ECLI:NL:GHARL:2023:9550

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
23714 en 23715
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van raadsheer-plaatsvervanger in belastingzaken

Op 7 november 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. E.C.C.M. Kemmeren, raadsheer-plaatsvervanger. Dit verzoek werd ingediend in het kader van twee aanhangige belastingzaken, genummerd BK-ARN 23/714 en 23/715. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij zich niet vrij voelt om de zaken te behandelen, omdat hij een aanstelling heeft als hoogleraar aan een organisatie waar ook de vertegenwoordiger van de inspecteur werkzaam is. Beide partijen hebben jarenlang samengewerkt aan gezamenlijke projecten, wat volgens verzoeker zijn onpartijdigheid in gevaar brengt.

De kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht, rechters zich kunnen verschonen indien hun onpartijdigheid in het geding is. De kamer heeft vastgesteld dat de vertegenwoordiger van de inspecteur behoort tot de zakelijke kennissenkring van verzoeker, wat een gerechtvaardigde grond voor het verschoningsverzoek oplevert. De kamer heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor een mondelinge behandeling van het verzoek en heeft het verzoek tot verschoning toegewezen.

De beslissing houdt in dat de procedure in de bodemzaak wordt voortgezet door een andere kamer van het Hof, waarin mr. E.C.C.M. Kemmeren geen deel uitmaakt. Dit besluit is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 7 november 2023, en een afschrift is verzonden naar de betrokken partijen.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
zaaknummer W200.333.837/01
datum beslissing:
7 november 2023
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
op het verzoek zich te mogen verschonen, gedaan door
mr. E.C.C.M. Kemmeren(hierna: verzoeker),
raadsheer-plaatsvervanger in dit gerechtshof
1.
De procedure
1.1. Bij de belastingkamer van het Hof is een procedure aanhangig die is ingeschreven onder de nummers BK-ARN 23/714 en 23/715.
1.2. Bij bericht van 8 augustus 2023 zijn partijen uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 14 november 2023. Verzoeker maakt deel uit van de meervoudige belastingkamer die de hiervoor genoemde zaken behandelt.
1.3. Verzoeker heeft verzocht zich in deze procedure te mogen verschonen.
1.4. De kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken is van oordeel dat een mondelinge behandeling van het verschoningsverzoek niet noodzakelijk is.

2.Beoordeling van het verschoningsverzoek

2.1.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft verzoeker aangevoerd dat hij een aanstelling als hoogleraar heeft aan het [naam1] van [naam2] . Deze organisatie houdt zich bezig met wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op het terrein van Nederlandse en internationale belastingen. De vertegenwoordiger van de inspecteur in de onderhavige procedure heeft aan dit instituut een aanstelling als docent. Zowel verzoeker als de vertegenwoordiger van de inspecteur werkt al vele jaren bij deze organisatie en zij werken in voorkomende gevallen ook op gezamenlijke projecten. Aldus voelt verzoeker zich niet vrij om de zaken te behandelen.
2.2.
De kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken overweegt als volgt. Ingevolge artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten en omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3.
Vooropgesteld wordt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM, en artikel 14, eerste lid, van het IVBPR, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.4.
Volgens aanbeveling 2 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, gepubliceerd op rechtspraak.nl (hierna: de Leidraad), die op grond van aanbeveling 17 van de Leidraad ook op de rechter- en raadsheerplaatsvervanger van toepassing is, dient de rechter ervoor te zorgen geen zaken te behandelen waarbij als procespartij iemand uit zijn persoonlijke of zakelijke kennissenkring betrokken is. Wanneer een overige procesdeelnemer behoort tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van de rechter, kan dit de rechter noodzaken die zaak niet te behandelen (aanbeveling 2). Volgens aanbeveling 17 zorgt de rechterplaatsvervanger die tevens advocaat is er verder voor geen zaken te behandelen waarin één van zijn kantoorgenoten als zodanig optreedt dan wel heeft opgetreden.
2.5.
De vertegenwoordiger van de inspecteur is aan te merken als een overige procesdeelnemer in de zin van de Leidraad. Verzoeker werkt als hoogleraar bij dezelfde organisatie als de vertegenwoordiger van de inspecteur. In voorkomende gevallen werken zij ook op gezamenlijke projecten. De vertegenwoordiger van de inspecteur behoort daarmee tot de zakelijke kennissenkring van verzoeker als bedoeld in aanbeveling 2 van de Leidraad. Een dergelijk feit op zichzelf kan voor de rechter reeds aanleiding zijn om de zaak niet te behandelen. Daar komt in dit geval nog het volgende bij. De vertegenwoordiger van de inspecteur behoort tot een zakelijke kennissenkring waarin beiden zich bewegen vanwege hun fiscaal-juridische expertise en waarbinnen nu juist fiscaal-juridische problematiek aan de orde komt. Hoewel verzoeker geen advocaat is en de aangehaalde passage over kantoorgenoten van advocaten uit aanbeveling 17 om die reden niet direct van toepassing is op verzoeker, gaat van deze aanbeveling naar het oordeel van de kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken voor dit geval wel een reflexwerking uit. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken een gerechtvaardigde grond voor het verschoningsverzoek. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.

3.De beslissing

De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken:
– wijst het door mr. E.C.C.M. Kemmeren gedane verzoek tot verschoning toe, en
– bepaalt dat de procedure in de bodemzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de indiening van het verschoningsverzoek door een kamer van dit Hof waarvan mr. E.C.C.M. Kemmeren geen deel uitmaakt.
Aldus gedaan te Arnhem door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.B. de Groot en mr. N.C. van Lookeren Campagne, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.
(E.D. Postema) (R.A.V. Boxem)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 7 november 2023.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).