ECLI:NL:GHARL:2024:1227

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
200.333.278
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming verhuizing en zorgregeling na relatiebreuk tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van de moeder met de minderjarige naar [woonplaats2]. De vader had in eerste instantie toestemming gegeven voor de verhuizing, maar kwam hier later op terug. De rechtbank Midden-Nederland had in haar beschikking van 1 september 2023 bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zou blijven en dat de vader de moeder toestemming had gegeven om te verhuizen. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de vader uit het WhatsApp-bericht van de moeder had moeten begrijpen dat zij toestemming vroeg voor de verhuizing. De vader had niet tijdig gereageerd om zijn toestemming in te trekken, waardoor de moeder mocht aannemen dat de toestemming nog steeds gold.

Het hof oordeelde verder dat de huidige zorgregeling, zoals vastgesteld door de rechtbank, passend was en dat er geen reden was om deze te wijzigen. Beide ouders hadden zorgen over de opvoedsituatie bij de andere ouder, maar het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te wijzigen. De ouders werden aangemoedigd om in het kader van een hulpverleningstraject aanvullende afspraken te maken over de zorgregeling. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.333.278
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 556693
beschikking van 20 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. Z.C.E. Houben,
en
[verweerster],
die woont in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep
hierna: de moeder,
advocaat: mr. W.W.P. Mei.

1.Samenvatting van de beslissing

De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht heeft overwogen in de beschikking van 1 september 2023 dat de vader de moeder toestemming heeft gegeven om met [de minderjarige] te verhuizen naar [plaats1] . De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder bepaald en een zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader vastgesteld. Het hof vindt dat de beslissing van de rechtbank moet blijven gelden en legt hierna uit waarom.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2019.
2.2
De ouders hebben hun relatie verbroken in de zomer van 2021. De vader is toen blijven wonen in het huis in [woonplaats1] , waar de ouders hebben samengewoond. De moeder huurde een studio in [woonplaats1] .
2.3
De moeder heeft op 11 februari 2023 het volgende bericht naar de vader gestuurd via Whatsapp:
Goedemorgen,
Ik wil je even laten weten dat ik waarschijnlijk een woning heb gevonden. Ik zoek al 1,5 jaar
hier een woning in [woonplaats1] maar dat gaat gewoon niet lukken. In [plaats1] sta ik al 11 jaar
ingeschreven bij de woningbouw en kan nu een 4 kamer appartement krijgen met een tuin. Ik
wil ook verder met me leven en een normale thuis situatie hebben voor [de minderjarige] , want dit is
geen leven zo in een studio. Ik wil echt dat we beide zoveel mogelijk met [de minderjarige] zijn en dat
we daar goede afspraken over maken. Laten we vd week even praten hoe jij het voor je ziet
en wat je graag wilt.
2.4
De vader heeft dezelfde dag hierop als volgt gereageerd via WhatsApp:
Doe wat je moet doen zorg alleen goed voor [de minderjarige] .
2.5
De moeder heeft op 14 februari 2023 een huurcontract ondertekend voor haar
huis in [woonplaats2] . Zij heeft zichzelf en [de minderjarige] op 15 februari 2023 ingeschreven bij de gemeente [de gemeente] . Eind februari 2023 is de moeder met [de minderjarige] naar [woonplaats2] verhuisd.
2.5
Op 17 februari 2023 hebben partijen een aanvraag gezamenlijk gezag ingediend bij
de rechtbank Noord-Holland. Op 23 februari 2023 heeft deze rechtbank het gezamenlijk
gezag aangetekend in het gezagsregister.
2.6
De vader heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de moeder met [de minderjarige] moet terugverhuizen naar [woonplaats1] , te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader is en om een zorgregeling vast te stellen. De moeder heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat zij – indien nodig – vervangende toestemming krijgt om naar [woonplaats2] te verhuizen en [de minderjarige] daar in te schrijven op school en om een zorgregeling vast te stellen.
2.7
In de beschikking van 1 september 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat de vader de moeder toestemming heeft gegeven om naar [woonplaats2] te verhuizen met [de minderjarige] . Daarnaast heeft de rechtbank:
  • bepaald dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
  • een zorg- en vakantieregeling vastgesteld;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • de andere verzoeken afgewezen.
