In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 juli 2023 de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing heeft bevolen. De kinderrechter had de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een pleeggezin voor een periode van een jaar.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. De moeder verzocht om beperking van de machtiging tot een deeltijd uithuisplaatsing, maar het hof heeft geoordeeld dat er op dit moment onvoldoende aanleiding is om de uithuisplaatsing op die wijze te beperken. Het hof heeft zich voldoende voorgelicht geacht en heeft afgezien van het horen van getuigen, zoals door de moeder was verzocht.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de zorgen die er zijn over de thuissituatie van [de minderjarige] bij de moeder, en de noodzaak om zijn opgroeiperspectief verder te onderzoeken. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen, met de overweging dat de situatie te kwetsbaar is om [de minderjarige] bij de moeder te laten wonen. De duur van de machtiging is vastgesteld op een jaar, om de benodigde trajecten voor het onderzoek naar het perspectief van [de minderjarige] te kunnen uitvoeren.