ECLI:NL:GHARL:2024:1122

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
200.334.064
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met de minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met haar twee minderjarige kinderen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.N. Mulder, verzocht het hof om toestemming om met de kinderen te verhuizen naar de gemeente Maashorst, waar zij hen wilde inschrijven op een basisschool. De vader, vertegenwoordigd door mr. D. van Haaften, voerde verweer en vroeg het hof de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland te bekrachtigen.

Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland van 3 augustus 2023, waarin de verzoeken van de moeder waren afgewezen. De ouders zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar gezondheid, maar het hof oordeelde dat zij deze stelling niet voldoende had onderbouwd. Het hof overwoog dat de belangen van de kinderen en de vader bij behoud van de bestaande situatie zwaarder wegen dan de wens van de moeder om te verhuizen.

Het hof concludeerde dat de moeder geen nieuwe omstandigheden had aangevoerd die tot een ander oordeel zouden leiden en dat de verhuizing in strijd zou zijn met de gemaakte afspraken tussen de ouders. De moeder had niet aangetoond dat de verhuizing in het belang van de kinderen was, en het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank. De beslissing van het hof benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit voor de kinderen na de echtscheiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.334.064
(zaaknummer rechtbank Gelderland 418139)
beschikking van 15 februari 2024
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.N. Mulder te Nijkerk,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. D. van Haaften te Ermelo.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 3 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 november 2023;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Mulder van 8 januari 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 januari 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2019 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2006;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2015,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
[de minderjarige1] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij de moeder.
3.3
In het ouderschapsplan, dat als bijlage achter de echtscheidingsbeschikking van
2 oktober 2019 is opgenomen, zijn de ouders overeengekomen dat zij bij een voorgenomen verhuizing vooraf met elkaar in overleg zullen treden en hebben zij expliciet afgesproken dat in het belang van de opvoeding en de verzorging van de kinderen een verhuizing niet zal plaatsvinden dan naar een locatie binnen een straal van 30 minuten van de verblijfplaats van de kinderen.
Verder zijn de ouders een zorgregeling overeengekomen waarbij [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om de week een weekend van vrijdag 17.30 uur tot zondag 17.30 uur en iedere week op zaterdag van 8.30 uur tot 14.00 uur bij de vader verblijven evenals de helft van de bepaalde vakanties en feestdagen. Ook zijn de ouders overeengekomen dat de vader [de minderjarige2] en [de minderjarige1] begeleidt naar (bepaalde) sportmomenten.
3.4
De moeder en haar partner [naam1] (hierna: [naam1] ) zijn de ouders van [de minderjarige4] (hierna: [de minderjarige4] ), geboren [in] 2021.
3.5
[naam1] woont in [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de ouders zijn in geschil de vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] (van [woonplaats1] ) naar de gemeente [de gemeente] – en de daarmee samenhangende inschrijving op een basisschool aldaar – en een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de moeder hiertoe afgewezen.
4.2
De moeder is met zeven grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I aan haar vervangende toestemming wordt verleend om met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] te verhuizen naar de gemeente [de gemeente] en de kinderen in te schrijven in deze gemeente;
II aan haar vervangende toestemming wordt verleend om [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in te schrijven op basisschool ’ [naam2] of basisschool [naam3] in [plaats1] ;
III de zorgregeling die is opgenomen in het door de ouders ondertekende ouderschapsplan van 12 september 2019 en aangehecht aan de echtscheidingsbeschikking van 2 oktober 2019 wordt gewijzigd in die zin dat de zorgregeling zal plaatsvinden een weekend in de veertien dagen van vrijdag 17.30 uur tot zondag 17.30 uur, waarbij de ouder waar de kinderen verblijven de kinderen naar de andere ouder brengt en voor het overige dat de ouders in onderling overleg de zorgregeling vorm geven, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt het hof, naar het hof begrijpt, het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind / de schoolkeuze van het kind, en de zorgregeling een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige met betrekking tot een verhuizing alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