2.8
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Hij komt met vijf grieven in hoger beroep. De grieven zien op de verhuizing, de inschrijving op school, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. De vader verzoekt het hof om de beschikking van 1 september 2023 te vernietigen en:
I. de moeder te verbieden om zich met [de minderjarige] te vestigen in de omgeving van [woonplaats2] , althans haar te gebieden om met [de minderjarige] terug te verhuizen naar [woonplaats1] ;
II. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] wordt vastgesteld bij de vader;
III. een zorgregeling vast te stellen, zoals beschreven in het beroepschrift;
IV. te bepalen dat de vakanties bij helfte worden gedeeld;
V. de vader vervangende toestemming te geven om [de minderjarige] in te schrijven op basisschool de [naam1] in [woonplaats1] ;
Subsidiair, in het geval dat de verzoeken onder I en II worden afgewezen:
VI. te bepalen dat een zorgregeling wordt vastgesteld, waarbij [de minderjarige] elk weekend van vrijdagmiddag tot en met zondagavond bij de vader verblijft en waarbij de moeder [de minderjarige] steeds haalt en brengt;
VII. te bepalen dat de vakanties worden gedeeld in die zin dat [de minderjarige] gedurende 2/3 deel bij de vader verblijft en 1/3 deel bij de moeder.
2.9
De moeder voert verweer in hoger beroep en komt in incidenteel hoger beroep. De moeder verzoekt het hof om het hoger beroep van de vader af te wijzen en om de beschikking van de rechtbank onder 4.2 aan te vullen in die zin dat de vader in zijn weekenden op vrijdagmiddag [de minderjarige] komt ophalen van school, subsidiair dat de moeder [de minderjarige] op vrijdag om 13.30-14.00 uur naar [woonplaats1] brengt, en om aan te vullen dat [de minderjarige] , als hij doordeweeks bij de moeder of de vader (in vakanties) verblijft op dinsdag en donderdag om 19.30 uur met de andere ouder kan bellen.
Voor het geval dat het hof de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] vaststelt bij de vader, verzoekt de moeder het hof te bepalen dat de zorgregeling uit de beschikking van de rechtbank wordt gespiegeld, zodat [de minderjarige] drie van de vier weekenden doorbrengt bij de moeder, waarbij de vader op vrijdag na school [de minderjarige] naar de moeder brengt en hem daar op zondag om 18.00 uur ophaalt en de moeder een groter aandeel in de invulling van de vakanties krijgt.
2.1
De vader voert verweer in incidenteel hoger beroep. De vader verzoekt het hof om:
VIII. het verzoek van de moeder om de beschikking van de rechtbank aan te vullen, in die zin dat de vader in zijn weekenden op vrijdagmiddag [de minderjarige] komt ophalen van school, af te wijzen;
IX. het verzoek van de moeder om de beschikking van de rechtbank aan te vullen, in die zin dat de moeder [de minderjarige] op vrijdag om 13.30-14.00 uur naar [woonplaats1] brengt, toe te wijzen;
X. het verzoek van de moeder om de beschikking van de rechtbank aan te vullen, in die zin dat [de minderjarige] als hij doordeweeks bij de moeder of de vader verblijft op dinsdag en donderdag om 18.30 uur met de andere ouder kan bellen, toe te wijzen;
indien het hof de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader vaststelt:
XI. het verzoek van de moeder om in dat geval een zorgregeling vast te stellen, waarbij [de minderjarige] drie van de vier weekenden doorbrengt bij de moeder en waarbij de vader op vrijdag [de minderjarige] naar de moeder brengt en hem op zondag om 18.00 uur weer ophaalt, en waarbij de moeder een groter aandeel in de invulling van de vakantie krijgt, af te wijzen.
2.11
Het hof heeft de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlagen, binnengekomen op 9 oktober 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen;
  • het verweerschrift in incidenteel hoger beroep;
  • een journaalbericht van de vader van 15 januari 2024 met bijlagen;
  • een journaalbericht van de moeder van 19 januari 2024 met bijlagen.
2.12
De zitting bij het hof was op 30 januari 2024. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
3.1
De ouders kunnen de rechter verzoeken om een beslissing te nemen over de verhuizing, de hoofdverblijfplaats of de zorgregeling. [1] De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden van het geval en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
Wat vindt het hof?
Verhuizing
3.2
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de vader de moeder toestemming heeft gegeven om met [de minderjarige] naar [woonplaats2] te verhuizen. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en voegt daar het volgende aan toe.
