ECLI:NL:GHARL:2024:1268

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
21-004272-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie en diefstallen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door de rechtbank Overijssel was veroordeeld voor meerdere diefstallen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1990, heeft in de periode van 1 januari 2017 tot en met 17 april 2018 deelgenomen aan een organisatie die zich richtte op het plegen van diefstallen van metalen en geld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij verschillende inbraken en diefstallen, waaronder het stelen van koper en muntgeld uit bedrijfspanden en gokkasten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De vorderingen van twee benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die zij hebben geleden door zijn daden. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004272-20
Uitspraak d.d.: 16 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 november 2020 met parketnummer 08-963553-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] ,
verblijvende te [verblijfplaats]
.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 november 2022, 24 januari 2024, 26 januari 2024 en 16 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. P.J. Roelse, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor meerdere (gekwalificeerde) diefstallen en deelneming aan een criminele organisatie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] deels toegewezen.
Het hof heeft bij tussenarrest van 2 december 2022 de verdachte niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover het beroep was gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak voor feit 5.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 17 april 2018 in de gemeente [naam gemeente 1] en/of (elders) in Nederland en/of in Roemenië, heeft deelgenomen aan een organisatie (" [naam organisatie] "), bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal(len) al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, en/of
- opzetheling, en/of
- witwassen;
2. primair
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 februari 2018 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan [straatnaam 8] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 1800 kilo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan metaalhandel/bedrijf [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid koper onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2018 te [pleegplaats 1] en/of [naam gemeente 1] en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een grote hoeveelheid koper (ongeveer 1800 kilo) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. primair
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 februari 2018 te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan de [straatnaam 2] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 900 kilo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan metaalhandel/bedrijf [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid koper onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 februari 2018 te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan de [straatnaam 2] weg te nemen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 900 kilo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming naar voornoemd bedrijfspand is/zijn gegaan en/of van een hek rond dat bedrijfspand een of meer spijl(en) heeft/hebben verbogen en/of een raam in een toegangsdeur van dat bedrijfspand heeft/hebben verbroken en/of (vervolgens) in dat bedrijfspand aanwezig koper in een of meer puinzak(ken) heeft/hebben gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 maart 2018 te [pleegplaats 3] in de gemeente [naam gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit (een of meer gokkast(en) staande in) een café/horecagelegenheid aan de [straatnaam 3] heeft weggenomen een grote hoeveelheid (munt)geld (ongeveer 1800 euro), geheel of ten dele toebehorende aan (de eigenaar van) [benadeelde 1] en/of [naam bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid (munt)geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 10 april 2018 in de gemeente [naam gemeente 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit een winkel aan de [straatnaam 4] heeft weggenomen een of meer zaagblad(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de firma [naam bouwmarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
7.
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 april 2018, althans in of omstreeks de periode van 7 april 2018 tot en met 9 april 2018 in de gemeente [naam gemeente 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het ogmerk van wederechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan de/het [straatnaam 5] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid messing (ongeveer 3000 kilo) en/of koper (ongeveer 500 kilo), en/althans/in elk geval enig (ander) goed, geheel of ten dele toebehorende aan metaalhandel/bedrijf [benadeelde 2] . in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen hoeveelheid koper en/of messing onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verzoeken tot het horen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]

De raadsman heeft ter terechtzitting van 24 januari 2024 twee keer en op twee verschillende gronden verzocht om medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] als getuige te horen.
Het eerste verzoek is onderbouwd met de stelling dat er volgens getuige [naam getuige 1] sprake is geweest van dwang en terreur binnen de organisatie. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze twee medeverdachten de sleutelfiguren binnen de organisatie zijn en dat het daarom in het belang van de verdediging is om ze te horen over de gang van zaken.
Het tweede verzoek tot het horen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is gedaan naar aanleiding van de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] afgelegd ter zitting van het hof op 24 januari 2024. Deze getuige heeft op 24 januari 2024 verklaard dat hij als het ware een slaaf is geweest en dat hij door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is verleid om strafbare feiten te plegen. Gelet op die verklaring is het volgens de raadsman ook van belang om de twee getuigen te horen.
Het hof overweegt dat eerder een verzoek tot het horen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is gedaan bij de regiezitting van 18 november 2022 en dat het verzoek destijds (bij tussenarrest) is afgewezen. De verzoeken dienen daarmee aan het noodzaakscriterium te worden getoetst.
Hetgeen thans aan het eerste verzoek tot het horen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] als getuige ten grondslag is gelegd is niet meer of anders dan aan het eerdere verzoek ten grondslag is gelegd. Het hof wijst dit verzoek ook thans af onder verwijzing naar de eerdere afwijzing. Het is aan het hof om te bepalen – op basis van de beschikbare bewijsmiddelen – of, en zo ja in hoeverre, er sprake is geweest van terreur, dwang of slavernij en het hof acht zich daaromtrent voldoende voorgelicht. Overigens heeft verdachte zelf niet aangegeven op enige wijze te zijn gedwongen tot het plegen van strafbare feiten.
Ook het tweede verzoek tot het horen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] als getuige wijst het hof af, nu de noodzaak daartoe onvoldoende is onderbouwd. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat de verdediging zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] wil confronteren met de verklaring zoals [medeverdachte 4] die als getuige ter terechtzitting van 24 januari 2024 heeft afgelegd. De verdediging is evenwel aanwezig geweest bij dit verhoor van [medeverdachte 4] als getuige en heeft daarbij vragen kunnen stellen en van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. Dat en waarom een confrontatie van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met de inhoud van de door [medeverdachte 4] afgelegde verklaring daarnaast nog noodzakelijk zou zijn, heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd en is het hof ook overigens niet gebleken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs [1]
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Met betrekking tot de deelneming aan een criminele organisatie – zoals onder 1 tenlastegelegd – heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van opzet op die deelneming. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat een bewezenverklaring voor één of meer feiten niet automatisch betekent dat iemand heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, aangezien er ook sprake moet zijn van een samenwerkingsverband met een bepaalde duurzaamheid en structuur en dat daar in dit geval geen sprake van is.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft verdachte verklaard dat hij pas op een later moment in het centrum van [naam gemeente 1] in de witte Renault is ingestapt, voordat ze naar de [straatnaam 6] in [naam gemeente 1] gingen en dat hij niet op de plek van de diefstal is geweest. Deze verklaring wordt volgens de raadsman ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] , zoals afgelegd bij de rechter-commissaris. Op basis van het dossier valt volgens de raadsman niet uit te sluiten dat het zo is gegaan en verdachte moet volgens zijn raadsman daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3, 4, 6 en 7 tenlastegelegde heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van het hof
Eerst zullen de afzonderlijke feiten onder de feiten 2, 3, 4, 6 en 7 uit de tenlastelegging aan de orde komen. Daarna zal de deelneming aan een criminele organisatie, zoals tenlastegelegd onder feit 1, worden besproken.
