ECLI:NL:GHARL:2023:9516

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
21-000162-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na geslaagd beroep op noodweerexces in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 november 2023 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar heeft in hoger beroep een beroep gedaan op noodweerexces. De Hoge Raad had de eerdere uitspraak vernietigd omdat de verwerping van het beroep op noodweerexces niet voldoende gemotiveerd was. Het hof heeft de feiten opnieuw onderzocht en vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2018, in een situatie waarin zijn moeder werd aangevallen, met een honkbalknuppel heeft geslagen naar de aanvaller. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in een hevige gemoedsbeweging bevond door de aanranding van zijn moeder, wat leidde tot zijn gewelddadige reactie. Het hof concludeerde dat de reactie van de verdachte disproportioneel was, maar dat deze wel het gevolg was van de hevige gemoedsbeweging. Daarom werd het beroep op noodweerexces gehonoreerd en werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000162-23
Uitspraak d.d.: 9 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 10 januari 2023- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 september 2019 met parketnummer 18-054865-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [woonplaats] .

Procesgang en omvang van het hoger beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 3 september 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren subsidiair zestig dagen hechtenis.
Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte in hoger beroep bij arrest van 23 maart 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen, waarvan negenentwintig dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.
Verdachte heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de Hoge Raad) heeft bij arrest van 10 januari 2023 het bestreden arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het hof de verwerping van het beroep van de verdachte op noodweerexces niet toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De omvang van het hoger beroep is door de Hoge Raad niet beperkt. Het hof verenigt zich met de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafbaarheid van het bewezenverklaarde, zoals bepaald in het arrest van het hof van 23 maart 2021. Daarom neemt het hof de hiervoor genoemde delen van dat arrest over, zoals hieronder weergegeven.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen, waarvan negenentwintig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B. Hartman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 5 november 2018, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer ] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer ] , meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 november 2018, te [plaats] , [slachtoffer ] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel op het achterhoofd te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 november 2018, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer ] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer ] eenmaal met een honkbalknuppel op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof verenigt zich met onderstaande overwegingen uit het arrest van het hof van 23 maart 2021 en neemt deze over.
Beroep op noodweer/noodweerexces
De verdediging heeft een beroep op noodweer dan wel noodweerexces gedaan en op grond daarvan ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Ter onderbouwing is door de verdediging kort gezegd het volgende aangevoerd. Voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten wordt de stiefvader van verdachte, [stiefvader van verdachte] , die met zijn auto bij de woning van de moeder van verdachte komt aanrijden, op agressieve wijze aangesproken door aangever [slachtoffer ] en diens zoon [zoon slachtoffer] . Op het moment dat [stiefvader van verdachte] zijn autodeur opent, wordt hij in de auto belaagd: hij krijgt een klap van [zoon slachtoffer] en krijgt de openstaande autodeur tegen zich aan getrapt door aangever [slachtoffer ] . Wanneer de moeder van verdachte, [moeder van verdachte] , ter plaatse komt, wordt zij door aangever [slachtoffer ] tot twee keer toe weggeduwd. Als verdachte vanuit de woning ziet dat zijn moeder wordt aangevallen, pakt hij een honkbalknuppel, rent hij naar buiten en geeft hij de persoon die zijn moeder heeft geslagen een klap. Met betrekking tot voornoemde geweldshandeling, die bestaat uit de bewezenverklaarde handeling, beroept verdachte zich primair op noodweer. Omdat verdachte klein van stuk is en fysiek geen kans maakt, heeft verdachte door aldus te reageren proportioneel gehandeld. Subsidiair heeft verdachte een beroep gedaan op noodweerexces. Volgens verdachte was de geweldshandeling het onmiddellijke gevolg van de door de eerdere aanranding van zijn moeders lijf veroorzaakte hevige gemoedsbeweging.
De raadsman heeft, voor het geval het hof van oordeel mocht zijn dat er geen sprake geweest is van een noodweersituatie, een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de moeder van verdachte als getuige.
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden.
De stiefvader van verdachte, [stiefvader van verdachte] , komt op 5 november 2018 te [plaats] aanrijden bij de woning van [moeder van verdachte] , de moeder van verdachte. Terwijl [stiefvader van verdachte] in zijn auto zit te wachten op [moeder van verdachte] , komen aangever [slachtoffer ] en diens zoon [zoon slachtoffer] naar de auto toe lopen. Aangever [slachtoffer ] wil met [stiefvader van verdachte] praten over een al langer voortdurende burenruzie tussen zijn ex-vrouw, [moeder van verdachte] , en [stiefvader van verdachte] . [stiefvader van verdachte] heeft daar naar eigen zeggen geen behoefte aan en blijft in zijn auto zitten. Op het moment dat [moeder van verdachte] uit haar woning komt en [zoon slachtoffer] vervolgens de autodeur van [stiefvader van verdachte] openmaakt, escaleert de situatie. Er ontstaat duw- en trekwerk waarbij [stiefvader van verdachte] een klap van [zoon slachtoffer] krijgt en hij tevens door toedoen van aangever [slachtoffer ] de openstaande autodeur (met kracht) tegen zich aan krijgt. Wanneer [moeder van verdachte] ter plaatse komt en zich met de ontstane situatie bemoeit, wordt zij aangevallen. [moeder van verdachte] wordt tot twee keer toe door aangever weggeduwd. Verdachte ziet vanuit de woning dat aangever [slachtoffer ] en [zoon slachtoffer] op de ramen van zijn stiefvader staan te slaan en schreeuwen dat hij uit zijn auto moet komen. Daarop rent verdachte naar zijn kamer om een honkbalknuppel te pakken. Als hij in de gang staat en ziet dat zijn moeder wordt geduwd, gaat hij naar buiten en slaat hij degene die het dichtst bij zijn moeder staat, met kracht eenmaal met de honkbalknuppel op het hoofd, waarbij hij de honkbalknuppel vanaf zijn schouders recht vooruit brengt. Ten gevolge van deze klap zakt aangever in elkaar, raakt hij korte tijd buiten bewustzijn en blijft hij roerloos op de grond liggen.
