten omstreeks 3:22 uur staande zijn gehouden. [16]
Het nummer [nummer 1] is aan verdachte [medeverdachte 1] gekoppeld. [17] In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek (sessie 7541) op dit nummer zegt ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ op 3 april 2018 om 21:10 uur (nadat de beller/gebelde heeft gezegd dat hij heeft gehoord dat [medeverdachte 1] bij de bar is gesnapt) dat hij onderweg gesnapt is, omdat [bijnaam medeverdachte 4] niet goed opgelet heeft, dat hij het geld net genomen had en het uit de auto had gegooid, dat de duivels het gevonden hebben en dat dat dezelfde was waar ze ruim 3.000 hebben gehaald. [18] Uit de dossierstukken blijkt dat ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ de bijnaam is van [medeverdachte 1] , dat [bijnaam medeverdachte 4] de bijnaam is van [medeverdachte 4] [19] en dat op 30 oktober 2017 ook al een inbraak heeft plaatsgevonden in [benadeelde 1] . [20]
Oordeel over de betrokkenheid van verdachte
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder in aanmerking genomen de
korte tijd tussen het tijdstip van de melding van de inbraak in [benadeelde 1] en het tijdstip van het signaleren door de politie van de verdachte en medeverdachten, komende vanuit
[plaats 2] , en gelet op het ontbreken van zelfs maar het begin van een aannemelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict en de aanwezigheid van de muntstukken in de auto en in de berm, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze inbraak heeft gepleegd.
Dat de schroevendraaier en de zak met muntgeld niet op (dacty)sporen zijn onderzocht, maakt naar het oordeel van het hof niet dat het onderzoek niet volledig is geweest of dat verdachte geen eerlijk proces heeft gehad in de zin van artikel 6 van het EVRM, nu er voor de politie - gelet op de al bestaande onderzoeksbevindingen - geen bijzondere reden bestond om dit nadere onderzoek te verrichten. Ten overvloede merkt het hof nog op dat uit het dossier niet blijkt dat van de zijde van de verdediging op enig moment een wens tot nader onderzoek is gedaan.
Het hof acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1 – deelneming aan een criminele organisatie

Juridisch kader
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht
is sprake indien is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam
samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat
tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname aan die organisatie is slechts dan sprake als de betrokkene behoort tot het
samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan
gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het
genoemde oogmerk. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig
misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar
zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht ligt ook het opzet van een verdachte besloten. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie, dan wel dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Het voor een criminele organisatie vereiste oogmerk moet zijn gericht op het feitelijke en
gewenste doel van de organisatie, het plegen van meer misdrijven. Het oogmerk zal uit de
bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs daarvan zal onder meer betekenis kunnen
toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken
uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of afstemming van activiteiten van
deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke
doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De organisatie
De verklaring van [getuige 2]
In januari 2018 is het opsporingsonderzoek 26Stanley gestart naar aanleiding van de door
getuige [getuige 2] afgelegde verklaring dat hij werd uitgebuit door een groep
Roemeense landgenoten die hem dwongen om diverse vermogensdelicten te plegen. Getuige [getuige 2] heeft daarover onder meer verklaard dat deze Roemenen zouden samenwerken als een criminele groepering genaamd “ [naam organisatie] ”, in wisselende samenstellingen diefstallen plegen in heel Nederland en op een campingterrein in de omgeving van [gemeente] verblijven. Volgens getuige [getuige 2] zou “ [naam organisatie] ” bestaan uit 15 tot 20 personen, zou alles binnen “ [naam organisatie] ” georganiseerd zijn en zouden er een aantal zijn die er boven staan en aan anderen vertellen wat zij moeten doen. [getuige 2] heeft verklaard dat er drie lagen zijn, te weten slimmeriken, de pijlers/dragers van wat de slimmeriken zeggen en de sukkels, waarbij de sukkels moeten uitvoeren wat de dragers zeggen en de sukkels in opdracht van de slimmeriken door de dragers worden gestraft als zij het niet uitvoeren. [21]
De verklaring van [medeverdachte 5]
Getuige [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is verleid om diefstallen te plegen in Nederland. Hij is daarbij door niemand bedreigd en door niemand gedwongen. Hij heeft ook op de camping op de [adres] verbleven en zegt dat de daar aanwezige personen bijna elke avond op pad gingen om te stelen. [22]
De gepleegde feiten
Uit het relaas proces-verbaal van het zaaksdossier ‘criminele organisatie’ en de onderliggende processen-verbaal, blijkt dat tijdens het opsporingsonderzoek 26Stanley in ieder geval meerdere diefstallen van edelmetalen bij metaalhandel/recyclingbedrijven [23] en twee inbraken in cafés [24] plaatsgevonden. Uit dit proces-verbaal blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] , in wisselende samenstellingen en deels met meerdere andere personen meerdere diefstallen van metalen hebben gepleegd, telkens door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming. [25] Het hof acht het in dit verband redengevend dat uit de inhoud van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van meerdere aanwijzingen voor betrokkenheid van diverse personen uit de groep bij andere inbraken en dat meerderen van hen tijdens observaties onder verdachte omstandigheden zijn aangetroffen op verschillende locaties buiten de locaties van de onderliggende feiten in de aan de orde zijnde strafzaken. [26]
Duurzaamheid en structuur
De zekere duurzaamheid blijkt naar het oordeel van het hof uit de volgende.