Nu er geen bewijsverweer is gevoerd ten aanzien van de feiten onder 3, 4, 6 en 7, neemt het hof de uitwerking van de bewijsmiddelen en de bijbehorende bewijsoverwegingen van de rechtbank ten aanzien van die feiten grotendeels over. Daar waar in het vonnis ‘de rechtbank’ stond, is in het arrest ‘het hof’ komen te staan.

Feit 2 - [pleegplaats 1] (zaaksdossier 1)

Feiten en omstandigheden
Op 9 februari 2018 vanaf omstreeks 23:48 uur is de Volkswagen (hierna: VW) Passat met kenteken [kenteken 1] , op naam van [medeverdachte 2] , gesignaleerd in [plaats 1] , met behalve de bestuurder nog twee inzittenden. Bij deze VW Passat werden korte tijd later zes personen gezien op een parkeerplaats. De VW Passat rijdt kort daarna, direct gevolgd door een witte auto, de oprit van de A-28 op richting [plaats 2] op, waarna beide auto’s op de A-28 met een snelheid van 180-190 kilometer per uur richting [plaats 2] / [plaats 3] rijden. [2]
Op 10 februari 2018 omstreeks 02:45 uur krijgen verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] van de politie [naam gemeente 1] een melding over een VW Passat met het Franse kenteken [kenteken 1] en een witte Renault Megane Station met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . Op 10 februari 2018 omstreeks 03:00 uur zien verbalisanten op het terrein van de locatie [straatnaam 6] te [naam gemeente 1] de VW Passat met kenteken [kenteken 1] aan komen rijden.
Nadat de VW Passat is gestopt bij een van de caravans stappen de twee inzittenden uit. Ze worden staande gehouden, waarna de bestuurder zich identificeerde als [medeverdachte 2] en de bijzitter zich identificeerde als [betrokkene 1]
In de VW Passat worden ongeveer tien volle [naam bouwmarkt] puinzakken aangetroffen met als
inhoud koperen pijpen.
Ten tijde van het aantreffen van de puinzakken in de VW Passat rijdt de witte Renault
Megane met het kenteken [kenteken 2] het terrein aan de [straatnaam 6] op. Nadat de Renault
even verderop is geparkeerd stappen drie personen uit. De bestuurder identificeert zich als
[medeverdachte 5] en de inzittenden identificeren zich als [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte 4] . In de Renault Megane worden eveneens ongeveer tien grote [naam bouwmarkt] puinzaken vol met koper/metalen aangetroffen. [3] Het koper uit de VW Passat en de Renault Megane is gewogen en het betrof in totaal 730 kilo. [4]
Op 10 februari 2018 omstreeks 05:30 uur is op de A12 ter hoogte van knooppunt [naam knooppunt]
een witte bestelauto met kenteken [kenteken 3] gecontroleerd. In deze bestelauto, met als bestuurder [medeverdachte 6] , is een grote hoeveelheid koper verpakt in grote witte zakken aangetroffen die in beslag genomen is en waarvan afstand werd gedaan door [medeverdachte 6] . [5] Het koper uit de witte bestelbus is gewogen en het betrof in totaal 867 kilo. [6]
Op 10 februari 2018 omstreeks 08:45 uur is door de heer [naam 1] aangifte gedaan van
een inbraak in het bedrijfspand van metaalhandel [naam bedrijf 1] in [pleegplaats 1] in de nacht
van 9 op 10 februari 2018, waarbij ongeveer 1800 kilogram koper is ontvreemd. Blijkens de
aangifte hebben de daders zich de toegang tot het bedrijfspand verschaft door het verbreken
van de afgesloten garagedeur. [7]
Op de camerabeelden van het bedrijf is te zien dat op 10 februari 2018 tussen 02:08 uur en
02:10 uur meerdere lichtkleurige zakken worden ingeladen in een witkleurige bestelbus en in twee stationwagens, waarbij de bestelbus door drie personen wordt beladen en de stationwagens door vier tot vijf personen worden geladen. [8] In het bedrijfspand zijn opengescheurde verpakkingen voor puinzakken van bouwmarkt [naam bouwmarkt] aangetroffen. [9]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt onder meer dat de telefoon van [medeverdachte 3] op 9 februari 2018 en 10 februari 2018 zendmastlocaties aanstraalt van de telecommunicatiemasten in respectievelijk [plaats 1] , [pleegplaats 1] en [naam gemeente 1] .
De tijdstippen waarop dit plaatsvindt komen overeen met de hiervoor weergegeven
bevindingen van de politie voor wat betreft de tijdstippen dat de VW Passat in [plaats 1] is
gesignaleerd, het tijdstip van de inbraak bij metaal [naam bedrijf 1] en het tijdstip waarop de VW
Passat wordt staande gehouden aan de [straatnaam 6] te [naam gemeente 1] .
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 3] zegt
hij op 10 februari 2018 om 06.10 uur tegen de vrouw van [medeverdachte 2] dat
“ze” door de politie zijn opgepakt, dat er goederen in de auto lagen en dat hij uit de auto is
gesprongen en op de vlucht is. [10]
Op 24 januari 2024 is medeverdachte [medeverdachte 4] ter terechtzitting van het hof als getuige in de strafzaak van verdachte gehoord over onder meer de verdenking van de diefstal in [pleegplaats 1] . [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij en de andere inzittenden van de auto samen rechtstreeks vanaf de plek van de diefstal naar de plek van aanhouding zijn gereden en dat er niemand op een later moment is ingestapt. Volgens [medeverdachte 4] is op voorhand met elkaar afgesproken dat ze bij controle en/of aanhouding zouden verklaren dat ze het ‘afval’ hadden gevonden bij een container. [11]
Oordeel over de betrokkenheid van verdachte
Naar het oordeel van het hof laten voornoemde feiten en omstandigheden zien dat verdachte betrokken is geweest bij het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal door middel van braak. Verdachte is aangetroffen in een Renault Megane met daarin een grote hoeveelheid koper. Op het moment dat verdachte staande werd gehouden in die Renault , werd op dezelfde plek in een andere (station)auto ook een grote hoeveelheid koper aangetroffen. Gelet op de korte tijd tussen het tijdstip van het wegnemen van de goederen en het aantreffen van verdachte en anderen met die hoeveelheid koper en de getuigenverklaring van [medeverdachte 4] van 24 januari 2024, waaruit blijkt dat niemand op een later moment is ingestapt, concludeert het hof dat verdachte bij de inbraak in [pleegplaats 1] aanwezig is geweest.
