ECLI:NL:GHARL:2023:9905

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
21-004352-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van verkrachting met nieuwe bewijsbeslissingen en strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de verdachte vrijgesproken was van twee verkrachtingen. Het hof heeft de verdachte, anders dan de rechtbank, veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte de slachtoffers, een meerderjarige en een minderjarige, seksueel heeft misbruikt. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van de slachtoffers, die consistent en gedetailleerd waren. De verdachte heeft de feiten ontkend en beweerd dat de seksuele handelingen vrijwillig waren, maar het hof heeft deze verklaring als onwaarschijnlijk afgewezen. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken, maar het hof heeft de bewijsbeslissing herzien en de eerdere uitspraak vernietigd. De vordering van de benadeelde partij is ook toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 5.000,00 voor immateriële schade. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en heeft besloten tot een gevangenisstraf die in overeenstemming is met de richtlijnen voor strafoplegging in zedenzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004352-21
Uitspraak d.d.: 21 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober 2021 met parketnummer 16-098345-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1998,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N. Wijkman, waarnemend voor mr. N.C.E.C. Luns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte vrijgesproken ten aanzien van hetgeen aan hem onder 1 en 2 primair is tenlastegelegd en heeft verdachte ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen, waarvan drieënnegentig dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te [plaats 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
- plotseling en onverwachts in de nacht en/of vroeg in de ochtend, zonder toestemming (naakt) betreden van de slaapkamer van die [aangeefster] , terwijl die [aangeefster] lag te slapen, althans in bed lag en/of
- boven op die [aangeefster] gaan liggen en/of gaan zitten en/of
- vast- en/of beetpakken van de handen van die [aangeefster] en/of
- bij de keel vast pakken en/of (dicht) knijpen van/in de keel van die [aangeefster] , ten gevolge waarvan die [aangeefster] geen/minder lucht kreeg en/of
- opzij schuiven van de string/onderbroek van die [aangeefster] en/of
- meermalen, althans eenmaal (telkens) toevoegen van de woorden aan die [aangeefster] : "kankerbek houden", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij verdachte, zijn geslachtsdeel in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of gehouden;
2. primair
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te [plaats 2] , door geweld of (een)andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft hij, verdachte (meermalen)
- zijn penis en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of - zijn penis in de mond van die [benadeelde] gebracht en/of gehouden en/of
- met zijn vingers over de clitoris van die [benadeelde] gewreven, althans de clitoris van die [benadeelde] betast en/of aangeraakt, bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- ( misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidssituatie en/of zijn fysieke overwicht door) die [benadeelde] in een auto (mee te nemen) heeft meegenomen en/of
- ( vervolgens) die auto heeft geparkeerd op een parkeerplaats buiten de bebouwde kom, althans op een afgelegen plek en/of
- de deuren van die auto op slot heeft gedaan, om ontsnapping van die [benadeelde] te voorkomen en/of - die [benadeelde] plaats heeft laten nemen op de achterbank van die auto en/of - die [benadeelde] plotseling en/of onverhoeds heeft betast en/of aangeraakt op/aan de (blote) borst(en) en/of bil(len) en/of
- die [benadeelde] heeft ge(tong)zoend (in) op de mond en/of in/op de nek en/of
- beide armen en/of handen van die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of
- op die [benadeelde] is gaan liggen en/of
- ( vervolgens) de benen van die [benadeelde] uit elkaar en/of omhoog heeft gedaan/geduwd en/of - de broek en/of onderbroek, althans de kleding van die [benadeelde] heeft uitgetrokken en/of
- ( aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te [plaats 2] , met [benadeelde] , geboren op 26 juni 2006, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of - zijn penis in de mond van die [benadeelde] gebracht en/of gehouden en/of
- met zijn vingers over de clitoris van die [benadeelde] gewreven, althans de clitoris van die [benadeelde] betast en/of aangeraakt en/of
- die [benadeelde] betast en/of aangeraakt op/aan de (blote) borst(en) en/of bil(len) en/of
- die [benadeelde] ge(tong)zoend (in) op de mond en/of in/op de nek;
2. meer subsidiair
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te [plaats 2] , met [benadeelde] , geboren op 26 juni 2006, geboren op 10 augustus 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande (meermalen, althans éénmaal telkens) in het ontuchtig
- wrijven met zijn geslachtsdeel en/of vinger(s) over de vagina en/of clitoris van die [benadeelde] en/of
- betasten en/of aanraken van de vagina en/of de clitoris, althans de schaamstreek van die [benadeelde] met zijn geslachtsdeel en/of vinger(s) en/of
- masturberen en/of klaarkomen in de nabijheid van die [benadeelde] en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde] en/of
- betasten en/of aanraken op/aan de (blote) borst(en) en/of bil(len) van die [benadeelde] en/of
- het (tong) zoenen (in) op de mond en/of in/op de nek van die [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft aangegeven dat de verklaring(en) van aangeefster consistent zijn en dat deze verklaringen op meerdere onderdelen worden ondersteund door meerdere (steun)bewijsmiddelen. Gelet hierop acht de advocaat-generaal dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de hand van een pleitnota bepleit dat – kort weergegeven – de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt, en dat het dossier geen, dan wel onvoldoende steunbewijs bevat voor de verklaringen van aangeefster. De verdediging verzoekt het hof dan ook om verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Oordeel van het hof
Betrouwbaarheid van de verklaringen
In zedenzaken doet zich regelmatig de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: de aangever en de vermeende dader. Dat is ook in onderhavige zaak het geval. Aangeefster heeft verklaard door verdachte te zijn verkracht. Verdachte heeft aangegeven dat aangeefster en hij weliswaar seks hebben gehad, maar dat zij dit allebei wilden.
De eerste vraag waarvoor het hof zich ziet gesteld, is of de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord.
Zowel bij het informatieve gesprek als in de aangifte en later, tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris, heeft aangeefster verklaard dat verdachte in de nacht plotseling naakt in de slaapkamer stond waarin zij op dat moment lag. Aangeefster is toen uit bed gesprongen en heeft gezegd dat verdachte weg moest gaan. Nadat verdachte was vertrokken, heeft aangeefster een paar mensen die zij kent geappt. Ergens daarna is zij in slaap gevallen. Op een bepaald moment werd zij wakker doordat verdachte bovenop haar lag. Toen aangeefster hem weg probeerde te duwen, pakte verdachte haar handen vast. Ze wilde schreeuwen, maar verdachte kneep haar keel dicht. Toen heeft hij haar verkracht. Verdachte ging van aangeefster af toen hij zijn vriendin op de gang hoorde, waarna hij met zijn vriendin mee terug ging naar haar kamer.
De verklaringen die aangeefster [aangeefster] heeft afgelegd over de tenlastegelegde handelingen zijn consistent en gedetailleerd en worden om die reden door het hof als betrouwbaar aangemerkt. Bovendien worden haar verklaringen, zoals hieronder weergegeven, naar het oordeel van het hof in voldoende mate ondersteund door de inhoud van de overige bewijsmiddelen. Het feit dat de verklaringen van aangeefster op sommige punten niet helemaal overeenkomen met overige bewijsmiddelen omtrent de omstandigheden van de bewuste nacht (anders dan de seksuele handelingen), doet hieraan niet af.
Steunbewijs
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die aangever/getuige worden genoemd op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad staat hier echter tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met geloofwaardige verklaringen van het slachtoffer toch het volgens de wet vereiste minimum aan bewijs kan opleveren.