 Bij het plegen van de feiten en daaraan voorafgaande is telkens sprake geweest van een soortgelijke modus operandi, onder meer inhoudende dat:
- door een of meerdere personen een voorverkenning werd uitgevoerd; [27]
- de deelnemers aan de inbraak op de juiste locatie werden afgezet en weer werden opgehaald; [28]
- voorafgaande en tijdens de inbraken veelvuldig telefonische contacten tussen de deelnemers plaatsvonden. Daaruit blijkt van een min of meer vaste taakverdeling voor wat betreft (onder meer) het geven van opdrachten voorafgaande aan [29] en tijdens de inbraak, [30] het feitelijk stelen van de metalen, [31] het op de uitkijk staan [32] en hoe er daarna werd teruggereden;
- voor het inladen en het vervoeren van de gestolen metalen gebruik werd gemaakt van witte puinzakken van bouwmarkt [naam bouwmarkt] [33] en van meerdere (grote) auto’s met veelal een buitenlands kenteken of een export-kenteken. [34]
- de auto’s met de gestolen metalen tijdelijk ‘koud” werden gezet [35] en dat de gestolen metalen daarna de volgende dag bij sloperij [naam sloperij] in [plaats 7] werden ingeleverd. [36]
- bij controle en/of aanhouding door de politie een van te voren afgestemd verhaal werd verteld, [37]
- er sprake is geweest van afscherming van telefoongebruik [38] door het wisselen van telefoonnummers en gebruikmaking van meerdere telefoons; [39]
 Er is steeds sprake van een vaste kern van deelnemers, gedurende een langere periode. De handelingen van die personen zijn steeds gericht op het plegen van vermogensdelicten.
 Bij het plegen van de feiten is het terrein/de camping aan [adres] te [gemeente] , waar verdachte en meerdere medeverdachten verbleven, veelal als startpunt gebruikt; [40]
 In de periode van 2 oktober 2017 tot en met 2 mei 2018 is in totaal ruim 35.000 kilogram aan metalen ingeleverd bij [naam bedrijf 3] in [plaats 8] en [naam sloperij] . in [plaats 7] op naam van verschillende personen die in verband met onderzoek 26Stanley zijn aangehouden, te weten door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [verdachte] [41] Deze hoeveelheid is groter dan de hoeveelheid aan metalen die uit de concrete tenlasteleggingen van de verdachten volgt.
Het samenwerkingsverband was gericht op het in heel Nederland plegen van diefstallen van
metalen en van geld door middel van braak, verbreking en inklimming. De onderliggende feiten zijn alle binnen de structuur van de groep van deelnemers gepleegd en deze groep van deelnemers voldoet naar het oordeel van het hof aan alle kenmerken van een criminele organisatie.
De rol van verdachte en het oordeel over de deelneming
Verdachte heeft in de hierboven omschreven organisatie ook een rol gehad. Zo heeft verdachte in ieder geval twee diefstallen (mede)gepleegd [42] en is op zijn naam in totaal voor 863 kilo aan metaal is ingeleverd bij [naam sloperij] te [plaats 7] (verdeeld over twee dagen) [43] , terwijl die inlevermomenten na de data van de pleegdata uit de twee strafbare feiten liggen en het koper van de diefstal in [plaats 1] in beslag is genomen.
Daarnaast heeft verdachte tijdens zijn verhoor op 11 februari 2018 over het aangetroffen koper verklaard dat hij en zijn medeverdachten dit hebben gevonden in een container. [44] De inhoud van die verklaring komt overeen met de strekking van hetgeen de leden van de organisatie volgens [medeverdachte 5] moesten verklaren op een moment van aanhouding.
Voorts merkt het hof op dat verdachte tijdens de twee door hem gepleegde feiten de bestuurder en eigenaar van de auto was.
