Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
- veroordeling van verdachte ten aanzien van het hem tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
- zijn lichaam tegen het lichaam van die [benadeelde] aangeduwd/aangedrukt en/of
- die [benadeelde] gezoend en/of de borsten en/of de billen van die [benadeelde] betast en/of
- de schaamstreek van die [benadeelde] aangeraakt en/of gestreeld en/of die [benadeelde] gevingerd en/of
- zich laten pijpen door die [benadeelde] en/of
- de vagina van die [benadeelde] gelikt en/of zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
- zijn lichaam tegen het lichaam van die [benadeelde] aangeduwd/aangedrukt en/of
- die [benadeelde] gezoend en de borsten en de billen van die [benadeelde] betast en/of
- de schaamstreek van die [benadeelde] aangeraakt en gestreeld en die [benadeelde] gevingerd en/of
- zich laten pijpen door die [benadeelde] en/of
- de vagina van die [benadeelde] gelikt en zijn penis in de vagina van die [benadeelde] gebracht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.