ECLI:NL:GHARL:2024:1225

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
200.332.869
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap voor betrokkene met geestelijke gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap voor [verzoeker]. De kantonrechter had eerder op 26 juni 2023 een mentorschap ingesteld en [de mentor] benoemd tot mentor. [verzoeker], geboren in 1994, is niet in staat om zijn eigen belangen te behartigen vanwege geestelijke gezondheidsproblemen, waaronder een psychose en een lichte verstandelijke beperking. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft besloten dat [verzoeker] een mentor nodig heeft, omdat er in zijn netwerk geen geschikte vertegenwoordiger beschikbaar is. De moeder van [verzoeker] is betrokken, maar kan door een taalbarrière niet adequaat opkomen voor zijn belangen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van [verzoeker] af, waarmee de noodzaak van het mentorschap wordt bevestigd. Het hof benadrukt het belang van een mentor die kan optreden wanneer [verzoeker] dat zelf niet kan, en bevestigt dat de zorgaanbieder altijd eerst moet beoordelen of [verzoeker] zelf zijn belangen kan behartigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.869
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10514039
beschikking van 20 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die verblijft in [verblijfplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. A.E.M.C. Koudijs,
Stichting [belanghebbende1],
die is gevestigd in [vestigingsplaats1] ,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: [belanghebbende1] ,
advocaat: mr. D. Zwartjens,
[de mentor],
die handelt onder de naam
[naam1],
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de mentor,
die is gevestigd in [vestigingsplaats2] ,
[belanghebbende2],
die woont in [woonplaats1] ,
belanghebbende in hoger beroep,
[belanghebbende3],
die woont in het buitenland,
belanghebbende in hoger beroep,
[belanghebbende4],
die woont in [woonplaats2] ,
belanghebbende in hoger beroep,
[belanghebbende5],
die woont in [woonplaats3] ,
belanghebbende in hoger beroep,
[belanghebbende6],
die woont in [woonplaats1] ,
belanghebbende in hoger beroep,
[belanghebbende7],
die woont in [woonplaats4] ,
belanghebbende in hoger beroep,
en
[belanghebbende8],
die woont in [woonplaats5] ,
belanghebbende in hoger beroep.

1.Samenvatting van de beslissing

De kantonrechter heeft een mentorschap ingesteld voor [verzoeker] en mevrouw [de mentor] tot mentor benoemd. Het hof vindt dat dat zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1.
[verzoeker] is geboren [in] 1994. Hij is de zoon van [belanghebbende2] en [belanghebbende3] . [verzoeker] is de broer van [belanghebbende4] , [belanghebbende5] , [belanghebbende6] , [belanghebbende7] en [belanghebbende8] .
2.2.
[belanghebbende1] heeft de kantonrechter verzocht om voor [verzoeker] een mentorschap in te stellen en een professionele mentor te benoemen. De kantonrechter heeft dat verzoek toegewezen in de beschikking van 26 juni 2023. De kantonrechter heeft een mentorschap ingesteld voor [verzoeker] en [de mentor] benoemd tot mentor.
2.3.
[verzoeker] is het niet eens met de beschikking van de kantonrechter en komt in hoger beroep. [verzoeker] verzoekt het hof om de beschikking van 26 juni 2023 te vernietigen.
2.4.
[belanghebbende1] voert verweer in hoger beroep en vraagt het hof om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep of het hoger beroep ongegrond te verklaren.
2.5
Het hof heeft de volgende stukken:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 25 september 2023, met bijlagen;
  • het verweerschrift met bijlage.
2.6
De zitting bij het hof was op 11 januari 2024. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] met zijn advocaat;
  • [naam2] , geneesheer-directeur bij [belanghebbende1] , met de advocaat van [belanghebbende1] ;
  • de mentor;
  • twee begeleiders van [verzoeker] , als toehoorders.

