ECLI:NL:GHARL:2023:9574

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.328.808
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in juli 2014. De ouders zijn gescheiden in 2016 en hebben sindsdien verschillende rechtszaken gevoerd over de zorgregeling en het gezag. De rechtbank Gelderland heeft eerder al verschillende beschikkingen gedaan over de zorgregeling, waarbij de vader onder toezicht stond en de omgang met het kind begeleid werd. De vader heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de bestreden beschikking van de rechtbank, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en de omgangsregeling werd gewijzigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2023 is gebleken dat de situatie rondom het kind veranderd is, met een nieuw beschermingsonderzoek door de raad voor de kinderbescherming. De raad heeft geadviseerd om de omgang te begeleiden, omdat het in het belang van het kind is dat er contact blijft met de vader. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de raad te verzoeken om een schriftelijke update over het verloop van het omgangstraject. De ouders zijn het niet eens over de omgangsregeling en de moeder heeft ook een incidenteel hoger beroep ingesteld. Het hof heeft een raadsheer-commissaris benoemd om de voortgang van de zaak te bewaken en heeft een nieuwe zitting gepland voor 6 februari 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.808
(zaaknummer rechtbank Gelderland 394275)
beschikking van 14 november 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. van den Berg te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen.
Als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 november 2021, 30 juni 2022 en 24 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Laatstgemelde beschikking zal hierna de bestreden beschikking worden genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 juni 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Van den Berg van 29 september 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van den Berg van 6 oktober 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 oktober 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door mr. F. van den Heuvel als waarneemster van mr. Van den Berg;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI) als informant.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2016 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] juli 2014 in [woonplaats1] .
3.3
Bij (echtscheidings)beschikking van 21 juli 2016 heeft de rechtbank, voor zover van belang:
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder bepaald;
- een zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 16.00 uur alsmede tijdens een nader te bepalen middag en nacht door de week bij de vader zal verblijven en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
3.4
Bij beschikking van 25 februari 2020 heeft de rechtbank de zorgregeling uit de beschikking van 21 juli 2016 gewijzigd in die zin dat [de minderjarige] eenmaal per twee weken vier uur bij de vader verblijft, waarbij de overdracht plaatsvindt onder begeleiding van een professioneel begeleider. Dit deel van de beschikking is door dit hof bekrachtigd op
1 december 2020.
3.5
Bij beschikking van 19 oktober 2020 heeft de rechtbank de zorgregeling zoals opgenomen in de beschikking van 25 februari 2020 gewijzigd en bepaald dat de overdracht zal plaatsvinden door opa (vaderszijde), waarbij de vader niet aanwezig zal zijn en waarbij de vader [de minderjarige] bij aanvang van de omgang uit school kan halen.
3.6
Bij beschikking van 16 november 2021 heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek in te stellen, te rapporteren en adviseren over het gezag en de zorgregeling en de behandeling van de verzoeken tot wijziging van het gezag en de zorgregeling in afwachting daarvan aangehouden.
3.7
Bij beschikking van 30 juni 2022 heeft de rechtbank [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 30 juni 2023.
3.8
Bij beschikking van 30 juni 2022 heeft de rechtbank de in de beschikking van 21 juli 2016 opgenomen zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] gewijzigd in die zin dat de gezinsvoogd de regie voert op het uitbreiden van de zorgregeling. Het verzoek van de moeder om de omgang te ontzeggen of op te schorten is afgewezen.
