ECLI:NL:GHARL:2024:1118

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
200.330.350
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een curator in een curatelezaak met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de curatele van een minderjarige, [verzoeker], geboren in 2005. De zaak betreft de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (de GI) en [verzoeker] zelf, die beiden om verschillende redenen om ondercuratelestelling vroegen. De GI verzocht om [verzoeker] onder curatele te stellen en [naam1] tot curator te benoemen, terwijl [verzoeker] zelf verzocht om [naam2] als curator aan te stellen. De kantonrechter had op 4 januari 2023 de GI in het gelijk gesteld en [naam1] benoemd tot curator.

In hoger beroep zijn [verzoeker] en [naam2] met zes grieven gekomen tegen de bestreden beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2024 werd duidelijk dat er een sterke emotionele band bestaat tussen [verzoeker] en [naam2], die als zijn voormalige pleegmoeder fungeerde. Het hof heeft vastgesteld dat [naam2] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de wet, maar heeft haar wel als informant erkend. Het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] in zijn verzoek tot afwijzing van de ondercuratelestelling niet-ontvankelijk moet worden verklaard, maar dat hij wel ontvankelijk is in zijn verzoek tot benoeming van [naam2] als curator.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de beschikking van de rechtbank Gelderland te bekrachtigen, met de aanvulling dat [naam2] als medecurator wordt benoemd naast [naam1]. Dit besluit is genomen in het belang van [verzoeker], die behoefte heeft aan continuïteit in zorg en ondersteuning. De beschikking zal worden ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister en bekendgemaakt in de Staatscourant.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.350
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10259949)
beschikking van 15 februari 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.E. Sondorp te Gouda.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI,
de besloten vennootschap [naam1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [naam1] ,
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader van [verzoeker] ,
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de moeder van [verzoeker] .
Als informant is aangemerkt:
[naam2],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [naam2] ,
advocaat: mr. J.E. Sondorp te Gouda.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 4 januari 2023 en 1 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 1 mei 2023 wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 juli 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 januari 2024 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder van [verzoeker] ;
- [naam2] als informant, bijgestaan door haar advocaat en haar echtgenoot.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 2005. [naam2] is zijn (voormalig) pleegmoeder.
De GI was de voormalig voogd van [verzoeker] .
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 28 december 2022, heeft de GI verzocht [verzoeker] met het oog op zijn naderende meerderjarigheid onder curatele te stellen en [naam1] tot curator te benoemen.
In het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek heeft [verzoeker] de kantonrechter primair (eveneens) verzocht om ondercuratelestelling maar daarbij [naam2] als curator te benoemen over [verzoeker] en subsidiair een mentorschap en bewind uit te spreken met benoeming van [naam2] tot mentor en bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van 4 januari 2023 heeft de kantonrechter – uitvoerbaar bij voorraad – met ingang van 5 januari 2023 [naam1] benoemd tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] en aan haar alle bevoegdheden toegekend die een curator krachtens de wet heeft en iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] onder curatele gesteld en [naam1] benoemd tot curator.
4.2
[verzoeker] en [naam2] zijn met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
Zij verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende,
Primair:
I het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen en te bepalen dat [naam2] wordt benoemd tot mentor en bewindvoerder dan wel tot mentor dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
Subsidiair:
II Voor zover het hof curatele noodzakelijk acht: te bepalen dat [naam2] wordt benoemd tot curator dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid beroep [naam2]
5.1
Artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt in lid 1 dat onder belanghebbende wordt verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat in zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap onder belanghebbenden bovendien worden verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft.