De vraag of voldoende steunbewijs aanwezig is, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn hiervoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs ‘voldoende steun’ geven aan de verklaring van de getuige. Dit betekent dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van de getuige. Het steunbewijs mag in beginsel niet afkomstig zijn van dezelfde bron, in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat hem of haar is overkomen. Een dergelijke
de auditu-verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen die de
de auditu-getuige persoonlijk heeft gedaan voldoende steunbewijs opleveren. Ook kunnen eigen waarnemingen van getuigen, die weliswaar niet het kernverwijt, bijvoorbeeld de verweten seksuele handelingen, bevestigen, binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om als objectief gegeven in combinatie met andere omstandigheden een rol van betekenis te kunnen spelen als steunbewijs naast de verklaring van het slachtoffer. Niet is vereist dat het steunbewijs betrekking dient te hebben op de ten laste gelegde gedragingen. Eveneens is niet vereist dat het steunbewijs rechtstreeks de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit bevestigt.
Met betrekking tot de vraag naar de aanwezigheid van steunbewijs ten aanzien van onderhavig feit slaat het hof, onder meer, acht op de zich in het dossier bevindende chatgegevens. Uit een chatgesprek tussen aangeefster en verdachte blijkt onder meer dat aangeefster tegen verdachte zegt dat ze sliep, dat ze zich dood schrok en dat verdachte geen toestemming had om aan haar te zitten. Verdachte chat terug “sorry”. Ze duidt ook nader waar ze van schrok, namelijk dat zij op bed ligt en hij naakt op haar komt liggen. Verdachte chat in reactie “neee Dat weet ik” en “ik kon me even niet inhouden” en geeft aan dat hij niet dacht dat ze wakker zou worden. Aangeefster blijft in de chats verdachte afwijzen en zeggen dat hij moet ophouden. Verdachte blijft aandringen of hij niet toch bij aangeefster mag komen liggen, dat hij terug wil komen als aangeefster slaapt, en of ze dan boos wordt en gaat schreeuwen. Behalve dat deze chats aangeven dat aangeefster geen behoefte heeft aan seksueel contact met verdachte, terwijl verdachte daar juist op aandringt heeft verdachte, naar het oordeel van het hof, op deze wijze aangegeven de door aangeefster aangegeven grenzen niet zonder meer te zullen respecteren.
In dit kader is ook nog van belang het chatgesprek, waarin verdachte aan aangeefster bericht: “Je bent fucking lekker, ik kan me niet inhouden”.
Behalve de inhoud van de chatberichten voorafgaand aan de sex steunt ook de inhoud van de chatberichten nadat een en ander heeft plaatsgevonden de lezing van aangeefster dat dit van haar kant niet vrijwillig was en dat dit voor verdachte kenbaar was.
Daarvoor wijst het hof op een bericht van verdachte aan aangeefster, waarin hij zegt: “Ik heb echt veel spijt van wat ik heb gedaan en wat er gebeurd is. Ik heb niet nagedacht en dit had niet mogen gebeuren. (…) Ik wil mijn excuses aanbieden aan je 1000x sorry sorry sorry ik hoop dat je me ooit vergeeft het spijt me echt”. Hierin is naar het oordeel van het hof tot uitdrukking gebracht dat verdachte spijt ervan heeft dat hij zich aan aangeefster heeft opgedrongen en met toepassing van geweld seksueel bij haar is binnengedrongen. De lezing die verdachte daaraan heeft gegeven, te weten dat het bericht is verstuurd omdat hij er spijt van heeft dat door het seksueel contact tussen hem en aangeefster de vriendschap tussen zijn vriendin en aangeefster is verbroken, acht het hof niet aannemelijk. De lezing van verdachte, waarbij aangeefster de sex zelf zou hebben geïnitieerd, zou haar immers ook zelf verantwoordelijk maken voor de verbroken vriendschap, zodat het volledig op zich nemen van de verantwoordelijkheid voor de situatie door verdachte niet voor de hand ligt.
