ECLI:NL:GHARL:2024:1222

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
P23/368
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en verlenging van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 11 september 2023. De rechtbank had het verzoek van de terbeschikkinggestelde afgewezen om te worden geobserveerd in het Pieter Baan Centrum en had de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde zich in een precaire fase van zijn resocialisatietraject bevindt. Het hof heeft de afwijzing van het verzoek tot onderzoek naar de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege bevestigd, omdat de terbeschikkinggestelde nog steeds onder toezicht en bescherming van een FPC moet blijven. De terbeschikkingstelling is verlengd met één jaar, waarbij het hof benadrukt dat er geen verwachtingen mogen zijn dat deze termijn na afloop van het jaar opnieuw voorwaardelijk zal worden beëindigd. De beslissing is genomen op basis van de aanwezige informatie over de stoornis van de terbeschikkinggestelde en het recidivegevaar, dat als hoog wordt ingeschat bij beëindiging van de terbeschikkingstelling. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, waarbij het hof de noodzaak van verdere observatie en behandeling onderstreept.

Uitspraak

TBS P23/368
Beslissing van 15 februari 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum
(hierna FPC)[FPC] te [plaats] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 11 september 2023. Deze beslissing houdt in afwijzing van het verzoek de terbeschikkinggestelde te laten observeren in het Pieter Baan Centrum alsmede de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 22 september 2023 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van FPC [FPC] van 31 januari 2024, met als bijlage de risicotaxatie van 28 maart 2023.
Het hof heeft ter zitting van 1 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. A. Kooij, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Y.H.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Het traject van de terbeschikkinggestelde bevindt zich in een uitermate precaire en moeilijke fase. Anderhalf jaar geleden is het resocialisatietraject stopgezet omdat bleek dat de terbeschikkinggestelde niet volledig open was geweest en daarom in de ogen van de kliniek onbetrouwbaar. Het is nog steeds onduidelijk hoe het nu verder moet. In 2023 heeft een driegesprek en een intercollegiaal overleg plaatsgevonden. De kliniek had namelijk aangegeven onvoldoende vertrouwen te hebben in het voortzetten van de behandeling van de terbeschikkinggestelde in deze kliniek. Naar aanleiding hiervan is de terbeschikkinggestelde aangemeld bij verschillende longcareafdelingen en is besloten tot een observatieplaatsing in de Rooyse Wissel . De observatieplaatsing heeft helaas niet tot een vervolgtraject binnen die kliniek geleid. Op 22 januari 2024 heeft opnieuw een intercollegiaal overleg plaatsgevonden waar het ministerie ook bij aanwezig was. De terbeschikkinggestelde is bij alle longcareafdelingen in het land afgewezen. Een overplaatsing naar een ander FPC en een plaatsing op de Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg
(hierna: LFPZ)worden ook niet als goede opties gezien. De conclusie is dat op 28 februari 2024 nog een overleg met de longcareafdelingen plaats zal vinden om te bespreken of het niet alsnog mogelijk is om een bepaald extern risicomanagement op te zetten of in kaart te krijgen zodat de terbeschikkinggestelde daar toch geplaatst kan worden. De longcare zou een goede optie zijn. Daarna zal waarschijnlijk een stafoverleg met de kliniek worden gepland om de uitkomsten te bespreken. Een LFPZ-plaatsing is niet uitgesloten. Een LFPZ-plaatsing dient echter te worden voorkomen. De wachtlijst voor een LFPZ-plaatsing is inmiddels opgelopen tot vier jaar en daarnaast rechtvaardigen de proportionaliteit, de subsidiariteit en het recidiverisico dit niet. Het zou een onredelijke en onrechtvaardige uitkomst zijn. Het recidiverisico wordt ingeschat op laag binnen de terbeschikkingstelling en als matig tot hoog indien er geen terbeschikkingstelling of toezicht meer zou zijn. Ingezet moet worden op het opzetten van een gedegen risicomanagement, waarbij het zwaartepunt zal moeten liggen op extern risicomanagement. Bij voldoende begeleiding, toezicht en controle is het recidiverisico op een aanvaardbaar niveau. De enige andere optie is kijken naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Dit zou kunnen worden vormgegeven binnen een klinische setting met eerst een hoog beveiligingsniveau, zoals een forensische psychiatrische kliniek. De reclassering kan in samenspraak met de kliniek een gedegen extern risicomanagement opzetten en toezien op de begeleiding en controle hiervan. De raadsvrouw heeft primair verzocht de reclassering onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en de zaak hiertoe aan te houden. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de zaak aan te houden om de uitkomsten van het overleg met de longcareafdelingen en de kliniek te kunnen meewegen in de beoordeling. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar vanwege het precaire en moeizame traject, de (dreigende) impasse, en om een vinger aan de pols te houden en zicht te houden op het verloop van de terbeschikkingstelling. Het is noodzakelijk en gewenst dat de voortgang van de resocialisatie over een jaar opnieuw wordt getoetst door de verlengingsrechter.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De vastgestelde diagnostiek bij de terbeschikkinggestelde is nog altijd aanwezig. Aandachtspunten zijn onder meer het zelfinzicht en probleeminzicht. De belangrijkste beschermende factoren zijn allemaal extern van aard, zoals medicatiegebruik. [gedragsdeskundige 1] heeft aangegeven dat de terbeschikkinggestelde volledig afhankelijk zal blijven van extern risicomanagement en controle. Er is sprake van problematisch internetgebruik. Voldoende toezicht hierop en ondersteuning is van belang. Over het risicomanagement zijn de deskundigen het eens. Een verlenging van de terbeschikkingstelling is niet disproportioneel, gelet op de aard van de stoornis, de ernst van het indexdelict en het recidivegevaar. Er is ook geen sprake van strijd met het subsidiariteitsbeginsel, omdat er geen geschikte alternatieven zijn. Een onderzoek naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is prematuur. De terbeschikkinggestelde heeft nog de bescherming en het toezicht van een FPC nodig. Het traject moet via onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof worden bewandeld, waarbij de terbeschikkinggestelde eerst moet laten zien betrouwbaar te zijn. Het is niet de verwachting dat over één jaar al sprake is van (zicht op) een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het verzoek tot onderzoek hiernaar moet worden afgewezen, nu de noodzaak hiervan niet is gebleken. Er bestaat onzekerheid over het verdere vervolg, maar duidelijk is dat twee jaar nog nodig is voor verdere resocialisatie. De beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelicten
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft aan de terbeschikkinggestelde bij vonnis van
17 augustus 2004 de terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd voor het met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd. Dit misdrijf is gericht tegen of veroorzaakt gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Op 11 maart 2008 is door het hof alsnog de verpleging van overheidswege bevolen. De terbeschikkingstelling is gelet op het voorgaande niet in duur beperkt.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van de kliniek van 20 juni 2023 en uit de rapportages van de onafhankelijke gedragsdeskundigen, [gedragsdeskundige 2] en [gedragsdeskundige 1] , volgt dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type (hoofddiagnose), en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en vermijdende trekken. Zowel de kliniek als de onafhankelijke gedragsdeskundigen schatten het recidiverisico bij beëindiging van de terbeschikkingstelling in als hoog. De verwachting is dat gevoelens van eenzaamheid en leegte dan zullen toenemen, waarbij de terbeschikkinggestelde onvoldoende copingvaardigheden heeft om deze te hanteren.
Afwijzing van de verzoeken
Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering laten onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen. De noodzakelijkheid van dit onderzoek is niet gebleken. Het recidiverisico wordt bij het wegvallen van het kader van de terbeschikkingstelling ingeschat als hoog. Op grond van bovengenoemde informatie acht het hof een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op dit moment te vroeg. Het hof wijst onder deze omstandigheden ook het verzoek tot aanhouding van de zaak om de uitkomsten van het overleg van de kliniek met de longcareafdelingen af te wachten af.
Verlenging
Op grond van de hiervoor genoemde rapporten stelt het hof vast dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een stoornis en dat vanwege het recidivegevaar de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist.
Duur van de verlenging
Het hof stelt vast dat op dit moment onduidelijk is hoe het traject van de terbeschikkinggestelde de komende periode vorm zal krijgen. Op zeer korte termijn zal duidelijk zijn of er nog mogelijkheden voor de terbeschikkinggestelde zijn, dan wel dat er sprake is van een impasse. Onder die omstandigheden ziet het hof aanleiding om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
Aan deze verlenging met één jaar mag de terbeschikkinggestelde niet de verwachting ontlenen dat na afloop van dit jaar de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zal worden beëindigd of de terbeschikkingstelling opnieuw slechts met één jaar zal worden verlengd.

BESLISSING

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst afhet verzoek tot aanhouding van de zaak om de uitkomsten van het overleg van de kliniek met de longcareafdelingen af te wachten.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 11 september 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[de terbeschikkinggestelde].
Verlengtde terbeschikkingstelling met een termijn van
één jaar.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M. Keppels, raadsheren,
en dr. W.J. Canton drs. D.M.L. Versteijnen, raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 15 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.