5.2
Voor het hof staat vast dat [naam2] betrokken is bij [verzoeker] en tussen [verzoeker] en [naam2] een duurzame warme band bestaat. Die band is ontstaan in de jaren dat [verzoeker] als tiener in het gezinshuis van [naam2] woonde. Zoals op de mondelinge behandeling is besproken, maakt deze band niet dat [naam2] – als voormalig gezinshuisouder – belanghebbende is in de zin van voormeld artikel. [naam2] behoort niet tot de kring van personen bedoeld in het tweede lid van voornoemd artikel en een emotionele betrokkenheid is onvoldoende om te worden aangemerkt als belanghebbende op grond van het eerste lid. Het hof zal [naam2] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in hoger beroep. Het hof merkt [naam2] wel als informant aan.
Curatele
5.3
Gelet op de stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is verklaard staat dat [verzoeker] in eerste aanleg (toegewezen) heeft gekregen wat hij heeft verzocht voor zover het betreft de ondercuratelestelling. [verzoeker] dient daarom in zoverre in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.4
Voor zover het hoger beroep zich richt tegen de persoon van de curator is [verzoeker] ontvankelijk.
Op grond van artikel 1:383 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.5
Het hof stelt vast dat [verzoeker] graag wil dat [naam2] tot curator wordt benoemd en dat [naam2] daartoe bereid is. Het hof zal aan die uitdrukkelijke voorkeur gehoor geven met dien verstande dat het hof tot benoeming van [naam2] als tweede curator (naast [naam1] ) zal overgaan en overweegt hiertoe het volgende.
[verzoeker] heeft gedurende veertien jaren bij [naam2] in het gezinshuis gewoond en [naam2] heeft hem in die periode verzorgd en opgevoed. [verzoeker] beschouwt [naam2] als zijn ‘mama’ en noemt haar ook zo. Alhoewel [verzoeker] inmiddels niet meer bij [naam2] woonachtig is, is [naam2] nog steeds bij hem betrokken en zal zij ook in de toekomst bij hem betrokken blijven. Zo verblijft [verzoeker] regelmatig nog een weekend bij zijn voormalige gezinshuis. Op de mondelinge behandeling bleek dat inmiddels wordt gezocht naar een andere woonplek voor [verzoeker] , omdat hij dichterbij [naam2] wil wonen. Gebleken is dat [naam2] dagelijks contact met [verzoeker] heeft en goed op de hoogte is van de zorg die [verzoeker] nodig heeft en stelt [verzoeker] hierin goed te kunnen begeleiden. Mede gelet op de problematiek van [verzoeker] en op het feit dat [verzoeker] moeite heeft met het opbouwen van een vertrouwensband vindt het hof in het belang van [verzoeker] dat [naam2] (mede) tot curator wordt benoemd. Hierdoor wordt ook het risico op wisselingen in de persoon van de curator bijvoorbeeld omdat [naam1] stopt met haar activiteiten tot het minimum beperkt.
Alhoewel [naam2] stelt ook ervaring te hebben met relevante financiële kwesties, heeft het hof onvoldoende gegevens om zich met name ook over de financiële kant een oordeel te vormen over de geschiktheid van [naam2] als curator van [verzoeker] en ziet daarin aanleiding om [naam2] niet alleen maar mede tot curator te benoemen.
Naar het oordeel van het hof zouden gezien hetgeen op de zitting is besproken [naam1] en [naam2] zo nodig in onderling overleg hun taken kunnen afstemmen en een taakverdeling kunnen maken. Het hof kan zich voorstellen dat [naam2] zich vooralsnog met name richt op de zorgtaken maar dat beide curatoren op termijn toewerken naar de mogelijkheid dat [naam2] in de toekomst – indien dit goed verloopt – zowel de zorgtaken als de financiële taken op zich neemt en dus het gehele curatorschap voor haar rekening neemt. Mocht dit in de toekomst het geval zijn, dan kunnen [verzoeker] en/of de curatoren desgewenst hiertoe een wijzigingsverzoek indienen bij de kantonrechter.

6.De slotsom

Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover in hoger beroep aan de orde met dien verstande dat [naam2] als tweede curator wordt benoemd.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [naam2] niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep;
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep tot afwijzing van de ondercuratelestelling;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 mei 2023, voor zover in hoger beroep aan de orde met de aanvulling:
benoemt tot medecurator [naam2] , geboren [in] 1971, als curator van [verzoeker] , geboren [in] 2005;
bepaalt dat deze beschikking door de griffier wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister;
bepaalt dat deze beschikking door de griffier binnen tien dagen na heden zal worden bekend gemaakt in de Staatscourant;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, M.P. den Hollander en
E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 15 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.