ECLI:NL:GHARL:2024:1072

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
200.335.785
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake hoger beroep en procesinleiding in civiele zaak

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, die op 28 juni 2023 is uitgesproken. De appeldagvaarding is op 18 september 2023 uitgebracht, maar BAM heeft verzocht om [appellante] niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, omdat de zaak ten onrechte met een dagvaarding is ingeleid. [appellante] heeft daarop op 18 december 2023 een beroepschrift ingediend met gronden. Het hof heeft geoordeeld dat de procedure voortgezet kan worden als verzoekschriftprocedure op basis van artikel 69 Rv, dat de mogelijkheid biedt om een verkeerde procesinleiding te corrigeren zonder fatale gevolgen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht en dat de advocaat van [appellante] per abuis de verkeerde procesinleiding heeft gekozen. Het hof heeft BAM de gelegenheid gegeven om een verweerschrift in te dienen en heeft [appellante] veroordeeld in de proceskosten van het incident, welke aan de zijde van BAM op nihil zijn begroot. De beslissing is op 13 februari 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.785
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 10433636
arrest van 13 februari 2024
in het incident in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als verzoekster
hierna: [appellante]
advocaat: mr. T.J. Kool
tegen
Koninklijke BAM Groep N.V.
die is gevestigd in Bunnik
en bij de rechtbank optrad als verweerster
hierna: BAM
advocaat: mr. C. Nekeman

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft bij appeldagvaarding (zonder grieven) hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 28 juni 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. De appeldagvaarding van [appellante] is uitgebracht op 18 september 2023. BAM is hierin gedagvaard voor de roldatum van 19 december 2023. BAM heeft het hof 8 december 2023 per H2-formulier verzocht [appellante] niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, omdat de zaak ten onrechte met een dagvaarding is ingeleid, terwijl dit met een beroepschrift had moeten gebeuren. [appellante] heeft 18 december 2023 een beroepschrift (met gronden) ingediend bij het hof.

2.De kern van de zaak

BAM verzoekt het hof [appellante] op grond van artikel 359 jo. 278 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering in hoger beroep, omdat de procesinleiding geen gronden bevat. [appellante] verzoekt het hof haar ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep en de procedure voort te zetten volgens de regels die gelden voor een verzoekschriftprocedure, met een beroep op artikel 69 Rv.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal toepassing geven aan de wisselbepaling uit artikel 69 Rv en bevelen dat de procedure zal worden voortgezet als verzoekschriftprocedure. Het hof zal het op 18 december 2023 van [appellante] ontvangen beroepschrift met de gronden van het hoger beroep aanmerken als tijdig ingediend. BAM zal de gelegenheid krijgen om een verweerschrift in te dienen. Het hof legt hieronder uit hoe het tot zijn beslissing is gekomen.
3.2.
Op grond van artikel 359 juncto artikel 278 lid 1 Rv moet het verzoekschrift in hoger beroep een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust inhouden. Achtergrond van deze eis is dat een appellant aan de rechter en de verweerder in hoger beroep in het beroepschrift al kenbaar moet maken niet alleen wat hij verzoekt, maar ook wat de grondslag is van zijn verzoek. Verweerder moet kunnen weten waarover een beslissing wordt gevraagd.
3.3.
[appellante] is middels een appeldagvaarding zonder grieven in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. Dit leidt in beginsel tot niet-ontvankelijkheid in hoger beroep. Als een verzoekschriftprocedure is ingeleid met een dagvaarding in plaats van met een verzoekschrift, geeft artikel 69 Rv de rechter echter de mogelijkheid om de procedure om te zetten naar de juiste procedure en de procedure volgens de juiste regels te vervolgen. Het bepaalde in artikel 69 geldt voor zowel een procedure in eerste aanleg als in hoger beroep. [1] Met de wisselbepaling van artikel 69 Rv is deformalisering van het burgerlijk procesrecht beoogd, zodat een verkeerde procesinleiding geen fatale gevolgen heeft. Het hof gaat niet over tot omzetting indien er sprake is van misbruik van procesrecht in die zin dat bewust voor een verkeerde rechtsingang is gekozen teneinde uitstel te verkrijgen voor het formuleren van de gronden.
3.4.
De advocaat van [appellante] heeft toegelicht dat zij per abuis het hoger beroep met een dagvaarding in plaats van een beroepschrift heeft ingeleid. Zij zegt dat zij van het feit dat zij een verkeerde procesinleiding had ingediend kennisnam met het rolbericht van mr. Nekeman op 8 december 2023. Zij heeft daarna alsnog een beroepschrift ingediend met gronden, dat door het hof ontvangen is op 18 december 2023. Het hof oordeelt dat er onvoldoende reden is om te oordelen dat de dagvaardingsroute uitsluitend is ingeslagen om daarmee ongeoorloofd uitstel te verkrijgen.
3.5.
Het hof zal [appellante] veroordelen in de proceskosten van dit incident, welke aan de zijde van BAM worden begroot op nihil.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
beveelt dat de procedure verder volgens de regels van de verzoekschriftprocedure in hoger beroep zal worden voortgezet en merkt het op 18 december 2023 ontvangen beroepschrift met de gronden van het hoger beroep aan als tijdig ingediend;
4.2
bepaalt dat BAM binnen vier weken na heden een verweerschrift kan indienen;
4.3
veroordeelt [appellante] in de kosten van dit incident, aan de zijde van BAM begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, M. Schoemaker en
D. Stoutjesdijk en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 1 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5824.