ECLI:NL:GHARL:2024:1007

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
200.329.076
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de omgangsregeling tussen ouders na ontbinding van geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van hun ouders. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M. Steenhoff, en de vader, bijgestaan door mr. K. van Doorn, hebben beiden grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2023. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen en hebben eerder afspraken gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken, vastgelegd in een ouderschapsplan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van vakanties en feestdagen, maar zijn zij het niet eens over de reguliere zorgregeling. De moeder verzoekt om handhaving van de bestaande regeling, terwijl de vader een gelijkwaardige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepleit. Het hof heeft in zijn overwegingen de zorgen van de moeder over de veiligheid van de kinderen bij de vader meegewogen, evenals de noodzaak om stabiliteit te bieden aan de kinderen, vooral gezien het aanstaande persoonlijkheidsonderzoek voor [de minderjarige1].

Het hof heeft uiteindelijk besloten de bestreden beschikking deels te vernietigen en de zorgregeling te wijzigen. De kinderen zullen bij de vader verblijven om de week van donderdag na school tot maandag naar school, met specifieke afspraken over de overdracht en de verdeling van vakanties. Het hof heeft benadrukt dat het belangrijk is dat ouders in staat zijn om samen te werken en te communiceren in het belang van de kinderen, en dat verdere wijzigingen in de zorgregeling voorlopig niet in het belang van de kinderen zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.076
(zaaknummer rechtbank Gelderland 406470)
beschikking van 13 februari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.M Steenhoff te Wageningen
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 31 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 juni 2023;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie van de vader;
  • het verweerschrift van de GI;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties van de vrouw; en
  • een journaalbericht van mr. C.M. Steenhoff van 8 januari 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 januari 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan mr. R.G.J. van Kerkhof;
  • een vertegenwoordiger van de GI en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Het geregistreerd partnerschap van partijen is door inschrijving van de beschikking van de rechtbank van 10 augustus 2020 ontbonden op 20 augustus 2020.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 te [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 te [woonplaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
De ouders hebben met elkaar afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Deze afspraken zijn neergelegd in een ouderschapsplan, dat door de ouders is ondertekend op 9 juli 2020. Het ouderschapsplan maakt deel uit van de beschikking van 10 augustus 2020.
3.4
De ouders zijn in het ouderschapsplan onder meer overeengekomen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Ook zijn zij de volgende regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen:
  • om de week zijn de kinderen bij de vader van donderdagmiddag 17:00 uur tot maandagmorgen 08:30 uur voor school;
  • tijdens de schoolvakanties zal het basisschema uitgangspunt zijn. De zomervakantie zal gelijk worden verdeeld. De kinderen zullen maximaal twee weken aaneengesloten bij een ouder verblijven.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking is, voor zover hier van belang bepaald dat:
  • de kinderen bij de vader verblijven om de week van donderdag na school tot maandag naar school waarbij, ingeval de kinderen maandag niet naar school toe hoeven, de vader de kinderen op maandag om 12:00 uur naar de moeder brengt;
  • de kinderen in afwijking van de reguliere zorgregeling vanaf 20 juni 2023 na school bij de vader verblijven tot donderdag 23 juni 2023 naar school;
  • de vakanties voortaan bij helfte tussen partijen zullen worden gedeeld, door partijen in overleg met de jeugdbeschermer te regelen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beoogden aanvankelijk het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder heeft nadien haar verzoeken gewijzigd en verzoekt het hof nu de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft het wisselmoment tijdens de reguliere omgang en de wijze van verdeling van de vakanties, en opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de volgende zorgregeling zal gelden:
  • de kinderen zijn bij vader om de week van donderdag na school tot maandag naar school (conform de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 31 maart 2023);
  • de overdracht is contactloos op school. Op het moment dat er geen school is, is de overdracht bij de flat van de moeder om 10.00 uur 's ochtends. De kinderen komen zelfstandig naar boven. Ouders zorgen vooraf voor een overdracht via de mail;
  • de vakanties en overige feestdagen te verdelen bij helfte, waarbij de kinderen het ene jaar de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader zijn en de laatste drie weken bij de moeder en het jaar daarop de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader, en dit steeds wisselen, alsmede het door moeder opgestelde ouderschapsplan onder punt 4.2 t/m 4.4. en bijlage 1.
4.3
De GI heeft verweer gevoerd.