Het hof acht het aannemelijk geworden dat de verdachte, gelet op de door hem waargenomen situatie, zich genoodzaakt voelde om zijn moeder te beschermen. Hoewel het handelen van aangever [slachtoffer ] tegen over de moeder van verdachte een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding opleverde waartegen een verdediging door verdachte gerechtvaardigd was, was naar het oordeel van het hof de reactie daarop van verdachte daarentegen niet geboden. Het slaan met de honkbalknuppel tegen het hoofd van aangever [slachtoffer ] was disproportioneel en voldeed niet aan de aan de verdedigingshandeling te stellen eis van subsidiariteit c.q. proportionaliteit. Dat er voor verdachte, ondanks zijn destijds tengere lichaamsbouw, geen andere, minder gewelddadige middelen waren om een einde te maken aan de gestelde wederrechtelijke aanranding is uit de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep en op grond van de stukken naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft door aldus te handelen de grenzen van de noodzakelijk verdediging overschreden. Het beroep op noodweer wordt daarom ten aanzien van het primair bewezenverklaarde feit verworpen.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het bewezenverklaarde geen rechtvaardiging vindt in het beroep op noodweer, zodat het feit strafbaar is. Voor wat betreft de strafbaarheid van de verdachte overweegt het hof als volgt.
Bij de beoordeling van het beroep op noodweerexces moet worden vooropgesteld dat een overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging op grond van artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet strafbaar is indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding veroorzaakt. Bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval van een dergelijk ‘onmiddellijk gevolg’ sprake is geweest, komt betekenis toe aan de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden, alsmede aan de aard en de intensiteit van de hevige gemoedsbeweging.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat ten tijde van het incident verdachte te kampen had met een hevige, door de wederrechtelijke aanranding van zijn moeders lijf veroorzaakte, gemoedsbeweging. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte voorts verklaard dat bij hem een reactieve hechtingsstoornis is vastgesteld. Verdachte heeft zijn jeugd in veel verschillende zorginstellingen doorgebracht, ten gevolge waarvan hij moeite heeft om anderen te vertrouwen en hij zich niet voldoende kan hechten aan mensen in zijn omgeving. Indien mensen waar verdachte zich wél aan hecht in gevaar komen of worden aangevallen, kan hij zich naar eigen zeggen naar hen toe juist (extreem) beschermend opstellen. Aldus bezien zou verdachte gekenmerkt worden door een verhoogde vatbaarheid voor het ontstaan van een hevige gemoedsbeweging indien, zoals hier aan de orde, zijn moeder(s lijf) wederrechtelijk zou worden aangerand.
De raadsman heeft, voor het geval het hof van oordeel mocht zijn dat er geen sprake geweest is van noodweer dan wel noodweerexces, zijn eerder gedane voorwaardelijke verzoek tot het horen van de moeder van verdachte als getuige herhaald ter zitting in hoger beroep van 26 oktober 2023.
Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep de door hem eerder aangevoerde omstandigheden herhaald: dat hij in paniek was toen hij zag dat zijn stiefvader werd belaagd, dat hij jong was en fysiek geen partij bood tegen aangever en zijn zoon, en dat hij vervolgens helemaal in paniek raakte toen hij zag dat zijn moeder werd aangevallen.
Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval sprake van een gedraging van verdachte – het slaan van aangever met de honkbalknuppel – die het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding van zijn moeder. Het hof betrekt hierbij naast het feit dat sprake was van een escalerende situatie, zoals hiervoor beschreven, ook de – uit het voorgaande gebleken – aard en intensiteit van de hevige gemoedsbeweging van verdachte, in het bijzonder nu verdachte vatbaarder was voor het ontstaan van een dergelijke hevige gemoedsbeweging vanwege de reactieve hechtingsstoornis die bij hem is vastgesteld.
Het hof komt, gelet op het voorgaande, tot het oordeel dat het bewezenverklaarde handelen van verdachte verontschuldigbaar is en daarom zal het beroep op noodweerexces worden gehonoreerd.
Het hof zal verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman om de moeder van verdachte als getuige te doen horen, wordt bij gebreke aan belang afgewezen, nu het hof het beroep op noodweerexces honoreert.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair en subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 9 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.