Het hof acht daarbij de verklaring van getuige [medeverdachte 4] betrouwbaar. In die verklaring is de getuige namelijk consequent in de uiting dat hij de diefstal in [pleegplaats 1] samen met anderen heeft gepleegd. Dat hij op enig moment heeft verklaard dat hij in een rode Volvo zat op het moment dat hij werd aangehouden, doet aan het oordeel van het hof niet af, aangezien uit de bevindingen van de verbalisanten blijkt dat hij in een witte Renault zat op het moment van staande houden. Daarnaast belast [medeverdachte 4] ook zichzelf met zijn verklaring en bekent hij meer diefstallen dan hem verweten worden, hetgeen naar het oordeel van het hof bijdraagt aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
Het hof gaat er daarnaast vanuit dat ook medeverdachte [medeverdachte 6] bij de inbraak aanwezig is geweest, nu op de camerabeelden van Metaalhandel [naam bedrijf 1] naast twee (station)auto’s, ook een bestelbusje is te zien. Dat busje komt overeen met het busje waarin [medeverdachte 6] in de nacht van 9 op 10 februari 2018 reed en in dit busje is ook een grote hoeveelheid koper van in totaal 867 kilo aangetroffen. Ook die hoeveelheid koper valt daarom aan verdachte en diens medeverdachten toe te rekenen.
Het hof stelt gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien vast dat het aangetroffen koper afkomstig is van Metaalhandel [naam bedrijf 1] .
Het hof acht het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 3 – [pleegplaats 2] (zaaksdossier 2)

Feiten en omstandigheden
In de nacht van 21 op 22 februari 2018 omstreeks 01:45 uur heeft een inbraak
plaatsgevonden in het bedrijfspand van metaalhandel [naam bedrijf 2] in [pleegplaats 2] ,
waarbij ongeveer 900 kilogram koper is ontvreemd. Blijkens de aangifte hebben de daders
zich de toegang tot het bedrijfspand verschaft door eerst een spijl van het hekwerk van het
bedrijfsterrein te verbuigen en vervolgens het glas van een raam van de roldeur van het
bedrijfspand te vernielen. [12] Het ontvreemde koper werd door de politie aangetroffen in
puinzakken van [naam bouwmarkt] , op de plaats waar de daders het hekwerk hadden verbogen. [13]
Naar aanleiding van een melding van een mogelijke inbraak bij dit bedrijf (vanwege door de
melder gehoord glasgerinkel en mannenstemmen) [14] zijn verbalisanten ter plaatse gegaan.
Tijdens het aanrijden van de politie werd doorgegeven dat de melder een groep van zes à
zeven mannen had zien wegrennen. Ter plaatse gekomen werden door de verbalisanten
tenminste vijf donker geklede personen gezien die wegrenden. In de directe omgeving van
het bedrijf zijn met behulp van ingezette speurhonden vijf verdachten aangehouden, te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] . [15]
Op de plaats waar de daders het hekwerk hadden verbogen, werd de verbogen spijl bij elkaar gehouden door een veter. Op deze veter werd een bloedvlek aangetroffen. [16] Het DNA-profiel van het bloed op de veter komt overeen met het DNA-profiel van [verdachte] (verdachte). [17]
In het bedrijfspand worden opengescheurde verpakkingen voor puinzakken van bouwmarkt
[naam bouwmarkt] aangetroffen. [18]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt onder meer dat de telefoon van [medeverdachte 3] op 22 februari 2018 tussen 00:10 uur en 06:08 uur zendmastlocaties
aanstraalt van telecommunicatiemasten in [pleegplaats 2] .
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 3] wordt [medeverdachte 3] op 22 februari 2018 om 01:47 uur gebeld door [medeverdachte 2] en
wordt tegen [medeverdachte 3] gezegd: “Gaan jullie laag zitten (...) Joh, laag zitten (...) Zwijg.
Het is de politie (...) Doe de telefoon uit.” [19]
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 3] zegt
[medeverdachte 3] op 22 februari 2018 om 07:57 uur onder meer dat hij kletsnat is en bevroren
is en dat hij net pas is gekomen, dat hij vannacht aan het werk is geweest en dat alle mannen
zijn opgepakt, waaronder [betrokkene 2] en dat ze er niet aan toe kwamen om te nemen, dat “het is
poging tot zou je kunnen zeggen”, dat hij (gevraagd naar waar het was) zegt: in de buurt van
[pleegplaats 2] .”, dat er zeven of acht mannen waren, dat er één van hen ontsnapt is en hijzelf, dat de mannen door honden werden gebeten en “ze zijn met veel honden gekomen en ze hebben hen losgelaten.” [20]
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek van de telefoon van [medeverdachte 3] zegt
[medeverdachte 3] op 23 februari 2018 tegen [betrokkene 3] dat [betrokkene 2] eerder gisternacht
werd aangehouden en dat er vijf van de acht zijn opgepakt, dat de politie ze heeft gezien en
dat ze toen op de vlucht zijn gegaan, waarop [betrokkene 3] zegt dat ze met teveel
mensen waren en dat je beter met zijn tweeën kunt gaan. [21]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt voorts dat de telefoon van
[medeverdachte 2] op 22 februari 2018 tussen 00:23 uur en 00:39 uur ook telecommasten
aanstraalt in [pleegplaats 2] .
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek (sessie 857) belt [medeverdachte 2] op
22 februari 2018 om 01:36 uur met [medeverdachte 3] en vraagt hij aan [medeverdachte 3] om de
telefoon door te geven aan [bijnaam verdachte] , later geïdentificeerd als [verdachte] (verdachte). [22] Uit de inhoud van dit telefoongesprek en de andere opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken kan worden afgeleid dat [medeverdachte 2] in het bedrijfspand is geweest en dat [medeverdachte 3] en [verdachte] (verdachte) op dat moment bezig zijn om het koper uit het bedrijfspand te ontvreemden.
Oordeel over de betrokkenheid van verdachte
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op de korte tijd tussen
het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper en het aantreffen door de politie
van medeverdachten in de directe omgeving van het bedrijf, en gelet op het ontbreken van
een enigszins aannemelijke verklaring van verdachte voor de inhoud van de bewuste
tapgesprekken en het aantreffen van zijn DNA op de plaats delict, geen andere conclusie toe
dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze
bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
Het hof acht het onder 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 4 – [pleegplaats 3] (zaaksdossier 3)

Feiten en omstandigheden
In de nacht van 27 op 28 maart 2018 omstreeks 03:14 uur heeft een inbraak plaatsgevonden
in [benadeelde 1] in [pleegplaats 3] . Bij die inbraak is een gokautomaat opengebroken en is een geldlade uit de gokautomaat weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat de daders zich de
toegang tot het café hebben verschaft door een toegangsdeur (nooduitgang) open te breken. [23] Aangeefster [naam 2] heeft in een nadere verklaring meegedeeld dat het weggenomen geldbedrag uit de gokkast € 2.050,- bedroeg, bestaande uit 0,50 euro muntstukken en 1 en 2 euro muntstukken. [24]
Na de melding van de inbraak in [benadeelde 1] zijn verbalisanten richting [pleegplaats 3]
gereden en zagen zij omstreeks 03:22 uur als eerste voertuig een auto rijden op de
[straatnaam 7] komende uit de richting van [pleegplaats 3] . Nadat het voertuig, een Mercedes type E220Cdi (Sedan) met kenteken [kenteken 4] , een stopteken had gekregen werden de inzittenden gecontroleerd en identificeerden zij zich als [medeverdachte 2] , [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 5] en [betrokkene 4] .
In het voertuig werden een schroevendraaier, handschoenen en meerdere 2 euro muntstukken aangetroffen. Op het wegdek en in de berm ongeveer 30 meter achter het voertuig werden eveneens meerdere muntstukken aangetroffen. De op het wegdek liggende muntstukken waren droog, terwijl het wegdek ter plaatse nat was. Bij de muntstukken lag nog een schroevendraaier en een blauwe zak waar muntstukken in zaten die ook nog droog waren, terwijl de omgeving ter plaatse nat was. [25]
Uit een onderzoek van de politie is gebleken dat het ongeveer zeven en een halve minuut rijden is vanaf [benadeelde 1] tot aan restaurant [naam restaurant] , de plek waar de verdachten omstreeks 3:22 uur staande zijn gehouden. [26]
Het nummer [telefoonnummer] is aan verdachte [medeverdachte 2] gekoppeld. [27] In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek (sessie 7541 ) op dit nummer zegt ‘ [betrokkene 2] ’ op 3 april 2018 om 21:10 uur (nadat de beller/gebelde heeft gezegd dat hij heeft gehoord dat [medeverdachte 2] bij de bar is gesnapt) dat hij onderweg gesnapt is, omdat [bijnaam verdachte] niet goed opgelet heeft, dat hij het geld net genomen had en het uit de auto had gegooid, dat de duivels het gevonden hebben en dat dat dezelfde was waar ze ruim 3.000 hebben gehaald. [28] Uit de dossierstukken blijkt dat ‘ [betrokkene 2] ’ de bijnaam is van [medeverdachte 2] , dat [bijnaam verdachte] de bijnaam is van verdachte [29] en dat op 30 oktober 2017 ook al een inbraak heeft plaatsgevonden in [benadeelde 1] . [30]
Oordeel over de betrokkenheid van verdachte
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder in aanmerking genomen de
korte tijd tussen het tijdstip van de melding van de inbraak in [benadeelde 1] en het tijdstip
van het signaleren door de politie van de verdachte en medeverdachten, komende vanuit
[pleegplaats 3] , en gelet op het ontbreken van zelfs maar het begin van een aannemelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict en de aanwezigheid van de muntstukken in de auto en in de berm, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze inbraak heeft gepleegd.
Het hof acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 6 – Diefstal zaagblaadjes [naam gemeente 1] (zaaksdossier 8)

Op 10 april 2018 is door de heer [naam 3] namens [naam bouwmarkt] te [naam gemeente 1] aangifte gedaan van diefstal van een zaagblad door een persoon die na zijn
staande houding opgaf te zijn: [verdachte] (verdachte). Door de medewerker [naam 3] werd gezien dat voornoemde persoon in het bijzijn van en voor het oog van een ander persoon een zaagblad uit een verpakking haalde, dat zaagblad bij een andere verpakking instopte en dat hij bij het afrekenen van de goederen bij de kassa niet het zaagblad afrekende dat hij bij een andere verpakking had ingestopt. [31]
Verdachte heeft op 26 april 2018 tegenover de politie op de vraag waarom hij het
had gestolen verklaard: ‘Waar ik werk had ik een stuk steen om te zagen”. [32]
Op grond van deze feiten acht het hof het onder 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 7 – [naam gemeente 3] I (zaaksdossier 4)

Feiten en omstandigheden
In de nacht van 8 op 9 april 2018 omstreeks 04:30 uur worden in [plaats 4] een Opel Corsa
met het Duitse kenteken [kenteken 5] en een Seat Cordoba met het Franse kenteken [kenteken 6] gecontroleerd. De Opel Corsa wordt bestuurd door [betrokkene 4] . In de Seat Cordoba , bestuurd door een persoon die zich [persoon] noemt, maar later wordt geïdentificeerd als [betrokkene 5] , worden meerdere [naam bouwmarkt] puinzakken aangetroffen, met als inhoud (naar later blijkt) 500 kilogram koper en messing, en werkhandschoenen. [33]
Op 9 april 2018 is door de heer [naam 4] aangifte gedaan van een inbraak in het bedrijfspand van [benadeelde 2] in [naam gemeente 3] in de periode tussen 7 april 2018 te 14:00 uur en maandag 9 april 2018 te 08.30 uur.