Het hof acht op grond van dit alles wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van diefstallen, al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming tot oogmerk heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen dat deze criminele organisatie ook het oogmerk heeft gehad
op het plegen van opzetheling en/of witwassen. zodat verdachte van deze onderdelen van feit 1 dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 17 april 2018 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland
en/of in Roemenië, heeft deelgenomen aan een organisatie ( [naam organisatie] ), bestaande uit hem, verdachte en
/of[medeverdachte 3] en
/of[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/oféén of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal
(len
)al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
, en/of
- opzetheling, en/of
- witwassen;
2. primair
hij in
of omstreeksde nacht van 9 op 10 februari 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening
in/uit een bedrijfspand aan [straatnaam 1] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (
ongeveer1597 kilo)
, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan metaalhandel/bedrijf [naam bedrijf 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen hoeveelheid koper onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij in
of omstreeksde nacht van 27 op 28 maart 2018 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening
in/uit
(een
of meergokkast
(en)staande in
)een café/horecagelegenheid aan de [straatnaam 2] heeft weggenomen een grote hoeveelheid
(munt
)geld (ongeveer 1800 euro),
geheel of ten deletoebehorende aan
(de eigenaar van
)[benadeelde 1]
en/of [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen hoeveelheid
(munt
)geld onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen Mercedes Benz verbeurd wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht om bij het bepalen van de straf, rekening te houden met de ondergeschikte rol van verdachte en de schending van de redelijke termijn. Met betrekking tot de inbeslaggenomen auto heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie als doel had om diefstallen te plegen. De deelnemers van de organisatie verbleven op een camping in [gemeente] en ging vanuit deze locatie bijna dagelijks op pad om diefstallen te plegen door heel Nederland. Uit het dossier blijkt dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad. In de periode dat verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen, heeft hij twee keer met anderen in de nacht ingebroken bij een metaalbedrijf en een horecapand, en daarbij een grote hoeveelheid koper en muntgeld weggenomen. Hij heeft daarmee schade berokkend voor de metaalbedrijven en geen respect getoond voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof overweegt dat slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is voor feiten zoals aan de orde. Uit het dossier blijkt namelijk dat de meeste diefstallen in vereniging met verschillende personen zijn gepleegd, dat die diefstallen in de nacht hebben plaatsgevonden, dat daarbij steeds een zekere planning heeft bestaan en dat de waarde van de weggenomen goederen groot was en verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Bovendien heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor de bewezenverklaarde feiten.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 18 december 2023 blijkt dat hij eerder, in 2016, onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast is verdachte recent, ook in het afgelopen jaar nog, meermalen veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Deze veroordelingen zijn echter niet onherroepelijk en het hof kan er om die reden geen rekening mee houden, maar het hof acht dit wel een zorgelijke ontwikkeling.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte is ten opzichte van de behandeling van de zaak bij de rechtbank in die zin weinig veranderd. Volgens zijn raadsman werkt verdachte ook op dit moment nog als schoonmaker in de bouw op ZZP-basis.
Aangezien de rol van verdachte ten opzichte van de rol van de medeverdachten bij de deelneming aan de criminele organisatie kleiner is geweest, zal het hof daar in de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden.
De redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken is in hoger beroep echter overschreden. Deze overschrijding dient naar het oordeel van het hof tot strafvermindering te leiden en het hof zal om die reden twee maanden gevangenisstraf in mindering brengen. Aan verdachte zal dus een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.210,03. De gevorderde materiële schade betreft € 710,03 voor de reparatie van een vernielde toegangsduur. Daarnaast is een bedrag van € 500,- aan immateriële schade gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 710,03. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal acht de vordering tot schadevergoeding in zijn geheel voldoende onderbouwd en heeft zich op het standpunt gesteld dat het totale bedrag van € 1.210,03 kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering in zijn geheel af te wijzen of de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. Voor de scharnieren moet € 75,- in mindering worden gebracht, omdat die scharnieren niet zijn vernield, maar hergebruikt kunnen worden. Daarnaast kan de benadeelde partij het bedrag van € 123,23 voor btw als ondernemer terugvorderen, zodat ook dat bedrag in mindering moet worden gebracht. De gevorderde immateriële schade kan volgens de raadsman ook niet worden toegewezen, omdat daar geen grond voor is.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag van € 586,80. Verdachte is op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt het hof dat de blijkens de overgelegde factuur berekende btw niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat de benadeelde partij die als ondernemer kan verrekenen.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade constateert het hof dat er geen grond voor toewijzing is, nu er geen sprake is van lichamelijk letsel, de benadeelde niet in de eer of goede naam is geschaad en er voorts geen sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 57, 63, 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Het vonnis waarvan beroep
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verzoek verdediging
- wijst het verzoek van de verdediging tot het horen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als getuige af.
