ECLI:NL:GHARL:2024:1228

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
21-001222-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen poging doodslag, openlijke geweldpleging, vernieling en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 2004, was eerder veroordeeld voor medeplegen poging doodslag, openlijke geweldpleging, vernieling en diefstal met geweld. De rechtbank had een gevangenisstraf van vier jaren opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de gevangenisstraf herzien en vastgesteld op 40 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de ernst van de feiten, waaronder het geweld tegen een weerloos slachtoffer, zwaar meegewogen. De verdachte had samen met een medeverdachte een jongen, die onder invloed van alcohol was, mishandeld en vernederd. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak van reclasseringstoezicht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast, gezien de recidive van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de gevolgen voor slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001222-23
Uitspraak d.d.: 13 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 28 februari 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-233544-22 en 08-022054-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummers 08-057631-21, 08-299476-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
thans verblijvende in P.I. [naam] te [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. U. Ural, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van medeplegen poging doodslag, openlijke geweldpleging tegen personen, vernieling en diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft voorts de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 3.602,72 hoofdelijk met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is ten aanzien van het resterende bedrag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verder de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] geheel toegewezen met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft ten slotte de tenuitvoerlegging bevolen van de voorwaardelijk opgelegde werkstraffen van de vonnissen met parketnummers 08-057631-21 en 08-299476-21.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en goede gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen, behalve voor zover het de opgelegde straf betreft.
Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Gelet op de omstandigheid dat hierdoor ook de beslissingen ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel bij de vorderingen benadeelde partij worden vernietigd, zal het hof ook de beslissing ten aanzien van de benadeelde partijen vernietigen. Om alle beslissingen over straf en maatregelen bij elkaar te houden, zal het hof ook de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen vernietigen en daarop opnieuw beslissen.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot oplegging van een gevangenisstraf van 40 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De advocaat-generaal heeft voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit tot toepassing van het adolescenten strafrecht. De verdediging heeft voorts gepleit voor oplegging van een lagere vrijheidsstraf dan opgelegd door de rechtbank, waarvan een deel voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, alcoholverbod en ambulante behandeling.
Beoordeling van het gerechtshof
Toepasselijk sanctiestelsel
De verdachte was ten tijde van de vernieling en diefstal met geweld 17 jaar oud en ten tijde van het medeplegen poging doodslag en openlijk geweldpleging tegen personen was hij 18 jaar oud.
Het vierde lid van artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering biedt het hof, als jeugdstrafkamer, in een zaak als deze de mogelijkheid om kennis te nemen van feiten voor- en nadat een verdachte de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. Het hof dient dan conform lid 5 van hetzelfde artikel een keuze te maken omtrent het toepasselijke sanctiestelsel. Gelet op de toelichting bij de invoering van dit wetsartikel is de hoofdregel dat de berechting geschiedt volgens het sanctiestelsel voor volwassenen, maar de rechter kan ervoor kiezen een straf of maatregel uit het strafrecht voor jeugdigen op te leggen. Het voorstel voorziet niet in de mogelijkheid te differentiëren naar het moment waarop deze feiten zijn begaan (MvT,
Kamerstukken II2012/13, 33498, 3, p. 55).
Gelet op het voorgaande ziet het hof zich voor de vraag gesteld welk sanctiestelsel op de feiten dient te worden toegepast. Het hof is niet gebleken van feiten of omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden voor het medeplegen poging doodslag en de openlijke geweldpleging het jeugdstrafrecht toe te passen. Zowel het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie in haar rapport van 12 oktober 2022, als de reclassering in haar rapport van 15 december 2023 adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Bovendien is uitgangspunt dat een meerderjarige verdachte volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Mede gelet op de ernst van deze feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zal het hof voor alle feiten het sanctierecht voor volwassenen toepassen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte samen met zijn medeverdachte een voor hen onbekende jongen, die duidelijk weerloos was door overmatig drankgebruik, heeft meegenomen naar een stil steegje, waar ze over hem heen hebben geürineerd en hem vervolgens meerdere keren akelig hard tegen zijn hoofd en lichaam hebben getrapt. Ze hebben deze vernederingen en het geweld gefilmd. Op de heftige beelden is te horen dat beide verdachten lachen. Verder is te zien dat het slachtoffer al vanaf het begin flink aan het bloeden was in zijn gezicht en het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat het zinloze geweld tegen het slachtoffer desondanks gewoon is doorgegaan. Ze hebben het slachtoffer daarna hulpeloos achtergelaten. Zeer kwalijk is verder dat de in het uitgaansgebied dienstdoende politieagenten vlak daarvoor door de verdachten in de veronderstelling zijn gebracht dat voor het slachtoffer gezorgd zou worden en dat hij veilig thuis zou komen. En ook het delen van de gemaakte videobeelden neemt het hof verdachte zeer kwalijk. Het slachtoffer heeft aan de geweldshandelingen een gebroken neus en een hersenschudding overgehouden. Dat het slechts bij dit letsel is gebleven is niet aan verdachte te danken. Integendeel; dit had veel erger, zo niet fataal af kunnen lopen. Na bestudering van de beschikbare filmbeelden heeft het Nederlands Forensisch Instituut gerapporteerd dat het slachtoffer door het uitgeoefende geweld had kunnen overlijden. Verdachte heeft daarnaast het hoedje van het slachtoffer gestolen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk heftig en zinloos geweldsdelict nog lange tijd last kunnen hebben van wat hen is overkomen. Het slachtoffer heeft aangegeven dat hij tot op de dag van vandaag last heeft van de tegen hem begane feiten. Hoewel hij fysiek weer op de been is gekomen, ondervindt hij nog steeds veel hinder, doordat hij angstig en schrikachtig is geworden voor situaties die hem doen denken aan het gebeurde. Zo gaat het slachtoffer nog steeds niet uit, wat gezien zijn leeftijd een hard gelag moet zijn. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in zijn algemeenheid. Het hof houdt daarnaast rekening met een recent uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd in het verleden al meerdere keren is veroordeeld waaronder ook voor geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting kon verdachte, (nogmaals) geconfronteerd met de ernst van wat hij heeft gedaan en de gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad, nog steeds niets zeggen over wat hem nu bezielde om over een slachtoffer heen te plassen en betrokken te zijn bij zulk fors geweld. Hij lijkt weliswaar bereid om op zoek te gaan naar de oorzaak van zijn handelen en naar wat hij nog moet leren om hopelijk nooit meer in zulk volstrekt onnodig, zeer gewelddadig gedrag te vervallen, maar dat lijkt mede voort te komen uit de strafzaak zelf en de gevolgen daarvan. De ter zitting getoonde schuldgevoelens lijken nog steeds niet erg doorleeft. Zo lijkt het of verdachte meer geschrokken is van de eis en straf in eerste aanleg dan van wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
Het slachtoffer van de poging doodslag en de openlijke geweldpleging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij van oordeel is dat de verdachte hulp nodig heeft voordat hij weer terug komt in de maatschappij en hij kan zich vinden in een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Gelet op dit alles is het hof met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat oplegging van een deels voorwaardelijk gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering thans passend en geboden is.
Dadelijk uitvoerbaarheid
Het hof vindt in alle omstandigheden, waaronder het recidiverisico, aanleiding te oordelen dat de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moet zijn en zal dan ook bevelen dat bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.802,72. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.602,83. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering zoals de rechtbank heeft gedaan.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 08-233544-22 onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.053,57. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering zoals de rechtbank heeft gedaan.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 08-022054-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 15 juni 2021 met parketnummer 08-057631-21 opgelegde voorwaardelijke taakstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft ten aanzien van deze vordering primair aangevoerd dat deze vordering niet in verhouding staat tot de thans tenlastegelegde feiten en subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 14 juni 2022 met parketnummer 08-299476-21 opgelegde voorwaardelijke taakstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft ten aanzien van deze vordering primair aangevoerd dat deze vordering niet in verhouding staat tot de thans tenlastegelegde feiten en subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 141, 287, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-233544-22 onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf van 4 jaren en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
14 (veertien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren:
  • aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of;
  • de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
  • of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich binnen drie dagen na ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij [reclassering] Reclassering in [plaats] op telefoonnummer: [nummer] . Hierna worden er nadere afspraken gemaakt over de wijze van uitvoering van de meldplichtcontacten; verdachte moet zich vervolgens blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering [reclassering] , ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’, de SCIL, meewerken aan een gedragsinterventie en/of urinecontroles;
- dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie alcohol en geweld, of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing; de reclassering bepaalt welke training het precies wordt indien de reclassering dit noodzakelijk acht; verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de forensische polikliniek [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door [reclassering] Reclassering indien de reclassering dit noodzakelijk acht; de behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt; verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling; gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- dat verdachte zich laat behandelen voor zijn alcoholproblemen, te bepalen door [reclassering] Reclassering indien de reclassering dit noodzakelijk acht; de behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt; verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- dat verdachte geen alcohol gebruikt, en mee werkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren; de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-233544-22 onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.602,83 (drieduizend zeshonderdtwee euro en drieëntachtig cent) bestaande uit € 602,83 (zeshonderdtwee euro en drieëntachtig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-233544-22 onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.602,83 (drieduizend zeshonderdtwee euro en drieëntachtig cent) bestaande uit € 602,83 (zeshonderdtwee euro en drieëntachtig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 46 (zesenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 augustus 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-022054-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde, tot het bedrag van
€ 1.053,57 (duizend drieënvijftig euro en zevenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-022054-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.053,57 (duizend drieënvijftig euro en zevenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 januari 2022.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 15 juni 2021, parketnummer 08-057631-21, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 14 juni 2022, parketnummer 08-299476-21, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. I.P.H.M. Severeijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 13 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 februari 2024.
Tegenwoordig:
mr. R.G.J. Welbergen, voorzitter,
mr. S.T.C. van der Werf, advocaat-generaal,
mr. S.J.H. Salvino, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.