Blijkens de aangifte hebben de daders zich de toegang tot een bedrijfshal verschaft door een
plaat van de overheaddeur te forceren en is uit die bedrijfshal 3 ton messing en 500 kilo koper weggenomen ter waarde van 13.000 euro. Op het bedrijfsterrein van [benadeelde 2] worden op een aanhangwagen diverse metalen van messing en koper aangetroffen en een plastic zak met het opschrift ‘ [naam bouwmarkt] ’, waarin zich witte puinzakken bevonden met ook het opschrift ‘ [naam bouwmarkt] ’. [34]
Uit de verkregen historische telecommunicatiegegevens blijkt dat de telefoons van onder
meer [medeverdachte 2] , [betrokkene 3] en [verdachte] (verdachte) vanaf 8 april 2018 omstreeks 23:00 uur tot zaterdag 9 april 2018 omstreeks 02:30 uur de zendmastlocatie
aanstralen van een telecommunicatiemast die op ongeveer 1.000 meter van het bedrijf [benadeelde 2] vandaan staat. [35]
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende:
- op 8 april 2018 omstreeks 19:51 uur belt [betrokkene 3] met [medeverdachte 2] en vraagt aan
[medeverdachte 2] of hij vanavond meegaat en geeft hij aan dat ze met veel mensen en
meerdere auto’s gaan, waaronder een Seat ; [36]
- op 8 april 2018 omstreeks 19:57 uur belt [medeverdachte 2] met [betrokkene 3] en geeft [medeverdachte 2] aan dat hij nog 20-30 zakken heeft, maar dat [betrokkene 3] nog zakken moet kopen; [37]
- op 8 april 2018 omstreeks 20:02 uur belt [medeverdachte 2] met [betrokkene 3] en wordt onder
meer besproken dat er niet meer dan 800 kilogram in de Opel kan en dat het vanuit huis 105
kilometer is. [38]
Op basis van de routeplanner van de website Google maps is door verbalisanten vastgesteld
dat de afstand van de locatie [straatnaam 6] te [naam gemeente 1] naar [benadeelde 2] in [naam gemeente 3]
105 kilometer bedraagt. [39]
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt voorts het volgende:
- op 8 april 2018 omstreeks 23:15 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] (verdachte) en geeft hij aan dat [verdachte] (verdachte) goed staat; [40]
- op 8 april 2018 omstreeks 23:21 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] (verdachte) en overlegt hij met verdachte hoe ze moeten rijden; [41]
- op 8 april 2018 omstreeks 23:23 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] (verdachte) en zegt hij tegen [verdachte] (verdachte) dat hij moet blijven staan en dat ze hem zullen ophalen; [42]
- op 8 april 2018 omstreeks 23:25 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] (verdachte) en vraagt hij aan [verdachte] (verdachte) waar hij is, waarop [verdachte] (verdachte) aan [medeverdachte 2] vraagt of de twee auto’s voor hem van hun zijn hetgeen door [medeverdachte 2] wordt bevestigd; [43]
- op 9 april 2018 omstreeks 02:33 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] (verdachte) en zegt hij tegen [verdachte] (verdachte): “De poort moet open.” [44]
- op 9 april 2018 omstreeks 02:37 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 4] en zegt hij tegen
[betrokkene 3] onder meer dat ze achter elkaar eruit gaan, dat hij nog vier, vijf zakken heeft waarop [betrokkene 4] vraagt of ze het in zakken hebben geladen waarop bevestigend wordt gereageerd; tijdens dit telefoongesprek is op de achtergrond lawaai te horen van metalen voorwerpen die elkaar raken/op elkaar vallen; [45]
- op 9 april 2018 omstreeks 02:49 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] (verdachte) en zegt hij tegen [verdachte] (verdachte) dat hij langzamer moet gaan rijden, omdat ze hem anders kwijt raken en de weg niet kennen en ook de politie komt dan achter hun aan, waarop [verdachte] (verdachte) aangeeft dat deze weg de snelweg hen naar [naam gemeente 1] brengt; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmastlocatie van de A1 ter hoogte van [plaats 5] aan; [46]
- op 9 april 2018 omstreeks 03:46 uur belt [medeverdachte 2] met [betrokkene 6] en geeft
[medeverdachte 2] aan dat ze geparkeerd hebben; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [medeverdachte 2] de zendmastlocatie [naam locatie] te [plaats 4] aan; [47]
- op 9 april 2018 omstreeks 03:55 uur belt [betrokkene 6] met [betrokkene 3] en geeft [betrokkene 6]
aan te parkeren; tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [betrokkene 6] de
zendmastlocatie Nijverheidsweg 50A te [plaats 4] aan; [48]
- op 9 april 2018 vanaf omstreeks 04:00 uur worden diverse telefoongesprekken gevoerd
tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 3] en tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] over de aanhouding van [betrokkene 5] en het feit dat de politie de auto met lading heeft meegenomen. [49]
Oordeel over de betrokkenheid van verdachte
Voornoemde feiten en omstandigheden laten, in het bijzonder gelet op/mede in aanmerking
genomen de korte tijd tussen het tijdstip van het wegnemen van de hoeveelheden koper, het
tijdstip van het aantreffen van de hoeveelheden messing koper in de Seat Cordoba , het
ontbreken van een aannemelijke verklaring voor zijn aanwezigheid in [naam gemeente 3] en de
inhoud van de tapgesprekken, geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen deze bedrijfsinbraak heeft gepleegd.
Het hof acht het onder 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 1 – deelneming aan een criminele organisatie

Juridisch kader
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht
is sprake indien is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam
samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat
tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname aan die organisatie is slechts dan sprake als de betrokkene behoort tot het
samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan
gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het
genoemde oogmerk. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig
misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar
zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht ligt ook het opzet van een verdachte besloten. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie, dan wel dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Het voor een criminele organisatie vereiste oogmerk moet zijn gericht op het feitelijke en
gewenste doel van de organisatie, het plegen van meer misdrijven. Het oogmerk zal uit de
bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs daarvan zal onder meer betekenis kunnen
toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken
uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of afstemming van activiteiten van
deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke
doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De organisatie
De verklaring van [naam getuige 1]
In januari 2018 is het opsporingsonderzoek [naam onderzoek] gestart naar aanleiding van de door
getuige [naam getuige 1] afgelegde verklaring dat hij werd uitgebuit door een groep
Roemeense landgenoten die hem dwongen om diverse vermogensdelicten te plegen. Getuige [naam getuige 1] heeft daarover onder meer verklaard dat deze Roemenen zouden samenwerken als een criminele groepering genaamd “ [naam organisatie] ”, in wisselende samenstellingen diefstallen plegen in heel Nederland en op een campingterrein in de omgeving van [naam gemeente 1] verblijven. Volgens getuige [naam getuige 1] zou “ [naam organisatie] ” bestaan uit 15 tot 20 personen, zou alles binnen “ [naam organisatie] ” georganiseerd zijn en zouden er een aantal zijn die er boven staan en aan anderen vertellen wat zij moeten doen. [naam getuige 1] heeft verklaard dat er drie lagen zijn, te weten slimmeriken, de pijlers/dragers van wat de slimmeriken zeggen en de sukkels, waarbij de sukkels moeten uitvoeren wat de dragers zeggen en de sukkels in opdracht van de slimmeriken door de dragers worden gestraft als zij het niet uitvoeren. [50]
De verklaring van [medeverdachte 4]
Getuige [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is verleid om diefstallen te plegen in Nederland. Hij is daarbij door niemand bedreigd en door niemand gedwongen. Hij heeft ook op de camping op de [straatnaam 6] verbleven en zegt dat de daar aanwezige personen bijna elke avond op pad gingen om te stelen. [51]
De gepleegde feiten
Uit het relaas proces-verbaal van het zaaksdossier ‘criminele organisatie’ en de onderliggende processen-verbaal, blijkt dat tijdens het opsporingsonderzoek [naam onderzoek] in ieder geval meerdere diefstallen van edelmetalen bij metaalhandel/recyclingbedrijven [52] en twee inbraken in cafés [53] plaatsgevonden. Uit dit proces-verbaal blijkt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [verdachte] (verdachte), in wisselende samenstellingen en deels met meerdere andere personen meerdere diefstallen van metalen hebben gepleegd, telkens door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming. [54] Het hof acht het in dit verband redengevend dat uit de inhoud van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van meerdere aanwijzingen voor betrokkenheid van diverse personen uit de groep bij andere inbraken en dat meerderen van hen tijdens observaties onder verdachte omstandigheden zijn aangetroffen op verschillende locaties buiten de locaties van de onderliggende feiten in de aan de orde zijnde strafzaken. [55]
Duurzaamheid en structuur
De zekere duurzaamheid blijkt naar het oordeel van het hof uit de volgende.