Aangeefster heeft kort na het tenlastegelegde bovendien contact gehad met de vriendin van verdachte, [vriendin verdachte] , die destijds ook heel goed bevriend was met aangeefster. Uit deze chatgesprekken blijkt dat aangeefster haar verhaal kort na het gebeurde aan [vriendin verdachte] heeft verteld, en daarbij heeft aangegeven dat zij verkracht is. De chatgesprekken tussen aangeefster en [vriendin verdachte] ondersteunen, naar het oordeel van het hof, de aangifte. In dit verband wijst het hof op het chatgesprek, waarin aangeefster aan de vriendin van verdachte schrijft: “Je bent bang om hem kwijt te raken, maar wie wil iemand die zijn pik in iemand anders steekt, tijdens de relatie, en dan ook nog eens een van jouw beste vriendin (…). Ik moet er niet aan denken dat [vriend van aangeefster] (het hof begrijpt: een vriend van aangeefster) en jij komen slapen en dat [vriend van aangeefster] jou verkracht en dat ik hem vergeef en hem boven jou zet. Dat is iets wat ik niet begrijp”. De vriendin van verdachte schrijft in antwoord hierop: “In mijn ogen verdiende hij uiteindelijk een tweede kans”. Het hof stelt vast dat [vriendin verdachte] de beschuldiging van aangeefster, dat haar vriend – te dezen: verdachte – haar beste vriendin, te dezen aangeefster, heeft verkracht, niet weerspreekt, maar dat zij – niettegenstaande deze verkrachting – haar vriend opnieuw een kans wil bieden de relatie met haar te herstellen.
Daarnaast slaat het hof ook acht op de getuigenverklaring van [getuige 1] . Aangeefster heeft de ochtend na het tenlastegelegde ook direct aan [getuige 1] – en in lijn met haar latere aangifte - verteld wat haar is overkomen. [getuige 1] verklaart dat aangeefster vertelde dat verdachte in de nacht naar de kamer ging waar aangeefster sliep, dat aangeefster niet wilde dat hij haar aanraakte en dat verdachte weer weg is gegaan. Hierna bleef verdachte aangeefster appen. Aangeefster viel in slaap. Daarna heeft verdachte aangeefster verkracht en bij haar nek gepakt.
Verdachte heeft – kort weergegeven – aangevoerd dat er inderdaad seks heeft plaatsgevonden tussen aangeefster en hem, maar dat dit vrijwillig was nadat ze buiten een sigaret hadden gerookt. Het hof overweegt dat, indien er vanuit zou worden gegaan dat verdachte en aangeefster samen een sigaret hebben gerookt, uit de chatgeschiedenis blijkt dat de ‘afspraak’ hiertoe kennelijk om 5.19 uur werd gemaakt. Daarna vraagt verdachte om 5.27 uur (en daarna) of hij niet bij aangeefster mag komen liggen op de volhardende wijze als hierboven reeds weergegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij deze laatste berichten heeft verstuurd nadat aangeefster en hij seks hebben gehad. Het hof acht het hoogst onwaarschijnlijk dat in de acht minuten, gelegen tussen die berichten, aangeefster en verdachte naar beneden zijn gegaan, aldaar een sigaretje hebben gerookt (waarbij ze naar verdachtes eigen zeggen gezellig hebben gekletst en gelachen en wat naar zijn zeggen ongeveer 10 minuten duurde), zij vervolgens naar boven zijn gegaan en seks met elkaar hebben gehad, waarna verdachte naar de slaapkamer is gegaan waar hij met zijn vriendin sliep, en zij vervolgens allebei weer in hun bed lagen (verdachte naast zijn vriendin), waarna verdachte de voornoemde appjes aan aangeefster heeft verstuurd.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat het verweer van verdachte dat sprake is geweest van vrijwillige seks tussen hem en aangeefster in het geheel niet aannemelijk is geworden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 2 primair tenlastegelegde
Standpunt van de advocaat-generaal
Het openbaar ministerie is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de – overigens ook door de rechtbank – betrouwbaar geachte verklaring van aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het seksuele contact met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden en er derhalve geen sprake was van enige vorm van dwang. De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het dossier geen, dan wel onvoldoende, steunbewijs bevat voor de verklaring van aangeefster.
Oordeel van het hof
Betrouwbaarheid van de verklaringen
In zedenzaken doet zich regelmatig de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: de aangever en de vermeende dader. Dat is ook in onderhavige zaak het geval. Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard door verdachte in diens auto te zijn verkracht. Verdachte heeft aangegeven dat aangeefster en hij weliswaar seks hebben gehad, maar dat zij dit allebei wilden.
