ECLI:NL:GHARL:2023:9532

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
200.321.541/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf van kinderen na echtscheiding met inachtneming van de wensen van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de oudste dochter, [de minderjarige1], te wijzigen naar hem, terwijl de moeder, verweerster, de huidige regeling wilde handhaven. Het hof heeft de bestendige wens van [de minderjarige1] om bij haar vader te wonen, alsmede het grote leeftijdsverschil tussen de kinderen, meegewogen in zijn beslissing. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, [de minderjarige1] (geboren in 2009) en [de minderjarige2] (geboren in 2018). Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader zal zijn, terwijl de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de moeder blijft. De wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] moet uiterlijk op 22 december 2023 zijn geëffectueerd, zodat zij na de kerstvakantie kan starten op haar nieuwe school. De zorg- en opvoedingstaken zijn zodanig verdeeld dat de kinderen om de veertien dagen een weekend bij de andere ouder verblijven, met een regeling voor het halen en brengen van de kinderen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien de partijen ex-echtgenoten zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.321.541/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 515970)
beschikking van 9 november 2023
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. K. Benchaïb te Emmeloord,
en
[verweerster](de moeder),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. J.B. Streefkerk te Almere.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden Nederland, locatie Utrecht.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 17 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 12 januari 2023;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 25 september 2023.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 oktober 2023 plaatsgevonden. De ouders zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is een medewerker verschenen.
2.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft de voorzitter van het hof met [de minderjarige1] gesproken. De voorzitter heeft op de mondelinge behandeling een korte samenvatting van dit gesprek gegeven.
3. De feiten
3.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is [in] 2022 ontbonden door echtscheiding. De kinderen zijn bij beschikking van 22 februari 2021 voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de moeder toevertrouwd.
3.2.
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

4.De omvang van het geschil

4.1.
Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder bepaald. Daarnaast is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen twee van de drie weekenden bij de vader verblijven van vrijdagavond na school tot zondagavond 19:00 uur en de helft van de schoolvakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en de kinderen ook weer terugbrengt bij de moeder. Voorts is bepaald dat de ouders hun eigen proceskosten dienen te betalen.
4.2.
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
17 oktober 2022. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de beslissingen omtrent het hoofdverblijf en het halen en brengen betreft en opnieuw rechtdoende (1) de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, (2) met een zorgregeling waarbij de kinderen een weekend per veertien dagen bij de moeder verblijven, waarbij de moeder de kinderen ophaalt bij de vader en de vader de kinderen ophaalt bij de moeder, alsmede de vakanties en feestdagen bij helfte te verdelen. Indien de verzoeken (1) en (2) niet worden toegewezen, verzoekt de vader te bepalen dat in het kader van de uitvoering van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen weer ophaalt bij de vader.
4.3.
De moeder voert verweer en zij verzoekt het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen dan wel hem niet-ontvankelijk te verklaren, en hem te veroordelen in de kosten van dit geding.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.2.
Het hof zal ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] een andere beslissing nemen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof zal bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader zal zijn. Het hof heeft het volgende meegewogen in deze beslissing. [de minderjarige1] is bijna veertien jaar en is doordeweeks bij haar moeder en elk weekeinde bij haar vader. Zij heeft sinds het uiteengaan van haar ouders herhaaldelijk de wens geuit om bij haar vader te wonen. Ook in het gesprek met de voorzitter van dit hof heeft [de minderjarige1] verklaard dat zij er de voorkeur aan geeft doordeweeks bij haar vader te wonen en in de weekenden bij haar moeder. Ze geeft aan dat haar band met de moeder (nu) goed is, maar dat zij een betere band met haar vader ervaart. De communicatie met hem verloopt beter. De wens van [de minderjarige1] om bij de vader te wonen is een bestendige wens en komt weloverwogen en goed doordacht over. Zo heeft [de minderjarige1] de gevolgen voor school en sport, haar vrienden en vriendinnen bij haar wens betrokken. Het hof ziet in hetgeen de moeder heeft aangevoerd en ook overigens geen redenen om geen gehoor te geven aan deze wens van [de minderjarige1] (en de vader). Het hof acht daarentegen een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] , zoals ook door de vader is verzocht, niet wenselijk. Anders dan voor [de minderjarige1] acht het hof een verandering in de woonsituatie van [de minderjarige2] niet in zijn belang. [de minderjarige2] is nog maar vijf jaar oud en het gaat goed met hem. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats zou betekenen dat [de minderjarige2] ook van basisschool zal moeten veranderen. Los van de huidige (tijdelijke) zorgen over de medische situatie van de moeder heeft het hof bovendien geen zorgen over de woon- en opvoedingssituatie van [de minderjarige2] bij de moeder thuis.
5.3.
Deze beslissing betekent dat de kinderen doordeweeks niet meer samen zullen wonen bij één van hun ouders. Het hof realiseert zich dat dit een grote verandering voor zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] betekent. Het hof weegt bij deze beslissing mee dat er een groot leeftijdsverschil tussen de kinderen zit en dat zij zich in verschillende ontwikkelingsfases bevinden. Bijkomend voordeel is wellicht dat beide ouders, die ieder voor zich te kampen hebben met medische klachten, hiermee iets worden ontlast in de dagelijkse zorg voor twee kinderen.
5.4.
Ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal het hof beslissen dat beide kinderen iedere twee weken een weekend bij de andere ouder verblijven, waarbij [de minderjarige1] het ene weekend bij de moeder en [de minderjarige2] verblijft en [de minderjarige2] het andere weekend bij de vader en [de minderjarige1] verblijft. Met deze regeling zijn de kinderen ieder weekend samen. Het halen en brengen dienen de ouders, anders dan de rechtbank heeft beslist, bij helfte te verdelen, tenzij zij in onderling overleg een andere verdeling overeenkomen. Hoewel de reisafstand nu groter is dan wanneer de vader een woning in [woonplaats2] had gevonden, acht het hof het – mede gelet op de huidige omstandigheden op de woningmarkt – niet redelijk om het de vader ook voor de toekomst te blijven aanrekenen dat hij er voor heeft gekozen om een woning in (nu nog) [woonplaats1] (en binnenkort mogelijk [plaats1] ) te huren.
5.5.
Om zorg te dragen voor een goed voorbereide verhuizing van [de minderjarige1] naar de vader, waaronder de overgang naar een andere school, zal het hof bepalen dat de wijziging in de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] (en daarmee ook de wijziging in de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] ) uiterlijk met ingang van vrijdag 22 december 2023 geëffectueerd moet zijn, zodat [de minderjarige1] in ieder geval na de kerstvakantie kan starten op haar nieuwe school.

6.De slotsom

6.1.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven grotendeels. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.
6.2.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
17 oktober 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [de minderjarige1] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
bepaalt dat de wijziging in de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] uiterlijk vrijdag 22 december 2023 geëffectueerd zal zijn;
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] als volgt:
met ingang van het moment dat [de minderjarige1] bij de vader woont, verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] één weekend per veertien dagen bij de andere ouder, wat wil zeggen dat [de minderjarige1] het ene weekend bij de moeder en [de minderjarige2] verblijft en [de minderjarige2] het andere weekend bij de vader en [de minderjarige1] verblijft, van vrijdagavond na school tot zondagavond 19.00 uur en de helft van de schoolvakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen, waarbij de ouders het halen en brengen van de kinderen bij helfte in onderling overleg verdelen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, M.P. den Hollander en E.F. Groot, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 9 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.