ECLI:NL:GHARL:2024:1010

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
200.330.976
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag na scheiding van ouders met culturele verschillen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige, geboren in 2021, van ouders die gescheiden zijn. De moeder, die eerder alleen belast was met het gezag, verzet zich tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel om het gezag ook aan de vader toe te kennen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Mercanoğlu, stelt dat de ouders vanuit verschillende sociaal-culturele perspectieven opvoeden, wat leidt tot conflicten. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Akkaya, is van mening dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind is en dat hij bereid is tot overleg.

De rechtbank had in haar beschikking van 4 juli 2023, die door het hof wordt bekrachtigd, bepaald dat de vader naast de moeder belast wordt met het gezag. De moeder heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarin zij betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen contra-indicaties voor gezamenlijk gezag heeft vastgesteld en dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. De vader verzet zich tegen de grieven en vraagt het hof om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

Het hof oordeelt dat, ondanks de conflicten tussen de ouders, gezamenlijk gezag mogelijk is en dat de ouders in staat zijn om samen het gezag uit te oefenen. Het hof wijst op de positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders en het feit dat zij zich hebben aangemeld voor een hulpverleningstraject. De grieven van de moeder falen, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag over de minderjarige aan beide ouders wordt toegekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.976
(zaaknummer rechtbank Overijssel 291895)
beschikking van 13 februari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Akkaya te Eindhoven.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 4 juli 2023, uitgewerkt op 17 juli 2023, uitgesproken onder zaaknummer 291895. Het hof zal de beschikking hierna ook noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 augustus 2023, en
  • het verweerschrift met producties.
  • een journaalbericht namens de vader van 27 december 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 januari 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2021. De vader heeft [de minderjarige] erkend. Tot de bestreden beschikking was de moeder alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • de vader naast de moeder belast met het gezag over [de minderjarige] ;
  • totdat nader wordt beslist als
  • verstaan dat de ouders zich zullen wenden tot het hulpverleningstraject Ouderschap Blijft; en
  • iedere verdere beslissing aangehouden.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om naast de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] alsnog af te wijzen.
4.3
De vader voert verweer. De vader vraagt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

de wet
5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen; of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
standpunten
5.2
De moeder is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag (grief 1). De rechtbank heeft ten onrechte niet het belang van [de minderjarige] maar de gelijkwaardigheid van de ouders tot uitgangspunt genomen. De harde praktijk is, aldus de moeder, dat de ouders een jong kind opvoeden vanuit twee verschillende sociaal-culturele perspectieven. Hierdoor blijven er conflicten. De rechtbank heeft volgens de moeder verder ten onrechte in het voordeel van gezamenlijke gezagsuitoefening laten meewegen dat de vader toestemming verleent voor belangrijke beslissingen met betrekking tot [de minderjarige] (grief 2). De communicatie en de vertrouwensrelatie tussen de ouders is ernstig verstoord, de vader wil zijn zin doordrijven, hij gaat zijn eigen gang en hij kijkt niet naar het belang van [de minderjarige] . Tot slot brengt de rechtbank gezamenlijk gezag ten onrechte terug tot conflicten over praktische communicatie die met een paar gesprekken kunnen worden opgelost (grief 3). Er zijn aanhoudende conflicten omdat de ouders grote verschillen in waarden, overtuigingen en culturele achtergronden hebben, aldus de moeder.
5.3
De vader is het eens met de beslissing van de rechtbank. De vader vindt gelijkwaardig ouderschap juist in het belang van [de minderjarige] . Dit geldt temeer aangezien de moeder de vader niet als gelijkwaardig ouder wenst te betrekken. De moeder heeft volgens de vader tot nu toe éénmaal toestemming aan hem gevraagd voor een beslissing over [de minderjarige] en die ook gekregen. Hij is in tegenstelling tot de moeder altijd bereid tot overleg, maar dat moet wel respectvol verlopen. Om de communicatie te verbeteren hebben ouders zich aangemeld voor Ouderschap Blijft.
advies raad
5.4
De raad heeft het hof op de mondelinge behandeling het advies gegeven de ouders samen het gezag over [de minderjarige] te laten hebben. De ouders hebben [de minderjarige] vóór hun uiteengaan samen opgevoed. Daarbij past dat de ouders dit ook na hun scheiding blijven doen. Met dat doel voor ogen moeten de ouders samen afspraken maken. Dat er al ruim twee jaar strijd is tussen de ouders vindt de raad zorgelijk. Dat staat een gezonde ontwikkeling van [de minderjarige] in de weg. Het betekent niet dat er geen gezamenlijk gezag kan zijn, want er loopt nog een hulpverleningstraject om ouders te leren in het belang van [de minderjarige] hun onderlinge communicatie te verbeteren.
oordeel hof
5.5
Het hof is net als de rechtbank en de raad van oordeel dat de ouders samen het gezag over [de minderjarige] moeten hebben. Het hof neemt - na eigen onderzoek - de overwegingen van de rechtbank over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.6
Vanwege de heftige strijd tussen de ouders is het traject Ouderschap Blijft nog niet van start gegaan. Besloten is eerst de Masic methode in te zetten. Dat is een methode die wordt ingezet bij conflictscheidingen. De ouders hebben in dat kader de eerste afzonderlijke gesprekken gehad. Hoewel de ouders nog hard moeten werken om hun onderlinge communicatie te verbeteren, hebben zij in de periode van ruim een half jaar dat zij samen het gezag over [de minderjarige] hebben, laten zien dat zij daartoe in staat zijn. Zo heeft de moeder op de mondelinge behandeling verteld dat de onderlinge communicatie bij de omgang de laatste vier keer goed is verlopen omdat de ouders zich hielden aan de afspraak niet met elkaar in gesprek te gaan. Positief is ook dat de vader heeft besloten om strijd met de moeder over de voornaam van [de minderjarige] , die [naam1] werd genoemd toen de ouders nog samen waren, te staken en hem net als de moeder met [de minderjarige] aan te spreken. Verder zijn er gesprekken tussen de ouders over een verzoek van de moeder om langere tijd, ongeveer zes à zeven weken, vanwege een volgens de moeder voor haar noodzakelijke operatie, met [de minderjarige] in Turkije te verblijven. Zowel de moeder als de vader verwachten daar binnenkort uit te komen. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken bij gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouders of dat afwijzing van het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag anderszins in het belang van [de minderjarige] is. Het enkele feit dat de moeder vreest dat de communicatie met de vader in de toekomst weer slechter zal gaan, vindt het hof onvoldoende om de vader niet ook met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover zij de beslissing over het gezag betreft, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 4 juli 2023, uitgewerkt op 17 juli 2023, voor zover zij het gezag over [de minderjarige] betreft;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en
A.E. Grosscurt, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, en is op 13 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.