4.4
De vader heeft eveneens verweer gevoerd en is op zijn beurt met twee grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De grieven zien op de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat er sprake zal zijn van een regeling waarbij de kinderen in de even weken op de woensdag uit school naar de vader gaan en in de oneven weken op de woensdag uit school weer terug naar de moeder gaan. En dat daarnaast de door hem voorgestelde vakantie- en feestdagen verdeling zal gelden.
4.5
De moeder voert in het incidenteel hoger beroep verweer en zij vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de vader af te wijzen als ongegrond dan wel onbewezen.
4.6
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de vakanties- en feestdagen en over het wisselmoment van de kinderen tijdens de reguliere omgang, wanneer zij niet naar school gaan.
De moeder kan instemmen met de door de vader voorgestelde verdeling van de vakanties- en feestdagen en partijen zijn voor de zomervakanties overeengekomen dat de kinderen het ene jaar de eerste drie weken bij de moeder verblijven en de laatste drie weken bij de vader. Het andere jaar verblijven de kinderen de eerste twee weken bij de vader, dan drie weken bij de moeder, en vervolgens de laatste week bij de vader.
Ten aanzien van het wisselmoment van de kinderen tijdens de reguliere omgang zijn partijen overeengekomen dat zij, op de dagen dat er geen school is, wisselen om 10.00 uur (in de plaats van 12.00 uur) onderaan de flat van de moeder. Het hof zal dit zo vastleggen.
5.2
Partijen verschillen nog van mening over de invulling van de reguliere zorgregeling. De moeder wil graag dat de regeling zoals bepaald door de rechtbank in de bestreden beschikking gehandhaafd blijft, met wijziging van het wisselmoment zoals hiervoor besproken. De vader wil graag een gelijkwaardige(r) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de kinderen de ene week bij hem verblijven en de andere week bij de moeder.
juridisch kader
5.3
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
standpunten
5.4
Volgens de moeder vergroot een 50/50-verdeling van de zorgregeling de kans op ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen. De moeder maakt zich zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader en zij voert aan dat de kinderen zelf ook geen uitbreiding willen. Bovendien krijgt [de minderjarige1] een persoonlijkheidsonderzoek bij [naam1] . Volgens de moeder kan dit niet starten op het moment dat er wijzigingen worden doorgevoerd in de zorgregeling.
5.5
De vader begrijpt niet waarom de moeder zich zorgen maakt. De vader is recent verhuisd naar een betere wijk, hij onderneemt leuke activiteiten met de kinderen en hij accepteert de benodigde hulpverlening. Hij heeft inmiddels, net als de moeder, het traject Parallel Solo Ouderschap doorlopen en hij ontvangt hulp van [naam2] . Het is goed voor de kinderen als er sprake is van een meer gelijkwaardige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Volgens de vader zijn er geen contra- indicaties op grond waarvan dit niet mogelijk zou zijn.
5.6
De GI stelt dat de ouders allebei een totaal verschillende opvoedstijl hanteren. Daarover heeft de GI verder geen oordeel, maar dit zorgt er wel voor dat het soms botst tussen de ouders. De GI deelt de zorgen van de moeder over de vader niet. Er is sprake van een goed contact en samenwerking met de vader en hij stelt zich coöperatief op. De GI is niet tegen een gelijkwaardige(r) verdeling van de zorg voor de kinderen.
5.7
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof gesteld dat het op dit moment nog te vroeg is om de zorgregeling te wijzigen in een regeling waarbij de kinderen de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijven. Het is belangrijk dat eerst gewerkt wordt aan het stabiliseren van de situatie. De communicatie tussen partijen verloopt niet goed en ook hieraan moet nog verder gewerkt worden. Het persoonlijkheidsonderzoek voor [de minderjarige1] moet doorlopen worden. Aan de hand van de uitkomsten hiervan zal eventueel hulpverlening ingezet moeten worden en kan bekeken worden of een uitbreiding van de zorgregeling mogelijk is.
overweging van het hof
5.8
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling, waarbij de kinderen bij de vader verblijven om de week van donderdag na school tot maandag naar school, op dit moment in het belang van de kinderen is en moet worden voortgezet. Uit het raadsrapport blijkt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] klem zitten tussen de ouders en dat er zorgen zijn over het gedrag van [de minderjarige1] . Voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over de zorgregeling. Dit geldt temeer nu [de minderjarige1] een persoonlijkheidsonderzoek zal moeten ondergaan, wat veel van hem zal vragen. Een wijziging van de regeling zal voor veel onrust bij de kinderen zorgen. Het hof acht dit niet in hun belang. Het hof is het eens met het ter zitting gegeven advies van de raad en vindt het nog te vroeg om de zorgregeling uit te breiden naar een 50/50-regeling. Ouders zijn nog onvoldoende in staat om met elkaar te communiceren en afspraken te maken in het belang van de kinderen. Zo is het de ouders voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij het hof niet gelukt om in onderling overleg, eventueel onder leiding van de GI of hun advocaten, afspraken te maken over de vakanties- en feestdagenregeling en het wisselmoment op de maandag.