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
3.1
De kantonrechter kan een mentorschap instellen voor iemand, als die persoon vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is om zijn (niet-vermogensrechtelijke) belangen (goed) waar te nemen. [1] De rechter die het mentorschap instelt, benoemt een mentor. Bij het kiezen van de mentor volgt de kantonrechter de voorkeur van de betrokkene, tenzij er een goede reden is om dat niet te doen. Het heeft bij het ontbreken of afwijzen van een voorkeur van betrokkene de voorkeur dat één van de ouders, kinderen of broers en zussen van de betrokkene benoemd wordt tot mentor. [2]
3.2
De rechter heeft voor [verzoeker] een zorgmachtiging afgegeven op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Volgens het systeem van de Wvggz moet een betrokkene, zoals [verzoeker] , een vertegenwoordiger hebben die opkomt voor zijn belangen op momenten dat hij dat zelf niet kan. Als voor een betrokkene verplichte zorg wordt ingezet op grond van de zorgmachtiging, moet de zorgaanbieder beoordelen of en in hoeverre de betrokkene zijn belangen kan overzien. Als de zorgaanbieder vindt dat de betrokkene dat niet kan, moet de beslissing tot de verplichte zorg besproken worden met een vertegenwoordiger. [3] Als geen geschikte vertegenwoordiger beschikbaar is, verzoekt de zorgaanbieder aan de kantonrechter om een mentorschap in te stellen en een mentor te benoemen. [4]
Wat vindt het hof?
3.3
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter de juiste beslissing heeft genomen door een mentorschap in te stellen voor [verzoeker] .
3.4
Het hof vindt dat [belanghebbende1] juist heeft gehandeld door een mentorschap te verzoeken voor [verzoeker] . [belanghebbende1] heeft uitgelegd dat [verzoeker] sinds 2020 bij hen in behandeling is. [belanghebbende1] probeert altijd eerst om een geschikte vertegenwoordiger te vinden in het netwerk van hun cliënten. Als dat lukt, is een mentorschap vaak niet nodig. In [verzoeker] netwerk is geen geschikte vertegenwoordiger beschikbaar. De moeder van [verzoeker] is wel betrokken bij hem, maar zij is volgens [belanghebbende1] geen geschikte vertegenwoordiger voor [verzoeker] . Mede vanwege een taalbarrière heeft [verzoeker] moeder onvoldoende zicht op de rechten en plichten die [verzoeker] heeft op grond van de Wvggz. Zij kan daardoor niet voldoende opkomen voor de belangen van [verzoeker] op het gebied van (verplichte) zorg.
3.5
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] vanwege zijn geestelijke toestand niet (altijd) in staat is om voor zijn belangen op te komen. Het hof leest in de stukken dat [verzoeker] is gediagnostiseerd met een psychose in het kader van een schizofreniespectrumstoornis en een lichte verstandelijke beperking. [verzoeker] is in november 2023 –in het kader van een second opinion – onderzocht door psychiater [naam3] . Die schrijft dat [verzoeker] nauwelijks overzicht heeft over zijn situatie en daardoor geen weloverwogen keuzes kan maken over de zorg die hij nodig heeft. [belanghebbende1] heeft verteld dat [verzoeker] kwetsbaar is voor psychotische ontregelingen. In november 2022 is [verzoeker] nog opgenomen geweest vanwege zo’n ontregeling. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] een mentor nodig heeft om zijn (niet-vermogensrechtelijke) belangen te behartigen. Het hof vindt het ook in het belang van [verzoeker] dat de mentor voor hem op kan komen op momenten dat [verzoeker] dat zelf niet kan.
3.6
[belanghebbende1] heeft op de zitting verklaard altijd eerst te beoordelen of [verzoeker] zelf zijn belangen kan behartigen. Als [verzoeker] dat op een bepaald moment niet kan, neemt [belanghebbende1] contact op met de mentor. Daarnaast zegt [belanghebbende1] toe ook de moeder van [verzoeker] te blijven betrekken bij de zorg voor [verzoeker] .
3.7
Het hof wijst het verzoek van [verzoeker] af en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juni 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Hamer, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K. Mans, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1:450 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:452 BW.
3.Artikel 1:5 lid 2 en artikel 8:9 lid 4 Wvggz.
4.Artikel 1:3 lid 4 Wvggz.