Verder heeft de rechtbank de behandeling van het verzoek tot wijziging van het gezag aangehouden en de raad/ de GI verzocht de rechtbank te informeren over de stand van zaken, waaronder het verloop van de zorgregeling en de hulpverlening voor de persoonlijke problematiek van de ouders en (de mogelijkheden van het opstarten) van het hulpverleningstraject voor de ouders ( [naam1] ).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en de moeder alleen belast met het gezag over [de minderjarige] . Verder heeft de rechtbank de beschikkingen van de rechtbank van 25 februari 2020, 19 oktober 2020 en 30 juni 2022 over het recht van omgang tussen de vader en [de minderjarige] gewijzigd in die zin dat als omgangsregeling wordt bepaald dat [de minderjarige] elke week op woensdag door de vader uit school wordt gehaald, waarna [de minderjarige] gedurende vier uur bij de vader is, waarvan de omgangsbegeleider het laatste uur ook aanwezig is.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw beschikkende:
- het verzoek om het gezag van vader te beëindigen alsnog af te wijzen;
- de eerder vastgestelde omgangsregeling te wijzigen op grond waarvan [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- de eerste drie maanden:
woensdag in de schoolweken gedurende zes uren, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt van school en de overdracht bij de moeder na afloop van het omgangsmoment begeleid wordt door een onafhankelijke instantie;
- na ommekomst van drie maanden:
 woensdag in de schoolweken gedurende zes uren, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt van school en de overdracht bij de moeder na afloop van het omgangsmoment begeleid wordt door een onafhankelijke instantie;
 eens per twee weken een zaterdag, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt om 12.00 uur en de vader [de minderjarige] te 18.30 uur weer terugbrengt naar de moeder;
- na ommekomst van zes maanden:
 woensdag in de schoolweken gedurende zes uren, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt van school en de overdracht bij de moeder na afloop van het omgangsmoment begeleid wordt door een onafhankelijke instantie;
 eens per twee weken een weekend van zaterdag 12.00 uur tot en met zondag 12.00 uur, waarbij de ouder waar [de minderjarige] tot dan verblijft [de minderjarige] naar de andere ouder toebrengt;
- na ommekomst van negen maanden:
 woensdag in de schoolweken gedurende zes uren, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt van school en de overdracht bij de moeder na afloop van het omgangsmoment begeleid wordt door een onafhankelijke instantie;
 eens per twee weken een weekend van zaterdag 12.00 uur tot en met zondag 17.00 uur, waarbij de ouder waar [de minderjarige] tot dan verblijft [de minderjarige] naar de andere ouder toebrengt;
 alsmede gedurende de helft van de feest- en vakantiedagen in nader onderling overleg tussen de ouders te verdelen.
4.3
De moeder voert verweer en is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de vaststelling van de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader.
De moeder vraagt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking voor zover het betreft de beslissing tot beëindiging van het gezamenlijk gezag te bekrachtigen en verzoekt in incidenteel appel de beschikking voor zover het betreft de wijziging van de omgangsregeling te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, primair te bepalen dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] zal worden ontzegd en subsidiair te bepalen dat deze zal worden opgeschort voor de maximale duur van een jaar, onder compensatie van proceskosten.
4.4
De vader voert verweer en hij vraagt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel deze af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag en omgang
5.1
De ouders discussiëren over de vraag of de vader weer tezamen met de moeder het gezag over [de minderjarige] zou moeten krijgen en over het omgangsrecht van de vader met [de minderjarige] .
Op de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de situatie rondom [de minderjarige] sinds de bestreden beschikking is veranderd. De ondertoezichtstelling is eind juni 2023 geëindigd en door de raad is inmiddels een nieuw beschermingsonderzoek gestart. Verder is de begeleiding van de omgangsregeling door [naam2] gestopt omdat er geen perspectief lag om tot een onbegeleide omgangsregeling te komen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de omgangsregeling vanaf augustus 2023 helemaal is gestopt en dat de vader sindsdien geen contact meer heeft met [de minderjarige] .
5.2
Op de mondelinge behandeling is namens de raad verklaard dat het niet in het belang van [de minderjarige] is dat zij geen contact meer heeft met de vader. De raad vindt het belangrijk dat de vader een plek blijft behouden in het leven van [de minderjarige] . Omdat de raad niet alleen signalen ziet dat [de minderjarige] het leuk heeft met de vader maar ook dat zij zich niet altijd prettig voelt bij de vader, is het belangrijk dat de omgang begeleid wordt. De raad heeft daarom in deze zaak na de beëindiging van de ondertoezichtstelling in het kader van het nieuwe onderzoek geïntervenieerd en [naam3] bereid gevonden om de omgangsregeling langdurig te gaan begeleiden. De begeleide omgang moet een continue factor hebben en moet voor [de minderjarige] op de lange termijn veilig zijn, aldus de raad.