3.3
Het hof stelt vast dat de moeder in mei 2021 de studio in [woonplaats1] is gaan huren. De ouders hadden hun relatie op dat moment verbroken. Vervolgens hebben de ouders hun relatie weer voortgezet en woonde de moeder gedeeltelijk weer met [de minderjarige] bij de vader en gedeeltelijk in de studio, soms met en soms zonder [de minderjarige] . De moeder stelt dat zij intussen (vanaf medio 2021) is blijven zoeken naar andere woonruimte in [woonplaats1] . De studio was namelijk niet geschikt om samen met [de minderjarige] te verblijven. Het hof stelt verder vast dat de ouders na hun relatiebreuk aanvankelijk een
birdnesting-regeling hadden vanuit het huis van de vader. Het hof stelt ook vast dat de ouders het met elkaar eens waren dat dat geen houdbare situatie was en dat de vader, eind januari 2024, zijn huissleutel heeft teruggevraagd aan de moeder. De vader heeft hiermee een einde gemaakt aan de
birdnesting-regeling. Het hof stelt vast dat de moeder daardoor genoodzaakt was om op korte termijn nieuwe woonruimte te vinden.
3.4
Het hof is van oordeel dat de vader uit het Whatsapp-bericht van 11 februari 2023 had moeten begrijpen dat de moeder hem toestemming vroeg om met [de minderjarige] te verhuizen. De vader was op de hoogte van de hierboven beschreven omstandigheden. De moeder benoemt in haar bericht dat de studio niet geschikt is om met [de minderjarige] te verblijven en dat zij al anderhalf jaar heeft gezocht naar woonruimte in [woonplaats1] . Bovendien is het hof van oordeel dat de vader had moeten begrijpen dat de moeder al een concrete woning op het oog had. De moeder beschrijft in haar bericht immers dat het om een vierkamerappartement met een tuin gaat. Tot slot biedt de moeder in haar bericht aan om afspraken te maken over het zoveel mogelijk zien van [de minderjarige] en later die week ‘even te praten over hoe de vader het voor zich ziet’. De moeder heeft de vader hiermee de mogelijkheid gegeven om te overleggen over de nieuwe situatie.
3.5
Het hof is van oordeel dat de moeder uit het Whatsapp-bericht van de vader van 11 februari 2023 mocht opmaken dat de vader zijn toestemming gaf voor de verhuizing. De vader heeft haar immers geantwoord dat zij kon doen wat zij moest doen, zolang ze goed voor [de minderjarige] zou zorgen. De vader stelt nu echter dat hij werd overvallen door het bericht van de moeder, dat hij uit emotie heeft gereageerd en dat hij geen toestemming heeft willen geven voor de verhuizing. Het hof is echter van oordeel dat het in dat geval op de weg van de vader had gelegen om kort na 11 februari 2023 contact op te nemen met de moeder en zijn toestemming in te trekken. De vader is echter niet ingegaan op de uitnodiging van de moeder om te overleggen over de nieuwe situatie. De ouders hebben allebei verteld dat zij in de week na 11 februari 2023 nog verscheidene malen app-contact gehad hebben met elkaar. Zij hebben elkaar vervolgens op 17 februari 2023 ontmoet om via internet samen het gezamenlijk gezag voor [de minderjarige] te regelen. De ouders hebben allebei op de zitting bevestigd dat zij toen alleen hebben gesproken over het gezag en niet over de verhuizing. Het hof is van oordeel dat de moeder er daarom op mocht vertrouwen dat de vader nog steeds achter zijn toestemming voor de verhuizing stond.
3.6
Het hof is bovendien van oordeel dat de moeder niet stiekem heeft gehandeld rondom de verhuizing, zoals door de vader is gesteld. De moeder heeft verteld dat zij op 11 februari 2023 te horen kreeg dat zij bij de laatste drie kanshebbers voor de nieuwe woning zat en binnen een paar dagen relevante documenten moest aanleveren. De moeder heeft de vader diezelfde dag nog geïnformeerd. De moeder heeft op 14 februari 2023 de sleutel van de nieuwe woning gekregen en diezelfde dag een filmpje van de woning gestuurd naar de moeder van de vader. Vervolgens heeft de moeder haarzelf en [de minderjarige] op 15 februari 2023 ingeschreven bij de gemeente [de gemeente] . Het hof maakt hieruit op dat de moeder open en eerlijk heeft gehandeld rondom de verhuizing. Als zij de verhuizing geheim had willen houden, zou zij de man en zijn familie niet zo voortvarend geïnformeerd hebben. Het had dan ook niet voor de hand gelegen dat zij zou hebben meegewerkt aan de aanvraag van het gezamenlijk gezag, voordat de verhuizing helemaal afgerond was.
