ECLI:NL:GHARL:2024:1021

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
21-003577-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, werd veroordeeld voor zijn rol bij het afschieten van een carbidkanon op oudejaarsavond 2020 in het centrum van [pleegplaats]. Het hof oordeelde dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, die gezamenlijk het carbidkanon tot ontploffing brachten. De verdachte was een van de inzittenden van de auto die het kanon naar de locatie bracht. Ondanks dat slechts één persoon de ontstekingsbron bediende, droegen de anderen significant bij aan de uitvoering van het delict, waardoor er sprake was van medeplegen. De rechtbank had eerder een taakstraf van 180 uren opgelegd, en het hof bevestigde deze straf, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor omwonenden. De ontploffing veroorzaakte aanzienlijke schade aan omliggende gebouwen en leidde tot psychische klachten bij slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten geen verantwoordelijkheid namen voor hun daden, wat de strafmaat beïnvloedde. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003577-22
Uitspraak d.d.: 14 februari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 augustus 2022 met parketnummer
18-341455-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg, met aanvulling van gronden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 12 augustus 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, veroordeeld wegens het primair ten laste gelegde (medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is) tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De rechtbank heeft tevens de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] hoofdelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te [pleegplaats] , gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
- in een (metalen) giertank ongeveer vijf kilogram carbid (calciumcarbide), althans een (aanzienlijke) hoeveelheid carbid, in aanraking te doen komen met water waardoor de zeer brandbare/explosieve stof ethyn (acetyleengas) ontstaat en
- ( vervolgens) deze ethyn tot ontploffing te brengen door middel van een elektrische ontsteker die via een tweedradige kabel in/aan de giertank is bevestigd;
en daarvan gemeen gevaar voor omliggende (ruiten en/of daken van) woningen en/of gebouwen en/of voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te [pleegplaats] , gemeente [naam gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam:
- in een (metalen) giertank ongeveer vijf kilogram carbid (calciumcarbide), althans een (aanzienlijke) hoeveelheid carbid, in aanraking te doen komen met water waardoor de zeer brandbare/explosieve stof ethyn (acetyleengas) ontstaat en
- met deze giertank rond te rijden in de bebouwde kom van het centrum van [pleegplaats] ;
(mede) ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat een ontploffing teweeg is gebracht en daardoor gemeen gevaar voor omliggende (ruiten en/of daken van) woningen en/of gebouwen en/of voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen ontstond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte samen met de medeverdachten een "ludieke actie" wilde houden op oudejaarsavond 2020. Het oorspronkelijke plan was om het carbidkanon in het [naam locatie 1] te [pleegplaats] tot ontploffing te brengen. Dit plan is op enig moment besproken bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] thuis, waarbij de gehele groep aanwezig was.
Toen na onderzoek bij het [naam locatie 1] door een drietal medeverdachten bleek dat de hekken bij het [naam locatie 1] op slot zaten, is dit plan gewijzigd, in die zin dat het carbidkanon tot ontploffing zou worden gebracht op de brug bij de [naam locatie 2] .
Dat het vervolgens de opzet was om het carbidkanon op de brug tot ontploffing te brengen, leidt het hof onder andere af uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , hotelgasten van het [naam hotel] , afgelegd d.d. 7 januari 2021.
[naam getuige 1] heeft verklaard:
‘Ik was in het hotel met [naam getuige 2] en [persoon] . Ik hoorde dat [naam getuige 2] zei: ‘Hey, een tank’. Ik zag ‘m niet. Ik zag wel een aantal jongens staan. Zij stonden tegenover het hotel. Ik zag dat ze hun vingers in hun oren deden. Ik zag de auto met de tank aankomen. Toen ik de auto met de tank zag plofte hij ook al’. [naam getuige 2] heeft verklaard:
‘Ik was aanwezig in het hotel. Ik zag beweging op straat. Ik zag een auto met een giertank. Ik zag een aantal jongens staan, een stuk of zes à zeven schat ik. Deze jongens stonden tegenover het hotel aan de andere kant van de weg. Ik zag dat ze ‘al klaar’ stonden. Ik zag dat ze hun handen tegen hun oren hielden. Er stonden ook jongens te filmen. Ik zag dat de auto met giertank vanaf de brug kwam rijden. De knal kwam al heel snel’.
Ook uit de beelden en de daarbij horende geluidsopnamen, opgenomen door een deurbelcamera die geïnstalleerd was bij de voordeur van een woning gelegen aan ‘ [straatnaam] , kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat het het plan was om het carbidkanon opzettelijk op de brug tot ontploffing te brengen.
Op deze beelden, d.d. 31 december 2020, die zicht geven op de betreffende brug valt het volgende te zien en te horen:
Om 21:58 uur: een groepje van drie mannen staat op de brug met elkaar te praten.