 Bij het plegen van de feiten en daaraan voorafgaande is telkens sprake geweest van een soortgelijke modus operandi, onder meer inhoudende dat:
- door een of meerdere personen een voorverkenning werd uitgevoerd; [56]
- de deelnemers aan de inbraak op de juiste locatie werden afgezet en weer werden opgehaald; [57]
- voorafgaande en tijdens de inbraken veelvuldig telefonische contacten tussen de deelnemers plaatsvonden. Daaruit blijkt van een min of meer vaste taakverdeling voor wat betreft (onder meer) het geven van opdrachten voorafgaande aan [58] en tijdens de inbraak, [59] het feitelijk stelen van de metalen, [60] het op de uitkijk staan [61] en hoe er daarna werd teruggereden;
- voor het inladen en het vervoeren van de gestolen metalen gebruik werd gemaakt van witte puinzakken van bouwmarkt [naam bouwmarkt] [62] en van meerdere (grote) auto’s met veelal een buitenlands kenteken of een export-kenteken. [63]
- de auto’s met de gestolen metalen tijdelijk ‘koud” werden gezet [64] en dat de gestolen metalen daarna de volgende dag bij sloperij [naam sloperij] in [plaats 4] werden ingeleverd. [65]
- bij controle en/of aanhouding door de politie een van te voren afgestemd verhaal werd verteld, [66]
- er sprake is geweest van afscherming van telefoongebruik [67] door het wisselen van telefoonnummers en gebruikmaking van meerdere telefoons; [68]
 Er is steeds sprake van een vaste kern van deelnemers, gedurende een langere periode. De handelingen van die personen zijn steeds gericht op het plegen van vermogensdelicten.
 Bij het plegen van de feiten is het terrein/de camping aan de [straatnaam 6] te [naam gemeente 1] , waar verdachte en meerdere medeverdachten verbleven, veelal als startpunt gebruikt; [69]
 In de periode van 2 oktober 2017 tot en met 2 mei 2018 is in totaal ruim 35.000 kilogram aan metalen ingeleverd bij [bedrijf] en [naam sloperij] in [plaats 4] op naam van verschillende personen die in verband met onderzoek [naam onderzoek] zijn aangehouden, te weten door [medeverdachte 2] , [verdachte] (verdachte), [betrokkene 6] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] . [70] Deze hoeveelheid is groter dan de hoeveelheid aan metalen die uit de concrete tenlasteleggingen van de verdachten volgt.
Het samenwerkingsverband was gericht op het in heel Nederland plegen van diefstallen van
metalen en van geld door middel van braak, verbreking en/of inklimming. De onderliggende feiten zijn alle binnen de structuur van de groep van deelnemers gepleegd en deze groep van deelnemers voldoet naar het oordeel van het hof aan alle kenmerken van een criminele organisatie.
De rol van verdachte en het oordeel over de deelneming
Verdachte heeft in de hierboven omschreven organisatie ook een rol gehad. Zo heeft verdachte in ieder geval vijf diefstallen (mede)gepleegd [71] die in verband kunnen worden gebracht met het oogmerk van de organisatie. Daarnaast is op 12, 13, 14 en 16 april 2018 op naam van verdachte in totaal 606 kilo aan metaal ingeleverd bij [naam sloperij] te [plaats 4] [72] terwijl die inlevermomenten na de data van de pleegdata uit de strafbare feiten liggen en het koper van de diefstal in [pleegplaats 1] , [pleegplaats 2] en [naam gemeente 3] in beslag is genomen, zodat deze hoeveelheid metaal, bij gebreke aan een andere aannemelijke verklaring van verdachte, uit andere door de organisatie gepleegde feiten afkomstig moet zijn.
Op basis van de telefonische contacten van verdachte blijkt dat hij veelvuldig contact heeft gehad met de twee hoofdverdachten, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [73] Op basis van de inhoud van de tapgesprekken gaat het hof ervan uit dat verdachte een uitvoerende, en geen aansturende, rol heeft gehad.
Het hof acht op grond van dit alles wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van diefstallen, al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming tot oogmerk heeft gehad.
Dat verdachte onder druk zou zijn gezet door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] om verboden handelingen te verrichten of dat er sprake was van terreur, wat daarvan ook zij, maakt, zelfs al zou er van enige druk sprake zijn geweest, naar het oordeel van het hof niet dat verdachte geen onderdeel kan zijn geweest van de criminele organisatie. Het hof kan uit het dossier ook niet afleiden dat er sprake was van een dusdanige dwang, dat verdachte geen andere keuze had dan strafbare feiten te plegen.
Het hof acht niet bewezen dat deze criminele organisatie ook het oogmerk heeft gehad
op het plegen van opzetheling en/of witwassen, zodat verdachte van deze onderdelen van feit 1 dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 17 april 2018 in de gemeente [naam gemeente 1] en/of (elders) in Nederland
en/of in Roemenië, heeft deelgenomen aan een organisatie (“ [naam organisatie] ”), bestaande uit hem, verdachte en
/of[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3] en
/oféén of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal
(len
)al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
, en/of
- opzetheling, en/of
- witwassen;
2. primair
hij in
of omstreeksde nacht van 9 op 10 februari 2018 te [pleegplaats 1] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening
in/uit een bedrijfspand aan [straatnaam 8] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (
ongeveer1597 kilo)
, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan metaalhandel/bedrijf [naam bedrijf 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen hoeveelheid koper onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
3. primair
hij in
of omstreeksde nacht van 21 op 22 februari 2018 te [pleegplaats 2] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening
in/uit een bedrijfspand aan de [straatnaam 2] heeft weggenomen een grote hoeveelheid koper (ongeveer 900 kilo),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan metaalhandel/bedrijf [naam bedrijf 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen hoeveelheid koper onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak en
/of verbreking en/ofinklimming;
4.