Het is hof is, net als de rechtbank en op dezelfde gronden die het hof na eigen weging overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat de belangen van de kinderen en de vader bij behoud van de bestaande situatie zwaarder wegen dan de wens van de moeder tot verhuizing met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] naar de gemeente [de gemeente] ( [plaats1] ). Ter aanvulling overweegt het hof dat de moeder in hoger beroep geen nieuwe omstandigheden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Ook bij het hof heeft de moeder de noodzaak niet aannemelijk gemaakt om met de kinderen en in strijd met de door de ouders gemaakte afspraken te verhuizen naar een plaats die ongeveer een uur rijden is vanaf de plaats waar de kinderen zijn opgegroeid, geworteld zijn en hun netwerk hebben. Het hof is met de raad van oordeel dat het voor de kinderen belangrijk is dat zij na de echtscheiding onverminderd contact met beide ouders kunnen onderhouden in hun vertrouwde omgeving. Het is ook belangrijk voor de kinderen dat zij, wanneer zij wat ouder zijn, makkelijk zelf heen en weer kunnen tussen beide ouders. Indien de moeder met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in [plaats1] gaat wonen, is dat voor hun niet meer mogelijk en missen zij – net als [de minderjarige1] die bij de vader woont – het vanzelfsprekende contact tussen beide ouders. Daar komt bij dat de kinderen in dat geval niet structureel aanwezig kunnen zijn bij de sportclub, zoals [de minderjarige2] bij voetbal, of andere hobby die meestal in het weekend plaatsvindt.
5.6
Verder acht het hof van belang dat op de mondelinge behandeling is gebleken dat de communicatie tussen de ouders is verstoord. Volgens de vader is het onderling overleg sinds de bestreden beschikking minimaal en is er tijdens de overdracht geen contact meer tussen de ouders. In tegenstelling tot de vader heeft de moeder er weinig vertrouwen in dat de communicatie na deze procedure weer zal verbeteren. De moeder stelt zich onder druk te hebben gevoeld tijdens de relatie. De moeder vindt dat, naar het hof begrijpt, tussen haar en de vader sprake is van een verstoorde verhouding die verder gaat dan alleen deze procedure. Naar het oordeel van het hof ligt hierin een risico dat de betrokkenheid van de vader bij een verhuizing van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] naar [plaats1] wordt beperkt en dat is niet in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
5.7
De moeder heeft voor het eerst in hoger beroep gesteld dat de verhuizing noodzakelijk is vanwege gezondheidsredenen en dat haar psycholoog heeft geadviseerd dat zij voor haar herstel moet verhuizen uit [woonplaats1] . De moeder heeft deze stelling, bij betwisting door de vader, echter niet onderbouwd zodat het hof daaraan voorbij gaat. In de onbestreden stelling die de moeder op de mondelinge behandeling heeft ingenomen, dat zij onder behandeling is voor een paniekstoornis, ziet het hof evenmin voldoende noodzaak voor de moeder om met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] te moeten verhuizen van [woonplaats1] naar [plaats1] .
5.8
De moeder heeft niet betwist dat haar verzoek om nu juist naar [plaats1] te mogen verhuizen is ingegeven door de omstandigheid dat [naam1] niet weg wil uit [plaats1] . Alleen dat is onvoldoende aanleiding om de moeder toestemming te verlenen naar [plaats1] te verhuizen met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . Bovendien werkt [naam1] bij het [naam4] en wordt afwisselend op onderscheiden kazernes gelegerd. Thans is dat [plaats2] , dus in de nabijheid van [woonplaats1] . De moeder heeft in hoger beroep nog een memo overgelegd van het [naam4] om, naar het hof begrijpt, de noodzaak aan te tonen dat [naam1] vanwege zijn werk in [plaats1] moet blijven wonen. De memo gaat over mogelijke loopbaanmogelijkheden van [naam1] . Het hof ziet hierin dan ook geen noodzaak voor de moeder om met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in [plaats1] te gaan wonen, te meer omdat de memo, zoals de vader stelt, algemeen is opgesteld en daaruit niet blijkt dat [naam1] (duurzaam) in een kazerne in de buurt van [plaats1] tewerk zal worden gesteld. De vader heeft overigens onbestreden gesteld dat er meer kazernes in de buurt van [woonplaats1] liggen dan in de buurt van [plaats1] . Overigens strookt de memo niet met het standpunt van de moeder dat [naam1] bij de [naam5] tewerkgesteld is en dus niet in alle kazernes kan werken, omdat de memo ook vermeldt dat [naam1] buiten de [naam5] ervaring zal moeten opdoen en dus functies elders zal gaan vervullen.
Wat werk betreft, ziet het hof voor [naam1] dan ook geen belemmering in een andere plaats dan [plaats1] te gaan wonen, te weten in of rondom [woonplaats1] , de omgeving waaraan de moeder vanwege vooral [de minderjarige2] en [de minderjarige3] (maar ook [de minderjarige1] ) gebonden is.
Dat [naam1] graag in [plaats1] wil blijven wonen, vindt het hof van ondergeschikt belang.
Aan de stelling van de moeder dat het in het belang is van [de minderjarige4] om in gezinsverband met [naam1] te wonen, hecht het hof in dit verband en om dezelfde reden geen waarde nu [naam1] immers ook met [de minderjarige4] in gezinsverband in – de directe omgeving van – [woonplaats1] zou kunnen (gaan) wonen.
Overigens leest het hof in de WhatsApp berichten van de ouders niet dat de vader toestemming heeft verleend voor de door de moeder gewenste verhuizing met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] naar [plaats1] . Dat [naam1] zijn woning heeft laten verbouwen, komt dan ook voor zijn rekening en risico.
Verder is het hof van oordeel dat het enkele feit dat de moeder zich in de omgeving van [plaats1] – door de familie van [naam1] – meer gesteund voelt dan in de directe omgeving van [woonplaats1] , onvoldoende is om tot een ander oordeel te komen.
5.9
Nu het hof de moeder geen vervangende toestemming verleent om met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] naar de gemeente Maashorst te verhuizen (en de kinderen aldaar in te schrijven), komt het hof niet toe aan de overige verzoeken van de moeder te weten het verlenen van vervangende toestemming tot inschrijving van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op een basisschool in die gemeente en tot wijziging van de zorgregeling.

6.De slotsom

Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
3 augustus 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, M.P. den Hollander en
E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op
15 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.