De eerste vraag waarvoor het hof zich ziet gesteld, is de vraag of de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. Het hof is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord.
Aangeefster heeft zowel tijdens het informatieve gesprek als in haar aangifte als volgt verklaard. Verdachte en aangeefster kenden elkaar via Snapchat en hadden al een paar keer afgesproken. Op 27 oktober 2020 haalde verdachte aangeefster op en reden ze naar de parkeerplaats van [voetbalvereniging] in [plaats 2] . Verdachte vroeg aangeefster om achterin de auto te gaan zitten, omdat ze dan meer ruimte hadden. Vervolgens vroeg hij of ze bij hem op schoot kwam zitten. Dat deed ze, waarna verdachte haar begon te zoenen en aan haar borsten zat. Aangeefster heeft verklaard dat zij probeerde verdachte weg te duwen, maar dat hij kracht zette en dit niet lukte. Toen ze zei dit niet te willen, reageerde verdachte niet. Verdachte ging met zijn hand in haar broek, en het lukte aangeefster niet om zijn hand weg te krijgen. Verdachte hield beide armen van aangeefster vast. Nadat aangeefster van de schoot van verdachte af ging, heeft verdachte haar op haar rug, met haar hoofd tegen de deur geduwd. Aangeefster kon de deur van de auto niet open krijgen, omdat verdachte die op slot had gedaan. Ze probeerde verdachte weg te duwen en hem te schoppen. Daar werd verdachte boos van en begon te schreeuwen. Nadat verdachte met zijn handen over en in haar vagina is gegaan, heeft hij haar benen uit elkaar geduwd, een condoom omgedaan en heeft hij aangeefster gepenetreerd. Het condoom heeft hij naar buiten gegooid, op straat. Daarna deden zowel verdachte als aangeefster hun kleding weer aan. Verdachte heeft aangeefster vervolgens afgezet. Zij heeft dit voorval later aan haar moeder verteld.
De verklaringen die aangeefster [benadeelde] heeft afgelegd over de tenlastegelegde handelingen zijn consistent en gedetailleerd en kunnen naar het oordeel van het hof als betrouwbaar worden aangemerkt. Bovendien bevat het dossier voldoende steunbewijs voor deze verklaringen, zoals hieronder weergegeven.
Het hof wijt het gegeven dat het tenlastegelegde een dag later is gebeurd dan aangeefster aanvankelijk heeft verklaard, aan het feit dat aangeefster moeilijk kan plannen en een slecht besef heeft van dagen. Dit blijkt onder meer uit de getuigenverklaring van de moeder van aangeefster. Naar het oordeel van het hof is dit niet van invloed op de inhoud en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
Steunbewijs
Het hof verwijst voor wat betreft de eisen die aan steunbewijs worden gesteld naar de overwegingen dienaangaande gemaakt bij de beoordeling van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.
Het hof overweegt allereerst dat het condoom, waarvan aangeefster vertelde dat verdachte die uit de auto had gegooid, werd aangetroffen door verbalisanten op de plek die aangeefster had benoemd. Het condoom is door het NFI onderzocht. Er zijn zowel DNA-sporen van verdachte als van aangeefster op aangetroffen.
Voorts overweegt het hof dat aangeefster direct na het gebeuren een goede vriend heeft gebeld en aan hem vertelde wat zij later in de aangifte ook heeft verteld en daarnaast kort na het voorval haar ervaring met verdachte in diens auto ook aan haar moeder heeft verteld. Haar moeder, [moeder aangeefster] , is door de politie als getuige gehoord. Zij verklaart dat haar dochter niet zichzelf was, zich als verdoofd gedroeg en sindsdien erg verdrietig en kwaad is en slecht slaapt. Als moeder ziet zij hoe heftig dit is. Dit kun je, aldus de getuige, niet spelen. Deze verklaring begrijpt het hof aldus dat de getuige op grond van het gedrag van haar dochter, toen zij vertelde over haar ervaring met verdachte, maar ook uit haar gedrag nadien, de indruk krijgt dat haar dochter hetgeen zij haar heeft verteld ook kort tevoren daadwerkelijk heeft meegemaakt. Het hof is van oordeel dat deze verklaring als steunbewijs kan worden gebezigd.