Om 22:00 uur: het groepje mannen staat ter hoogte van de kruising van de [naam locatie 2] en
’ [straatnaam] . De groep bestaat nu uit vijf personen. Men staat in een kring met elkaar te praten.
Om 22:05 uur: twee mannen komen aangelopen vanaf de [naam locatie 2] en voegen zich bij die groep.
Bij de beelden zijn ook flarden van het gesprek (in het Fries) tussen deze mannen te horen, waaronder (vertaling in het Nederlands):
Om 22:05 uur: ‘Als wij zo meteen glas kunnen vegen’.
Om 22:06 uur: ‘Hoe als ze hier midden op de brug’, ‘Dan kan het wel’, ‘Ja’, ‘Richting het water’, ‘Moeten we wel wat de ruimte hebben’.
Om 22:08 uur: een van de personen uit de groep is aan het telefoneren, te horen is: ‘Jullie zijn er bijna?’. Ook is te horen dat de naam ‘ [naam] ’ wordt genoemd. De bellende persoon verlaat de groep. De groep die blijft staan praat ondertussen verder. Te horen is: ‘.. als de politie’, ‘Maar ga er vanuit dat ze stuk gaan’. ‘Brug’, ’Onderweg’, ‘Dan vinden ze ons morgen wel’.
Om 22:09 uur: de personen kijken in de richting van de [naam locatie 2] (vanwaar even later de auto met het carbidkanon komt aanrijden) en gaan aan de kant van de weg gaan staan. Te horen is (in het Fries, vertaald naar het Nederlands): ‘Jongens, we moeten hier weg’ en ‘Ja, jij gaat filmen’. Ook is te horen dat de personen lachen. Vervolgens komt het voertuig met daarachter het carbidkanon over de [naam locatie 2] aanrijden. Het betreft de [automerk] met een stuk plastic over de achterruit. Het carbidkanon betreft een giertank met plastic aan de achterzijde. Het kanon is zichtbaar geladen, gezien het feit dat het plastic bol naar buiten staat. De auto rijdt over de brug, waarna de auto meteen keert. Vanuit de groep is dan te horen dat iemand zegt: ‘Vingers in de oren’. De auto met het carbidkanon rijdt vervolgens de brug over, in de richting van de [naam locatie 2] (vanwaar de auto is gekomen). Een van de jongens loopt weg vanaf de kruising de [naam locatie 2] in, terwijl hij nog steeds zijn handen voor de oren heeft. Op het moment dat de auto met het carbidkanon de brug over is, gaat het carbidkanon af.
Uit de volgorde van de hiervoor genoemde beeld- en geluidsfragmenten volgt naar het oordeel van het hof dat het de bedoeling was om het carbidkanon op de brug tot ontploffing te brengen en dat dit aldus opzettelijk is gebeurd. Dit betekent dat het kanon door middel van de meegenomen ontstekingsbron vanuit de auto moet zijn bediend. Deze ontstekingsbron stond blijkens de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 2] naast hem op de achterbank van de auto. Verdachte was zich ervan bewust dat het voor de ontsteking bedoelde schokapparaat zich in de auto bevond. Op de beelden is niet waargenomen dat er handelingen door personen buiten de auto zijn verricht waardoor het kanon tot ontploffing kan zijn gebracht. Dat de ontploffing niet precies op de brug heeft plaatsgevonden, maar daar net voorbij, wijt het hof aan een ontstekingsvertraging.
De verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten dat het carbidkanon spontaan (per ongeluk) is afgegaan, acht het hof gelet op het voorgaande ongeloofwaardig en overigens ook niet aannemelijk geworden.
Vervolgens staat het hof voor de vraag wat nu precies de rol van verdachte is geweest bij het opzettelijk tot ontploffing brengen van het carbidkanon zoals het ten laste is gelegd.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd.
Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. (Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
Zoals hiervoor door het hof is vastgesteld, was het de opzet van de verdachten om het carbidkanon op de brug in het centrum van [pleegplaats] tot ontploffing te brengen. Dit plan is tot uitvoering gebracht door drie verdachten, te weten verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . Zij zijn immers met de auto - met daarachter het reeds onder druk staande carbidkanon - over de brug gereden, meteen daarna gedraaid en teruggereden over die brug, waarna zij het carbidkanon vanuit deze auto tot ontploffing hebben gebracht.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de auto bestuurde en dat medeverdachte [naam medeverdachte 3] op de passagiersstoel zat en vanuit de auto met de medeverdachten die op de brug stonden heeft getelefoneerd. Nu het hof eerder heeft vastgesteld dat het carbidkanon vanuit de auto moet zijn bediend en medeverdachte [naam medeverdachte 2] naast de ontstekingsbron op de achterbank zat, kan het niet anders dan dat hij de bediening van het kanon voor zijn rekening heeft genomen.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat er bij het plegen van het bewezenverklaarde feit sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten in de auto, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Hoewel de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 3] niet zelf de ontstekingsbron hebben bediend waardoor de ontploffing is ontstaan en aldus het plan werd uitgevoerd, hebben zij een significante bijdrage geleverd aan het op de bewuste plek afschieten van het carbidkanon; verdachte door de auto daarheen te rijden en [naam medeverdachte 3] door daarover te communiceren.