hij in
of omstreeksde nacht van 27 op 28 maart 2018 te [pleegplaats 3] in de gemeente [naam gemeente 2] , tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening
in/uit
(een
of meergokkast
(en)staande in
)een café/horecagelegenheid aan de [straatnaam 3] heeft weggenomen een grote hoeveelheid
(munt
)geld (ongeveer 1800 euro),
geheel of ten deletoebehorende aan
(de eigenaar van
)[benadeelde 1]
en/of [naam bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen hoeveelheid
(munt
)geld onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
6.
hij op
of omstreeks10 april 2018 in de gemeente [naam gemeente 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening
in/uit een winkel aan de [straatnaam 4] heeft weggenomen een
of meerzaagblad
(en),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan de firma [naam bouwmarkt] toebehoorde
(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
7.
hij in
of omstreeksde nacht van 8 op 9 april 2018,
althans in of omstreeks de periode van 7 april 2018 tot en met 9 april 2018in de gemeente [naam gemeente 3] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening
in/uit een bedrijfspand aan de/het [straatnaam 5] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid messing (ongeveer 3000 kilo) en
/ofkoper (ongeveer 500 kilo),
en/althans/in elk geval enig (ander) goed, geheel of ten deletoebehorende aan metaalhandel/bedrijf [benadeelde 2]
. in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofde weg te nemen hoeveelheid koper en
/ofmessing onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte bij een bewezenverklaring te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daartoe is aangevoerd dat verdachte - uitgaande van de verklaring van [naam getuige 1] - onder druk is gezet. Daarnaast is onder verwijzing naar verschillende uitspraken van Nederlandse rechters opgemerkt dat door de rechtbank verkeerde uitgangspunten zijn genomen bij het bepalen van de op te leggen straf en is verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft langer dan een jaar deelgenomen aan een criminele organisatie, die als doel had het plegen van diefstallen. De deelnemers van de organisatie verbleven op een camping in [naam gemeente 1] en gingen vanuit deze locatie bijna dagelijks op pad om diefstallen te plegen door heel Nederland. Uit het dossier blijkt dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad en dat hij daarin erg actief was. In de periode dat verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen, heeft hij meerdere keren met anderen in de nacht ingebroken bij (metaal)bedrijven en een horecapand, en daarbij grote hoeveelheden koper, messing en muntgeld weggenomen. Daarnaast heeft verdachte bij de [naam bouwmarkt] een zaagblad gestolen. Hij heeft daarmee schade berokkend voor de metaalbedrijven en de [naam bouwmarkt] en geen respect getoond voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof overweegt dat slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is voor feiten zoals hier aan de orde. Uit het dossier blijkt namelijk dat de meeste diefstallen in vereniging met verschillende personen zijn gepleegd, dat die diefstallen in de nacht hebben plaatsgevonden, dat daarbij steeds een zekere planning heeft bestaan en dat de waarde van de weggenomen goederen groot was, terwijl verdachte voorts heeft deelgenomen een aan criminele organisatie.
Verdachte heeft voor deze feiten bovendien geen verantwoordelijkheid genomen en met betrekking tot de vermeende druk die op hem zou zijn uitgeoefend, heeft hij zelf niets verklaard, zodat het hof dit ook niet in strafverminderende zin zal meewegen. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat [medeverdachte 4] - anders dan [naam getuige 1] – niet over dwang of druk heeft verklaard.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 18 december 2023 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor de diefstal van koper. Sinds onderhavige zaak zijn er geen nieuwe verdenkingen bijgekomen.
Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.
De redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken is in hoger beroep echter overschreden. Deze overschrijding dient naar het oordeel van het hof tot strafvermindering te leiden en het hof zal om die reden drie maanden gevangenisstraf in mindering brengen. Aan verdachte zal dus een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden met aftrek van het voorarrest worden opgelegd.
Het hof stelt vast dat de voorlopige hechtenis van verdachte aanvankelijk was geschorst onder (onder meer) de voorwaarde dat hij in hoger beroep ter terechtzitting zou verschijnen. Verdachte is echter bij de regiezitting noch bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep verschenen. Mede gelet op de aard en omvang van de bewezenverklaarde feiten, de lange gevangenisstraf die thans daarvoor door het hof wordt opgelegd, alsmede dat een verklaring voor het niet verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep geheel is uitgebleven, acht het hof het aangewezen de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.210,03. De gevorderde materiële schade betreft € 710,03 voor de reparatie van een vernielde toegangsduur. Daarnaast is een bedrag van € 500,- aan immateriële schade gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 710,03. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal acht de vordering tot schadevergoeding in zijn geheel voldoende onderbouwd en heeft zich op het standpunt gesteld dat het totale bedrag van € 1.210,03 kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering, of punten daarvan, niet inhoudelijk betwist.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag van € 586,80. Verdachte is op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt het hof dat het bedrag van € 123,23 aan berekende btw niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat de benadeelde partij die als ondernemer kan verrekenen.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade constateert het hof dat er geen grond voor toewijzing is, nu er geen sprake is van lichamelijk letsel, de benadeelde niet in de eer of goede naam is geschaad en er voorts geen sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.527,75, geheel bestaande uit materiële schade voor de weggenomen koper en messing. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.327,65. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot een bedrag van € 10.327,75 wordt toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering, of punten daarvan, niet inhoudelijk betwist.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 10.327,75 aan materiële schade. Dit bedrag is gebaseerd op de in de nacht van 8 op 9 april 2018 ontvreemde koper en messing. Verdachte is op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het deel van de vordering dat ziet op de periode na 9 april 2018 zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 140, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Het vonnis waarvan beroep
- vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verzoeken verdediging
- wijst de verzoeken van de verdediging tot het horen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] als getuige af.
Bewezenverklaring
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid feit en verdachte
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) bestaande uit
€ 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) bestaande uit € 586,80 (vijfhonderdzesentachtig euro en tachtig cent) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
- bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 maart 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 7 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.327,75 (tienduizend driehonderdzevenentwintig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 10.327,75 (tienduizend driehonderdzevenentwintig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 7 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.327,75 (tienduizend driehonderdzevenentwintig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 10.327,75 (tienduizend driehonderdzevenentwintig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
- bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 april 2018.
Voorlopige hechtenis
-
heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. S. Bek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Leeuwen, griffier,
en op 16 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Team 2e Lijns Opsporing Noord-Oost met proces-verbaalnummer [nummer] (onderzoek [naam onderzoek] ), gesloten en getekend op 26 juni 2018 door verbalisant [naam verbalisant 3] . Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar zaakdossiers (ZD) en bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde persoon, opgemaakte proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-2018062887-2, ZD0I, pagina 14-17.