Bewezenverklaring
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid feit en verdachte
- verklaart het onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto (Mercedes Benz met kenteken [kenteken 4] ), zoals vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen van verdachte van 21 oktober 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) bestaande uit € 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) bestaande uit € 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
- bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 maart 2018.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. S. Bek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Leeuwen, griffier,
en op 16 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Team 2e Lijns Opsporing Noord-Oost met proces-verbaalnummer LEFCE 17023 (onderzoek 26Stanley), gesloten en getekend op 26 juni 2018 door verbalisant [verbalisant 3] . Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar zaakdossiers (ZD) en bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde persoon, opgemaakte proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-2018062887-2, ZD0I, pagina 14-17.
3.Proces-verbaal van bevindingen PL1300-2018029658-14, ZD01, pagina 18-19.
4.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-52, ZD01, pagina 70 en proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-55, ZD01, pagina 71.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte PL0900-2018041035-27, ZD01, pagina 143.
6.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018040955-3, ZD01, pagina 39-42.
7.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-55, ZD01, pagina 71.
8.Proces-verbaal van aangifte PL0900-2018041035-1, ZD01, pagina 23-26.
9.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-32, ZD01, pagina 31.
10.Proces-verbaal van verhoor aangever PL0900-2018041035-2, ZD01, pagina 27-29.
11.Relaasproces-verbaal ZD01, pagina 9-12.
12.De verklaring van [medeverdachte 5] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
13.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2018132073-1, ZD03, pagina 40-42, met fotobijlagen.
14.Proces-verbaal van verhoor aangeefster PL0600-2018132073-81, ZD03, pagina 55-56.
15.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-201832073-11, ZD03, pagina 57-58, met fotobijlagen.
16.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-2018132073-75, ZD03, pagina 71.
17.Proces-verbaal identiteit gebruiker telefoon [nummer 2] , ZD03, pagina 102-104.
18.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 7541, ZD03, pagina 105-106.
19.Proces-verbaal van bevindingen 17023-565, ZD00, pagina 19.
20.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2017501785-1, ZD03, pagina 128-133.
21.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] 20170420.0826, ZD00, pagina 3-10 met bijlagen; Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 januari 2019.
22.De verklaring van [medeverdachte 5] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
23.ZD01, ZD02, ZD04 en ZD05.
24.ZD03 en ZD06.
25.Zie overzicht relaas proces-verbaal ZD00, p. 9.
26.Relaas proces-verbaal, ZD00, pagina 1-82.
27.o.a tapgesprek sessie 857 op taplijn 5714, tapgesprek sessie 5218 op taplijn *2227, tapgesprek sessie 1618 op taplijn *2227 en tapgesprek sessie 3066 op taplijn *4464
28.o.a. tapgesprek sessie 857 op taplijn 5714, tapgesprek sessie 10570 op taplijn *2227, tapgesprek sessie 27 op taplijn *5300 en tapgesprek sessie 1452 op taplijn *4464.
29.o.a. tapgesprek sessie 43 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 689 op taplijn *5714, tapgesprek sessie 264 op taplijn *2878, tapgesprek sessie 854 op taplijn *5714, tapgesprek sessie 2304 op taplijn *4464 en tapgesprek sessie 3237 op taplijn *4464.
30.o.a. tapgesprek sessie 6 op taplijn *5389, tapgesprek sessie 4053 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 793 op taplijn *4464 en tapgesprek sessie 2304 op taplijn *4464.
31.o.a. tapgesprek sessie 3162 op taplijn *4464.
32.o.a. tapgesprek sessie 4055 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 543 op taplijn *4464, tapgesprek sessie 4381 op taplijn 4464 en tapgesprek sessie 5430 op taplijn 4464.
33.ZD01, ZD02, ZD04, ZD05.
34.Zie overzicht relaas proces-verbaal, ZD00, p. 19.
35.Bv tapgesprek sessie 9 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 9629 op taplijn *2227 en tapgesprek sessie 282 op taplijn *5300.
36.Relaas proces-verbaal ZD00p. 67-68, proces-verbaal van bevindingen onderzoek gevorderde gegevens [naam sloperij] te [plaats 7] , ZD00, pagina 284-287 en proces-verbaal van bevindingen gegevens [naam bedrijf 3] , ZD00, pagina 312-315.
37.De verklaring van [medeverdachte 5] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
38.o.a. tapgesprek sessie 10399 op taplijn *5300
39.o.a. tapgesprek sessie 23 op taplijn *5389.
40.Relaas proces-verbaal ZD00, p. 16-17, de verklaring van [medeverdachte 5] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
41.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek gevorderde gegevens [naam sloperij] te [plaats 7] , ZD00, pagina 284-287 en proces-verbaal van bevindingen gegevens [naam bedrijf 3] , ZD00, pagina 312-315.
42.Zie de opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 primair en feit 3.
43.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitdraai van de administratie van [naam sloperij] , aangaande personen/kentekens die edelmetalen hebben ingeleverd, als bijlage bij het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens met nummer LEFCE17023-656.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] PL0900-2018041035-27, ZD01, pagina 141-147.