In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontbinding van een stichting en het ontslag van een bestuurder. De appellanten, een stichting en een van de bestuursleden, hebben hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 23 november 2022 uitspraak deed. De stichting, opgericht door de gewezen echtgenoten [appellant2] en [geïntimeerde], had als doel de ontwikkeling van de natuur in [vestigingsplaats]. De Provincie Overijssel had de stichting eerder aangesproken op het niet melden van gekapte houtopstand en de verplichting tot herplanting.
De rechtbank had de stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en de verzoeken van zowel [appellant2] als [geïntimeerde] afgewezen. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat [appellant2] niet zelfstandig bevoegd was om de stichting te vertegenwoordigen. Het hof heeft het verzoek tot ontbinding van de stichting afgewezen, omdat de gronden daarvoor niet aanwezig waren. Wel heeft het hof het verzoek tot ontslag van [appellant2] als bestuurder toegewezen, omdat hij zijn taak verwaarloosd had en in strijd had gehandeld met de statuten van de stichting en de Handelsregisterwet.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en [appellant2] ontslagen als bestuurder. Tevens is hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerde]. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in cassatie gaat bij de Hoge Raad.