Het hof schuift de verklaring van verdachte, inhoudende dat de seks tussen aangeefster en hem vrijwillig heeft plaatsgevonden, als niet aannemelijk terzijde, nu – naast de inhoud van bovengenoemde bewijsmiddelen – verdachte bij de politie heeft volhard in zijn ontkenning van het seksueel binnendringen bij aangeefster, doch dit eerst ter terechtzitting in eerste aanleg, kennelijk nadat hij met de resultaten van het NFI-onderzoek van het gevonden condoom is geconfronteerd en zich de implicaties daarvan realiseerde, heeft erkend. De door verdachte gegeven reden voor zijn wisselende verklaringen hieromtrent – te weten: dat hij bang was dat hij zijn vriendin kwijt zou raken als ze erachter kwam dat hij wederom was vreemdgegaan – acht het hof niet aannemelijk en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn stelling dat de seks tussen hem en aangeefster op vrijwillige basis heeft plaatsgevonden.

Overweging ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde

Op grond van de inhoud van de door het hof ten aanzien van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat verdachte zich telkens ter bevrediging van zijn seksuele lustgevoelens aan zijn beide slachtoffers – die elkaar overigens niet kennen – heeft opgedrongen. Als zij weerstand bieden heeft verdachte, om toch zijn zin door te drijven, jegens hen geweld aangewend. Deze vaststelling draagt eveneens bij aan de bewijsvoering en de daaruit voortvloeiende overtuiging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 12 juni 2019 te [plaats 1] door geweld en andere feitelijkheden, te weten het
- plotseling en onverwachts in de nacht en/of vroeg in de ochtend, zonder toestemming (naakt) betreden van de slaapkamer van die [aangeefster] , terwijl die [aangeefster] lag te slapen, althans in bed lag en
- boven op die [aangeefster] gaan liggen en/of gaan zitten en
- vast- en/of beetpakken van de handen van die [aangeefster] en
- bij de keel vast pakken en/of (dicht) knijpen van/in de keel van die [aangeefster] , ten gevolge waarvan die [aangeefster] geen/minder lucht kreeg en
- opzij schuiven van de string/onderbroek van die [aangeefster] en
- toevoegen van de woorden aan die [aangeefster] : "kankerbek houden",
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij, verdachte, zijn geslachtsdeel in de vagina van die [aangeefster] gebracht en gehouden;
2. primair
hij op 27 oktober 2020 te [plaats 2] door geweld en andere feitelijkheden [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft hij, verdachte
- zijn penis en vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en
- met zijn vingers over de clitoris van die [benadeelde] gewreven, althans de clitoris van die [benadeelde] betast of aangeraakt,
bestaande dit geweld en andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidssituatie en/of zijn fysieke overwicht door die [benadeelde] in een auto mee te nemen en
- vervolgens die auto heeft geparkeerd op een parkeerplaats, op een afgelegen plek en
- de deuren van die auto op slot heeft gedaan, om ontsnapping van die [benadeelde] te voorkomen en
- die [benadeelde] plaats heeft laten nemen op de achterbank van die auto en
- die [benadeelde] heeft betast en/of aangeraakt op/aan de (blote) borst(en) en/of bil(len) en
- die [benadeelde] heeft gezoend op de mond en/of in/op de nek en
- beide armen en/of handen van die [benadeelde] heeft vastgepakt en
- op die [benadeelde] is gaan liggen en
- ( vervolgens) de benen van die [benadeelde] uit elkaar heeft geduwd en
- de broek en/of onderbroek van die [benadeelde] heeft uitgetrokken en
- ( aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten van aangeefster [aangeefster] . De verkrachting vond plaats in de woning van de vriendin van verdachte, een plaats waar aangeefster [aangeefster] , indertijd de beste vriendin van deze vriendin, regelmatig verbleef en waar zij zich in het bijzonder veilig zou moeten kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor de bevrediging van de bij hem jegens het slachtoffer levende seksuele lustgevoelens. Verdachte gaat, door te stellen dat dit seksuele contact op geheel vrijwillige basis heeft plaatsgevonden, de verantwoordelijkheid voor zijn afkeurenswaardige handelen geheel uit de weg.