6.De slotsom

in het principaal hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, deels vernietigen en beslissen als volgt.
in het incidenteel hoger beroep
6.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, deels vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
31 maart 2023, voor wat betreft het wisselmoment op de maandagochtend wanneer er geen school is en ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader aldus dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader verblijven om de week van donderdag na school tot maandag naar school, waarbij ingeval de kinderen niet naar school hoeven, de vader de kinderen om 10.00 uur onderaan de flat van de moeder brengt;
wijzigt de tussen de ouders in het ouderschapsplan overeengekomen afspraak, welke onderdeel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank Gelderland van 10 augustus 2020, over de verdeling van de vakanties en feestdagen en bepaalt:
- dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de zomervakantie het ene jaar de eerste drie weken bij de moeder verblijven en de laatste drie weken bij de vader. En dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in het andere jaar de eerste twee weken bij de vader verblijven, dan drie weken bij de moeder en de laatste week van de zomervakantie bij de vader;
- en dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] :
In de even jaren:
  • de voorjaarsvakantie bij de moeder verblijven;
  • de eerste week van de meivakantie bij de moeder verblijven;
  • de tweede week van de meivakantie (ofwel de Pinkstervakantie) bij de vader verblijven;
  • de herfstvakantie bij de vader verblijven;
  • het paasweekend van vrijdagmiddag na schooltijd tot dinsdagmorgen begin schooltijd bij de moeder verblijven;
  • het Hemelvaart weekend van woensdagmiddag na schooltijd tot maandagmorgen begin schooltijd bij de moeder verblijven;
  • het pinksterweekend van vrijdagmiddag na schooltijd tot dinsdagmorgen begin schooltijd bij de vader verblijven;
  • de eerste week van de kerstvakantie (inclusief de kerstdagen) bij de vader verblijven;
  • de tweede week van de kerstvakantie (inclusief oud en nieuw) bij de moeder verblijven.
In de oneven jaren:
  • de voorjaarsvakantie bij de vader verblijven;
  • de eerste week van de meivakantie bij de vader verblijven;
  • de tweede week van de meivakantie (ofwel de pinkstervakantie) bij de moeder verblijven;
  • de herfstvakantie bij de moeder verblijven;
  • het paasweekend van vrijdagmiddag na schooltijd tot dinsdagmorgen begin schooltijd bij de vader verblijven;
  • het Hemelvaart weekend van woensdagmiddag na schooltijd tot maandagmorgen begin schooltijd bij de vader verblijven;
  • het pinksterweekend van vrijdagmiddag na schooltijd tot dinsdagmorgen begin schooltijd bij de moeder verblijven;
  • de eerste week van de kerstvakantie (inclusief de kerstdagen) bij de moeder verblijven;
  • de tweede week van de kerstvakantie (inclusief oud en nieuw) bij de vader verblijven.
Met inachtneming van de volgende afspraken:
  • vakantie vangt aan op vrijdagmiddag uit school. Als er geen school is dan vangt de vakantie aan op vrijdag 14.30 uur. De vakantie stopt één of twee of drie (zomervakantie) weken later. Daarna wordt de reguliere zorgregeling vervolgd;
  • de overgang van de eerste kerstweek naar de tweede kerstweek is in principe steeds op de vrijdag voor oud en nieuw om 14.30 uur tenzij Oudejaarsdag op een vrijdag valt, dan is de wisseling op 31 december om 10.00 uur;
  • op Vaderdag verblijven de kinderen bij de vader. Op Moederdag verblijven de kinderen bij de moeder. Als Vaderdag of Moederdag valt in het weekend van de andere ouder dan wordt het gehele weekend geruild met het weekend ervoor;
  • op de verjaardagen van de vader en de moeder verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de jarige ouder. Indien dat een doordeweekse dag betreft haalt de jarige ouder [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uit school op en verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tot 19.00 uur bij de jarige ouder. Indien de verjaardag op zaterdag/zondag valt verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van 10.00 tot 17.00 bij de jarige ouder.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.B. de Groot en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 13 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.