ECLI:NL:GHARL:2023:9708

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
200.326.594
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorgregeling in het kader van ouderlijk gezag en de beoordeling van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2018. De vader, verzoeker in hoger beroep, was niet tevreden met de beschikking van de rechtbank Gelderland van 7 februari 2023, waarin zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling werd afgewezen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige], die zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. In het ouderschapsplan, ondertekend op 20 en 21 juli 2021, was een zorgregeling afgesproken die per 3 januari 2022 inging. De vader verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, maar de moeder voerde verweer en stelde dat er geen wijziging van omstandigheden was die een nieuwe beoordeling rechtvaardigde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2023 werd duidelijk dat de vader van mening was dat de omstandigheden waren gewijzigd, omdat hij dacht dat de ouders hun relatie als latrelatie zouden voortzetten. De moeder betwistte dit en stelde dat de huidige zorgregeling goed functioneert en in het belang van [de minderjarige] is. Het hof oordeelde dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was en verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de reguliere zorgregeling. Wel werd de regeling voor verjaardagen en Vaderdag aangevuld, aangezien deze verzoeken niet in geschil waren. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.326.594
(zaaknummer rechtbank Gelderland 401823)
beschikking van 16 november 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Sahin te Lent,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Willemsen te Lent.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 mei 2023;
- het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 oktober 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en zijn advocaat;
- de moeder en haar advocaat en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2018. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
De ouders hebben in een ouderschapsplan, ondertekend door de ouders op 20 en 21 juli 2021, de volgende zorgregeling afgesproken met ingang van 3 januari 2022:
[de minderjarige] verblijft elke week bij de vader van donderdag na het kinderdagverblijf tot zaterdag
18
uur waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt van het kinderdagverblijf en de vader [de minderjarige] weer
naar de moeder brengt.
Verder zijn de ouders in het ouderschapsplan een verdeling van de feestdagen en familiedagen overeengekomen en dat bij de feestdagen [de minderjarige] 's ochtends om 08.00 uur van
verblijfplaats zal wisselen en 's avonds om 19.00 uur terug zal keren naar de ouder
waar [de minderjarige] conform het basisschema verblijft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de ouders van [de minderjarige] over en weer een wekelijks belcontact toestaan met de andere ouder wanneer zij met hem op vakantie zijn, en dat [de minderjarige] op zijn verjaardag in de even jaren bij de moeder verblijft en in de oneven jaren bij de vader. Verder heeft de rechtbank het verzoek van de vader de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [de minderjarige] de ene week bij hem verblijft van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur en de andere week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, afgewezen.
4.2
De vader is het niet eens met de bestreden beschikking. Hij is daarom in hoger beroep gegaan. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt) ten aanzien van de afwijzing van zijn verzoek de zorgregeling te wijzigen, en te bepalen dat:
I. de zorgregeling in het ouderschapsplan wordt gewijzigd in die zin dat [de minderjarige] bij de vader verblijft van woensdag 18:00 uur tot zaterdag 18:00 uur;
II. [de minderjarige] in de oneven jaren de avond voor zijn verjaardag bij de vader verblijft;
II. [de minderjarige] de avond voor de verjaardag van de vader en de avond voor Vaderdag bij de vader verblijft.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van vader af te wijzen met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
Reguliere zorgregeling
5.2
Om te kunnen komen tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vader de reguliere zorgregeling uit te breiden, dient het hof eerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden, na het aangaan van genoemd ouderschapsplan uit 2021, want dit is tussen partijen in geschil. De vader stelt zich op het standpunt dat hij bij het opstellen van het ouderschapsplan in de veronderstelling was dat de ouders hun relatie zouden voortzetten op basis van een gescheiden woonsituatie en dat daardoor het contact tussen hem en [de minderjarige] ruimer zou zijn dan afgesproken in het ouderschapsplan. Dit is niet gebeurd en daarom is de vader van mening dat sprake is van een wijziging van omstandigheden en vraagt hij een uitbreiding van de zorgregeling. Volgens de moeder is er geen wijziging van omstandigheden die een nieuwe beoordeling rechtvaardigt. Anders dan de vader stelt hadden partijen volgens de moeder niet de intentie een latrelatie aan te gaan en wist de vader dit. Duidelijk staat in het ouderschapsplan dat de relatie van partijen met ingang van 12 juli 2021 is geëindigd. Dat de vader mogelijk in dit opzicht andere verwachtingen had, maakt dit niet anders. Bovendien loopt de huidige zorgregeling goed, is de behoefte van [de minderjarige] niet gewijzigd in die zin dat hij om meer omgang met zijn vader vraagt en is de huidige zorgregeling (derhalve nog steeds) in zijn belang, aldus de moeder.