3.Proces-verbaal van bevindingen PL1300-2018029658-14, ZD01, pagina 18-19.
4.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-52, ZD01, pagina 70 en proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-55, ZD01, pagina 71.
5.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018040955-3, ZD01, pagina 39-42.
6.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-55, ZD01, pagina 71.
7.Proces-verbaal van aangifte PL0900-2018041035-1, ZD01, pagina 23-26.
8.Proces-verbaal van bevindingen PL0900-2018041035-32, ZD01, pagina 31.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever PL0900-2018041035-2, ZD01, pagina 27-29.
10.Relaasproces-verbaal ZD01, pagina 9-12.
11.De verklaring van [medeverdachte 4] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , PL1100-2018034193-1, ZD02 pagina 94-96.
13.Proces-verbaal van bevindingen PL1100-2018034193-22, relaas, pagina 7 en bijlage 22.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige 2] , PL1100-2018034193-6, ZD02, pagina 97-99.
15.Relaasproces-verbaal ZD02, pagina 6.
16.Proces-verbaal van bevindingen PL1100-2018034193-22, relaas, pagina 7 en bijlage 22.
17.Rapport NFI-match [verdachte] met inbraak [pleegplaats 2] 22-02-18.
18.Proces-verbaal van bevindingen PL1 100-2018034193-22, relaas, pagina 7 en bijlage 22.
19.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 859, ZD03, pagina 226.
20.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 1510, ZD03, pagina 229.
21.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 1886, ZD03, pagina 232.
22.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 857, ZD03, pagina 224.
23.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2018132073-1, ZD03, pagina 40-42, met fotobijlagen.
24.Proces-verbaal van verhoor aangeefster PL0600-2018132073-81, ZD03, pagina 55-56.
25.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-201832073-11, ZD03, pagina 57-58, met fotobijlagen.
26.Proces-verbaal van bevindingen PL0600-2018132073-75, ZD03, pagina 71.
27.Proces-verbaal identiteit gebruiker telefoon LEFCE17023-657, ZD03, pagina 102-104.
28.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 7541 , ZD03, pagina 105-106.
29.Proces-verbaal van bevindingen 17023-565, ZD00, pagina 19.
30.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2017501785-1, ZD03, pagina 128-133.
31.Landelijk aangifteformulier van 10 april2018 met bijlagen, ZD08, pagina 3-6.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte 17023-503, ZD08, pagina 35.
33.Proces-verbaal van bevindingen PLI300-20l8070000-4, ZDO4, pagina 1-2 en proces-verbaal van bevindingen PL1300-2018070000-8, ZDO4, pagina 3-4, met fotobijlagen.
34.Proces-verbaal van aangifte PL0600-2018151 116-1, ZD04, pagina 61-62, met fotobijlagen.
35.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 11-13 en pagina 17.
36.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 5275, ZD04, pagina 202.
37.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 5276, ZD04, pagina 203.
38.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10535, ZD04, pagina 204.
39.Relaasproces-verbaal ZD04, pagina 8-9.
40.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10567, ZD04, pagina 207.
41.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10569, ZD04, pagina 210.
42.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10570, ZD04, pagina 211.
43.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10571, ZD04, pagina 212.
44.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10574, ZD04, pagina 217.
45.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 5431, ZD04, pagina 218-219.
46.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10578, ZD04, pagina 225.
47.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 10583, ZD04, pagina 226.
48.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitwerking van het tapgesprek met nummer 5439, ZD04, pagina 227.
49.Een geschrift als bedoeld artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten de uitwerking van de tapgesprekken met nummers 5440 tot en met 5452, ZD04, pagina 228-237.
50.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] 20170420.0826, ZD00, pagina 3-10 met bijlagen; Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] , zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 januari 2019.
51.De verklaring van [medeverdachte 4] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
52.ZD01, ZD02, ZD04 en ZD05.
53.ZD03 en ZD06.
54.Zie overzicht relaas proces-verbaal ZD00, p. 9.
55.Relaas proces-verbaal, ZD00, pagina 1-82.
56.o.a tapgesprek sessie 857 op taplijn 5714, tapgesprek sessie 5218 op taplijn *2227, tapgesprek sessie 1618 op taplijn *2227 en tapgesprek sessie 3066 op taplijn *4464
57.o.a. tapgesprek sessie 857 op taplijn 5714, tapgesprek sessie 10570 op taplijn *2227, tapgesprek sessie 27 op taplijn *5300 en tapgesprek sessie 1452 op taplijn *4464.
58.o.a. tapgesprek sessie 43 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 689 op taplijn *5714, tapgesprek sessie 264 op taplijn *2878, tapgesprek sessie 854 op taplijn *5714, tapgesprek sessie 2304 op taplijn *4464 en tapgesprek sessie 3237 op taplijn *4464.
59.o.a. tapgesprek sessie 6 op taplijn *5389, tapgesprek sessie 4053 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 793 op taplijn *4464 en tapgesprek sessie 2304 op taplijn *4464.
60.o.a. tapgesprek sessie 3162 op taplijn *4464.
61.o.a. tapgesprek sessie 4055 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 543 op taplijn *4464, tapgesprek sessie 4381 op taplijn 4464 en tapgesprek sessie 5430 op taplijn 4464.
62.ZD01, ZD02, ZD04, ZD05.
63.Zie overzicht relaas proces-verbaal, ZD00, p. 19.
64.Bv tapgesprek sessie 9 op taplijn *5300, tapgesprek sessie 9629 op taplijn *2227 en tapgesprek sessie 282 op taplijn *5300.
65.Relaas proces-verbaal ZD00, p. 67-68, proces-verbaal van bevindingen onderzoek gevorderde gegevens [naam sloperij] te [plaats 4] , ZD00, pagina 284-287 en proces-verbaal van bevindingen gegevens [bedrijf] , ZD00, pagina 312-315.
66.De verklaring van [medeverdachte 4] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
67.o.a. tapgesprek sessie 10399 op taplijn *5300
68.o.a. tapgesprek sessie 23 op taplijn *5389.
69.Relaas proces-verbaal ZD00, p. 16-17, de verklaring van [medeverdachte 4] , afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 24 januari 2024.
70.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek gevorderde gegevens [naam sloperij] te [plaats 4] , ZD00, pagina 284-287 en proces-verbaal van bevindingen gegevens [bedrijf] , ZD00, pagina 312-315.
71.Zie de opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4, feit 6 en feit 7.
72.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitdraai van de administratie van [naam sloperij] , aangaande personen/kentekens die edelmetalen hebben ingeleverd, als bijlage bij het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens met nummer LEFCE17023-656.
73.Relaasproces-verbaal ZD00, pagina 17.