Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [woonplaats3] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de curatele van een minderjarige, [verzoeker], geboren in 2005. De zaak betreft de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (de GI) en [verzoeker] zelf, die beiden om verschillende redenen om ondercuratelestelling vroegen. De GI verzocht om [verzoeker] onder curatele te stellen en [naam1] tot curator te benoemen, terwijl [verzoeker] zelf verzocht om [naam2] als curator aan te stellen. De kantonrechter had op 4 januari 2023 de GI in het gelijk gesteld en [naam1] benoemd tot curator.
In hoger beroep zijn [verzoeker] en [naam2] met zes grieven gekomen tegen de bestreden beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2024 werd duidelijk dat er een sterke emotionele band bestaat tussen [verzoeker] en [naam2], die als zijn voormalige pleegmoeder fungeerde. Het hof heeft vastgesteld dat [naam2] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de wet, maar heeft haar wel als informant erkend. Het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] in zijn verzoek tot afwijzing van de ondercuratelestelling niet-ontvankelijk moet worden verklaard, maar dat hij wel ontvankelijk is in zijn verzoek tot benoeming van [naam2] als curator.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de beschikking van de rechtbank Gelderland te bekrachtigen, met de aanvulling dat [naam2] als medecurator wordt benoemd naast [naam1]. Dit besluit is genomen in het belang van [verzoeker], die behoefte heeft aan continuïteit in zorg en ondersteuning. De beschikking zal worden ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister en bekendgemaakt in de Staatscourant.