De omgang zal worden gestart met een uur in een neutrale setting en zal – afhankelijk van het verloop daarvan – worden uitgebreid naar omgang bij de vader thuis. Uit dit traject zal naar voren komen of de omgang in een vrijwillig kader kan worden gewaarborgd of dat hiervoor een gedwongen kader nodig is. De raad zou het hof over drie maanden kunnen berichten over het verloop van het omgangstraject bij [naam3] .
Het beschermingsonderzoek is in afwachting van het verloop van dit omgangstraject door de raad ‘on hold’ gezet.
5.3
Verder is namens de raad op de mondelinge behandeling verklaard dat het de ouders tot nu toe niet is gelukt om de communicatie te verbeteren, ondanks dat zij daartoe al veel pogingen hebben gedaan. [de minderjarige] staat tussen haar ouders in en kiest nadrukkelijk de kant van de moeder bij wie zij woont. De raad heeft uitgelegd dat kinderen in dergelijke situaties vaak partij kiezen voor de ouder waar zij wonen. De raad maakt zich dan ook ernstig zorgen om [de minderjarige] in deze situatie. De raad adviseert het hof het eenhoofdig gezag te handhaven, omdat het voor [de minderjarige] rustiger is als zij weet dat haar ouders niet hoeven communiceren over belangrijke beslissingen.
5.4
De vader heeft aangevoerd dat recent bij hem een niveaubepaling heeft plaatsgevonden en dat hulpverlening op basis daarvan beter in staat is om bij zijn mogelijkheden aan te sluiten. De vader staat nu dan ook wel open voor hulpverlening. De vader staat naar eigen zeggen op de wachtlijst voor behandeling bij [naam4] .
De vader wil graag met [naam3] samenwerken om voor langere tijd een begeleide omgangsregeling tot stand te brengen. Volgens de vader vindt [naam3] het belangrijk dat hij weer het gezag krijgt over [de minderjarige] , zodat zij hem kunnen betrekken in de verslaglegging waardoor hij leerbaar kan zijn en beter bij [de minderjarige] kan gaan aansluiten.
De vader heeft het hof verzocht de procedure voor zowel de omgang als het gezag aan te houden in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de raad.
5.5
De moeder vindt dat een omgangsregeling zonder begeleiding niet in het belang van [de minderjarige] is. Zij krijgt signalen van [de minderjarige] dat zij niet meer naar de vader wil. De moeder vindt het belangrijk dat naar de draagkracht van [de minderjarige] wordt gekeken. Daarbij is de moeder sceptisch over de bereidheid van de vader om hulpverlening aan te gaan. Pas indien de hulpverlening positieve resultaten van de vader bevestigt, is de moeder bereid mee te werken aan contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader. De moeder kan instemmen met [naam3] als begeleidende instantie. In dat kader is de moeder bereid haar toestemming te geven voor verslaglegging aan de vader zodat de vader in de omgang met [de minderjarige] kan worden begeleid.
De moeder kan instemmen met een aanhouding van de procedure voor de beslissing over de omgang.
Het eenhoofdig gezag wil de moeder behouden, omdat [de minderjarige] klem zit tussen de ouders.
5.6
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven op de verzoeken. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak zoals ook door de raad voorgesteld aanhouden en de raad verzoeken het hof een schriftelijke update te geven over het verloop van het omgangstraject bij [naam3] . Het hof verzoekt de raad uiterlijk 23 januari 2024 te rapporteren. Het hof acht het noodzakelijk een raadsheer- commissaris te benoemen, die de voortgang bepaalt en waakt voor een onredelijke vertraging.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad het hof schriftelijk te rapporteren over het verloop van het omgangstraject bij [naam3] als hiervoor onder 5.6 omschreven en daarover
uiterlijk 23 januari 2024te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op
dinsdag 6 februari 2023 om 9.00 uur, waarvoor de vader, de moeder en de raad zullen worden opgeroepen;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. K.A.M. van Os-ten Have;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 14 november 2023 uitgesproken door mr. P.B. Kamminga in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.