ECLI:NL:GHARL:2024:1024

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
Wahv 200.328.922/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Werdmüller von Elgg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding en verkeerssanctie onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij een sanctie van € 350,- is opgelegd aan de betrokkene voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op een scooter. De gedraging vond plaats op 3 juni 2022. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar heeft wel een proceskostenvergoeding van € 149,25 toegewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding voor de fase van beroep bij de kantonrechter.

Tijdens de behandeling van de zaak op 30 januari 2024 heeft de gemachtigde van de betrokkene, O. Açar, de argumenten gepresenteerd. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene ontkent de gedraging en stelt dat het onmogelijk is om een mobiel apparaat vast te houden terwijl hij met zijn rechterhand het gas bedient. Het hof heeft echter vastgesteld dat de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd, heeft verklaard de betrokkene met een mobiele telefoon in zijn hand te hebben gezien. Het hof oordeelt dat de verklaring van de ambtenaar voldoende bewijs biedt voor de gedraging.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af, omdat het Besluit proceskosten bestuursrecht geen vergoeding voor het schriftelijk horen in de procedure bij de officier van justitie kent. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en om te voorkomen dat de betrokkene in een nadeliger positie komt te verkeren door het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.328.922/01
CJIB-nummer
: 249959925
Uitspraak d.d.
: 13 februari 2024
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2023, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de (gewijzigde) beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 149,25.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 januari 2024. Namens de gemachtigde van de betrokkene is verschenen O. Açar. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 350,- voor: “als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden”. Deze gedraging zou zijn verricht op 3 juni 2022 om 20.01 uur op de Osdorper Ban in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. Het hof stelt vast dat de officier van justitie de inleidende beschikking heeft gewijzigd voor wat betreft de hoogte van de sanctie en een proceskostenvergoeding heeft toegekend in verband met de wijziging van het sanctiebedrag.
3. De gemachtigde ontkent namens de betrokkene de gedraging en stelt dat de betrokkene geen mobiel elektronisch apparaat heeft vastgehouden. De ambtenaar verklaart in het zaakoverzicht dat de betrokkene de telefoon met zijn rechterhand vasthield. Nu de betrokkene op een scooter reed, is het in principe onmogelijk om de telefoon vast te houden en te rijden aangezien de gashendel met de rechterhand wordt bediend. Het had op de weg van de officier van justitie gelegen om een aanvullend proces-verbaal op te vragen bij de ambtenaar. Nu dit niet is gebeurd, komt aan het woord van de ambtenaar geen bijzondere bewijskracht toe. De inleidende beschikking kan dan ook niet in stand blijven.
4.
Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een betrokkene stopte zijn mobiel in zijn zak. Met de rechterhand vasthield. Ik zag namelijk dat verbalisanten zagen bestuurder op zijn snorfiets rijden terwijl hij een mobiele telefoon vasthield. Bij de staandehouding zag ik dat het een Samsung betrof die ik herkende als het apparaat dat de bestuurder rijdend heeft vastgehouden. (…)
Verklaring betrokkene: schrijf de boete maar uit.”
6. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar dat de ambtenaar en diens collega hebben gezien dat de betrokkene tijdens het rijden met zijn rechterhand een mobiele telefoon heeft vastgehouden. Dat de betrokkene met zijn rechterhand het gas bedient, sluit niet uit dat de betrokkene het gas op enig moment heeft losgelaten en met zijn rechterhand zijn telefoon in zijn zak heeft gestopt. Daarbij heeft de ambtenaar de mobiele telefoon van de betrokkene tijdens de staandehouding herkend als het apparaat dat de betrokkene tijdens het rijden heeft vastgehouden. Op grond van de gegevens in het zaakoverzicht kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Bij deze stand van zaken bestaat er geen aanleiding voor het opvragen van nadere informatie bij de ambtenaar.
7. De gemachtigde voert verder aan dat de kantonrechter ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de fase van beroep bij de kantonrechter.
8. Het hof stelt vast dat de kantonrechter een vergoeding heeft toegekend voor het ‘schriftelijk horen’ in de procedure bij de officier van justitie. Het Besluit proceskosten bestuursrecht kent een dergelijke vergoeding niet. Het hof zal om de betrokkene niet in een nadeliger positie te brengen dan wanneer geen hoger beroep was ingesteld de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt afgewezen.
9. Het voorgaande leidt tot onderstaande beslissing.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.