Verdachte heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan het op de achterbank van zijn auto verkrachten van – de destijds veertienjarige – aangeefster [benadeelde] . Ook bij haar heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Uit de in eerste aanleg door de moeder van aangeefster voorgehouden slachtofferverklaring blijkt dat het feit grote impact heeft gehad op aangeefster en, zoals op de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, nog steeds heeft.
Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de seksuele ontwikkeling van slachtoffers. Verdachte heeft zich hieromtrent in het geheel niet bekommerd en lijkt alleen oog te hebben gehad voor de bevrediging van zijn seksuele lustgevoelens. Hij gaat zijn verantwoordelijkheid voor beide door het hof bewezenverklaarde feiten geheel uit de weg.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 oktober 2023 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het hof houdt ook rekening met de inhoud van het verslag van het inmiddels afgeronde reclasseringstoezicht, opgesteld door de voormalige reclasseringsmedewerker van verdachte. Daaruit komt, onder meer, naar voren dat verdachte zich heeft gehouden aan de afspraken bij de reclassering en goed heeft meegewerkt, dat zijn partner hem ondersteunt en dient als beschermende factor. Verdachte zoekt, naar zijn zeggen, geen contact meer met meisjes via sociale media. Verdachte bleek moeite te hebben (gehad) om te stoppen met het gebruik van cannabis en was daarin meermalen teruggevallen. Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte aangegeven inmiddels drie maanden gestopt te zijn met dit gebruik. De jonge leeftijd van verdachte zorgt ervoor dat hij nog niet altijd de juiste keuzes maakt en soms impulsief kan handelen, hetgeen een risico kan zijn voor eventueel nieuw delict gedrag, aldus het reclasseringsverslag. In het verslag wordt voorts aangegeven dat verdachte de indruk wekt te willen werken aan zijn toekomst en dat hij zich verantwoordelijk voelt voor zijn vriendin en hun gezamenlijke dochter.
Bij het bepalen van de keuze voor de strafsoort en de duur van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die bij verkrachting uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden (per feit). Het hof overweegt dat te dezen sprake is van strafverzwarende omstandigheden, met name gelet op de jonge leeftijd van aangeefster [benadeelde] en het feit dat het bewezenverklaarde haar eerste ervaring op seksueel gebied betrof.
Gezien het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Het hof stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan in 2019 en 2020 en voorts dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het openbaar ministerie heeft op 5 oktober 2021 hoger beroep ingesteld. Het hof doet uitspraak op 21 november 2023. Gelet op de relatieve ouderdom van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn, ziet het hof aanleiding de duur van de gevangenisstraf te matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof realiseert zich dat deze straf betekent dat verdachte opnieuw van de vrijheid beroofd zal worden, maar de ernst van de feiten en het feit dat verdachte, zoals gezegd, elke verantwoordelijkheid daarvoor uit de weg gaat laat het hof geen andere keus. Het hof acht voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf, voor zover de verdediging daarop mocht hebben gezinspeeld, geen termen aanwezig.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. Daarnaast is vergoeding van de proceskosten gevorderd ten bedrage van € 90,49. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. Tevens is de vordering ten aanzien van de proceskosten toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, inclusief de proceskosten. In hoger beroep heeft de benadeelde partij daarbij vergoeding van nadere proceskosten (zijnde reiskosten) gevorderd ter hoogte van € 79,04.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, nu verdachte zich bereid heeft verklaard het gevorderde bedrag, inclusief de proceskosten, te betalen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 169,53 (honderdnegenenzestig euro en drieënvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 oktober 2020.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 21 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.