3.7
Dit betekent dat de eerste twee grieven van de vader falen.
Hoofdverblijfplaats en school
3.8
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen door de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] vast te stellen bij de moeder.
3.9
Het hof merkt allereerst op dat de vader de moeder toestemming heeft gegeven om samen met [de minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats2] . Het hof is van oordeel dat de vader daarmee (impliciet) heeft erkend dat de moeder een geschikte hoofdopvoeder is voor [de minderjarige] en dat [woonplaats2] een geschikte woonplaats is voor [de minderjarige] .
3.1
Het hof vindt het niet in het belang van [de minderjarige] om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen. [de minderjarige] woont nu ruim een jaar met de moeder in [woonplaats2] en gaat daar naar school. Het is niet in het belang van [de minderjarige] dat zijn leven nu opnieuw wordt opgeschud door een nieuwe verhuizing. Het hof heeft geen aanwijzingen dat [de minderjarige] beter bij de vader zou kunnen wonen bij de moeder. De ouders zijn het erover eens dat de moeder haar werktijden flexibeler kan indelen, zodat zij doordeweeks meer beschikbaar kan zijn voor [de minderjarige] dan de vader.
3.11
Het hof heeft bovendien geen aanwijzingen dat de vader [de minderjarige] een meer stabiele thuissituatie kan bieden dan de moeder. Het hof stelt vast dat allebei de ouders zorgen hebben over de opvoedsituatie bij de andere ouder. De vader maakt zich zorgen over huiselijk geweld door de nieuwe partner van de moeder. De moeder maakt zich zorgen over de gokverslaving van de vader. Het hof leest echter in het overdrachtsdocument van Veilig Thuis dat Veilig Thuis onvoldoende signalen ziet om te concluderen dat [de minderjarige] niet bij de vader of de moeder kan verblijven. Het hof is van oordeel dat de bovengenoemde zorgen van de ouders onvoldoende zijn onderbouwd om te kunnen leiden tot een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] .
3.12
Aangezien [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats in [woonplaats2] houdt, heeft de vader geen belang bij zijn verzoek tot vervangende toestemming om [de minderjarige] in te schrijven op school in [woonplaats1] . Dit betekent dat de derde en vierde grief van de vader falen.
Zorgregeling
3.13
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een passende zorgregeling heeft bepaald voor [de minderjarige] en ziet geen reden om die zorgregeling te wijzigen of aan te vullen.
3.14
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling verteld dat zij de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld, uitvoeren. De ouders willen allebei dat de zorgregeling op bepaalde punten gewijzigd wordt, maar zij hebben geen van beiden gemotiveerd waarom de huidige zorgregeling niet goed zou zijn voor [de minderjarige] of praktisch niet uitvoerbaar zou zijn. Het hof ziet ook geen aanwijzingen dat de huidige zorgregeling niet in het belang van [de minderjarige] is.
3.15
Dit neemt niet weg dat het hof, net als de raad, zorgen heeft over [de minderjarige] . De ouders hebben verteld dat [de minderjarige] veel moeite heeft met de wisselmomenten. Veilig Thuis heeft de raad laten weten dat [de minderjarige] wordt belast met de spanningen en problematiek tussen de ouders. Het hof is van oordeel dat een wijziging van de zorgregeling dat niet oplost.
3.16
Het hof ziet ook geen aanleiding om de huidige zorgregeling verder aan te vullen, zoals de moeder verzoekt. Het hof ziet niet in hoe die aanvullingen de zorgregeling beter maken voor [de minderjarige] . De raad heeft verteld dat de ouders binnenkort kunnen starten met een hulpverleningstraject. Als de ouders aanvullende afspraken willen maken over de zorgregeling, moeten zij dat naar het oordeel van het hof doen in het kader van dat traject.
3.17
Dit betekent dat de vijfde grief van de vader en het incidenteel hoger beroep van de moeder falen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 1 september 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, M.H.F. van Vugt en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW).