In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2018. De vader, verzoeker in hoger beroep, was niet tevreden met de beschikking van de rechtbank Gelderland van 7 februari 2023, waarin zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling werd afgewezen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige], die zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. In het ouderschapsplan, ondertekend op 20 en 21 juli 2021, was een zorgregeling afgesproken die per 3 januari 2022 inging. De vader verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, maar de moeder voerde verweer en stelde dat er geen wijziging van omstandigheden was die een nieuwe beoordeling rechtvaardigde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2023 werd duidelijk dat de vader van mening was dat de omstandigheden waren gewijzigd, omdat hij dacht dat de ouders hun relatie als latrelatie zouden voortzetten. De moeder betwistte dit en stelde dat de huidige zorgregeling goed functioneert en in het belang van [de minderjarige] is. Het hof oordeelde dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was en verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de reguliere zorgregeling. Wel werd de regeling voor verjaardagen en Vaderdag aangevuld, aangezien deze verzoeken niet in geschil waren. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.