5.3
Het hof is, anders dan de rechtbank, met de moeder van oordeel dat geen sprake is van een (relevante) wijziging van omstandigheden. De vader heeft, met de enkele stelling, betwist door de moeder, dat hij [de minderjarige] minder ziet dan bij het aangaan van het convenant was voorzien omdat het uitgangspunt bij de getroffen regeling was dat partijen hun relatie in de vorm van een latrelatie zouden voortzetten, naar het oordeel van het hof niet aangetoond dat er een (relevante) wijziging van omstandigheden is. Het hof betrekt daarbij dat uit het ouderschapsplan niet blijkt dat partijen hun relatie gingen voortzetten als latrelatie. Integendeel zelfs. Nu er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden zal het hof de vader niet-ontvankelijk verklaren.
5.4
Daargelaten dat de omstandigheden niet (relevant) zijn gewijzigd, is het hof van oordeel dat een wijziging van de zorgregeling op dit moment niet in het belang is van [de minderjarige] is. De huidige zorgregeling loopt volgens de ouders goed en er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] . De vader vraagt een relatief kleine uitbreiding van zijn zorgtaak en volgens de raad zal deze uitbreiding voor [de minderjarige] op zich niet bezwaarlijk zijn, tenzij dit spanningen tussen de ouders oplevert. Het hof heeft op de mondelinge behandeling met de raad geconstateerd dat dit laatste zondermeer het geval is. Tussen de ouders is sprake van frustratie en onbegrip naar elkaar. Het belangrijkste op dit moment is dat de ouders het onlangs gestarte hulpverleningstraject bij ‘ [naam1] ’ ter verbetering van hun onderlinge communicatie gaan voortzetten, zodat dit de ouders hopelijk in staat stelt in de toekomst in onderling overleg afspraken te maken over aanpassing van de zorgregeling als daartoe aanleiding bestaat en dit in het belang van [de minderjarige] is.
Regeling voor verjaardagen en Vaderdag
5.5
Ten aanzien van de verzoeken van de vader te bepalen dat [de minderjarige] in de oneven jaren de avond voor zijn verjaardag bij de vader verblijft alsook (in alle jaren) de avond voor de verjaardag van de vader en de avond voor Vaderdag, blijkt uit het verweerschrift van de moeder dat partijen deze afspraak al hebben. Aangezien hierover in het ouderschapsplan nog geen afspraken waren gemaakt en deze verzoeken van de vader niet in geschil zijn, zal het hof het ouderschapsplan en de bestreden beschikking op dit punt aanvullen.
Proceskosten
5.6
Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling zoals door de moeder verzocht. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten van het hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 februari 2023, voor zover de vader ontvankelijk is geacht in zijn inleidend verzoek tot wijziging van de reguliere zorgregeling en, in zoverre, opnieuw beschikkende:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de reguliere zorgregeling;
bepaalt, in aanvulling op de regeling voor de verjaardagen en Vaderdag zoals opgenomen in het ouderschapsplan en bepaald in de bestreden beschikking, dat [de minderjarige] in de oneven jaren de avond voor zijn verjaardag bij de vader verblijft alsook (in alle jaren) de avond voor de verjaardag van de vader en de avond voor Vaderdag;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os-ten Have en
E. de Boer en is op 16 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.