Derhalve is sprake van medeplegen en kan hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2020 te [pleegplaats] , gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
- in een metalen giertank ongeveer vijf kilogram carbid (calciumcarbide), in aanraking te doen komen met water waardoor de zeer brandbare/explosieve stof ethyn (acetyleengas) ontstaat en
- vervolgens deze ethyn tot ontploffing te brengen door middel van een elektrische ontsteker die via een tweedradige kabel in/aan de giertank is bevestigd;
en daarvan gemeen gevaar voor omliggende ruiten en/of daken van woningen en gebouwen en voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op oudejaarsavond 2020 in het centrum van [pleegplaats] tezamen met twee anderen schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing door een giertank die gevuld was met ongeveer 5 kilogram carbid te ontsteken. Deze ontploffing had een dusdanige kracht dat sommige mensen dachten aan een aanslag.
Door deze ontploffing is veel schade aangericht. Van omringende panden zijn dakpannen gesneuveld en ook zijn er veel ruiten gesprongen. De ontploffing heeft, gelet op de ravage die is ontstaan, een groot gevaar veroorzaakt voor de hotelgasten en de bewoners in de omliggende percelen en voor eventuele voorbijgangers. Het mag een wonder heten dat niemand gewond is geraakt door het rondvliegende glas. In het hotel zijn nadien op grote afstand van de ruiten glasscherven aangetroffen. Het glas moet dan ook met grote kracht uit de sponningen zijn gesprongen.
Verdachte en de medeverdachten hebben met hun handelen getoond geen respect te hebben voor de met hun actie gepaard gaande risico’s voor anderen. Temeer, nu blijkens de beelden en daarbij behorende geluidsopnamen werd voorzien dat er glasschade zou kunnen ontstaan.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich niet om deze mogelijke ver gaande gevolgen bekommerd en zijn direct na de ontploffing weggevlucht. Dat het gevaar voor personen niet ten laste is gelegd, betekent niet dat het hof daarmee in het kader van de omstandigheden van het geval geen rekening kan houden.
Uit het dossier blijkt dat deze ontploffing een grote impact heeft gehad op de mensen in de directe nabijheid. Hotelgasten hebben verklaard nog enige tijd nadien last te hebben gehad van hoofdpijn, spanningen en piepende oren. Uit de slachtofferverklaring van
[naam benadeelde] blijkt zelfs dat hij vanwege onder andere tinnitus aan zijn linkeroor en duizeligheid volledig arbeidsongeschikt is verklaard.
Hoewel verdachte zich op de dag na de ontploffing samen met anderen bij de politie heeft gemeld als verantwoordelijke, is tijdens de zitting van het hof gebleken dat het voor verdachte en zijn medeverdachten nog steeds moeilijk is om hun strafrechtelijke verantwoordelijkheid te nemen voor het gebeuren. Evenals de rechtbank kan het hof zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachten in deze zaak wederom niet het achterste van hun tong hebben willen laten zien. Ook in hoger beroep heeft verdachte derhalve geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 5 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door hem naar voren is gebracht ter terechtzitting van het hof.
Het veroorzaken van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is, is een ernstig feit. De wetgever heeft dan ook op het hier overtreden wetsartikel niet voor niets een maximale gevangenisstraf van twaalf jaren gesteld.
Gelet op de ernst van het feit is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in beginsel dan ook passend. Het hof is evenwel - gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de relatieve ouderdom van de zaak, de omstandigheid dat verdachte zich nadien niet aan soortgelijke feiten heeft schuldig gemaakt en het gegeven dat verdachte en de medeverdachten zich hebben ingespannen de geleden schade al grotendeels te (doen) vergoeden - van oordeel dat deze zaak zich leent voor een andere strafmodaliteit.
Het hof acht alles overziend voor dit feit een straf zoals opgelegd door de rechtbank en geëist door de advocaat-generaal passend en geboden. Het hof zal aan verdachte daarom een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Ter zitting is gebleken dat verdachten te elfder ure € 800,00 aan de benadeelde partij hebben doen overmaken. Daarbij is echter verzuimd de door de benadeelde partij geclaimde wettelijke rente te betalen. Om ook dit deel van de vordering alsnog aan de benadeelde partij tot uitkering te doen brengen, zal het hof de gehele vordering toewijzen. Bij de praktische afwikkeling daarvan moet in aanmerking genomen worden dat het hoofddeel van die vordering dus al is vergoed.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 800,00 (achthonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 800,00 (achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 16 (zestien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
31 december 2020.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 14 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.