Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
In 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter het recht op omgang alleen ontzegt indien onder andere omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De verschillende hulpverleningstrajecten en het tijdsverloop (mede beïnvloed door de uitbraak van Covid 19 en de gevolgen daarvan) hebben behalve de ouders ook [de minderjarige] gevormd. De aanvankelijke nieuwsgierigheid van [de minderjarige] naar de vader heeft plaatsgemaakt voor weerstand tegen omgang met de vader. [de minderjarige] heeft herhaaldelijk te kennen gegeven dat hij geen omgang wil met de vader, zowel tegen betrokken hulpverlening als tegen de kinderrechter. Ook in het gesprek dat [de minderjarige] met de voorzitter van dit hof heeft gehad was dit zijn mening.
Het hof ziet in de persoon van de vader geen belemmeringen om omgang te hebben met [de minderjarige] . Alleen is voor het hof duidelijk dat inmiddels een situatie is ontstaan waarin bij [de minderjarige] geen enkele ruimte is om omgang te hebben met de vader. Omgang forceren bij [de minderjarige] is op dit moment niet bevorderlijk voor zijn sociaal-emotioneel welzijn. Het hof begrijpt dat het voor de vader teleurstellend en ook frustrerend is dat hij na een jarenlange procedure nog steeds geen omgang heeft met [de minderjarige] , maar het hof hoopt dat door de druk van een omgang weg te nemen bij [de minderjarige] in de toekomst ruimte zal ontstaan voor omgang met zijn vader.
Het hof is het met de raad eens dat het belangrijk is dat de vader aan [de minderjarige] laat weten dat hij in zijn leven is, maar ook dat hij aan hem denkt en moeite voor hem doet. Dit kan door middel van bijvoorbeeld het sturen van een kaartje of een berichtje.
Door op deze manier contact te houden, wordt het voor [de minderjarige] makkelijker in de toekomst wanneer hij er zelf aan toe is contact op te nemen met de vader.
6.De slotsom
7.De beslissing
E. de Boer en is op 16 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.