ECLI:NL:GHARL:2023:9471

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
21-003443-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in de Encro-chat-zaak

In de zaak met ECLI NL:GHARL:2023:9471 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die eerder was veroordeeld door de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1989 en momenteel verblijvende in de penitentiaire inrichting Vught, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 20 juli 2021. Tijdens de zittingen op 27 juli 2022, 19 oktober 2022, 16 november 2022, 17 september 2023, 17 oktober 2023 en 8 november 2023, heeft het hof kennisgenomen van de standpunten van de verdachte en zijn advocaat. De verdachte heeft op 28 augustus 2023 via e-mail laten weten dat hij de aanvankelijk aangevoerde bezwaren niet wenst te handhaven en zich op de toekomst wil richten. Dit werd bevestigd door zijn advocaat, mr. M.J. Hoogendoorn, tijdens de zitting op 17 oktober 2023. Het hof heeft vervolgens, in overeenstemming met artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, besloten dat er geen redenen zijn voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Het hof heeft de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter mr. H.J. Deuring, samen met de raadsheren mr. M.C. Fuhler en mr. J. Hielkema, in aanwezigheid van griffier H. Kingma.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003443-21
Uitspraak d.d.: 8 november 2023
Tegenspraak
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juli 2021 met het parketnummer
16-018816-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling, parketnummer 96-209740-19, in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Vught EMD te Vught.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het gerechtshof van 27 juli 2022, 19 oktober 2022, 16 november 2022, 17 september 2023,
17 oktober 2023 en 8 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van het e-mail bericht van mr Comans, die namens verdachte op 28 augustus 2023 liet weten dat de verdachte het verleden wil laten rusten en zich op de toekomst wil richten, de verdachte wil bij voorkeur niet-ontvankelijk verklaard worden wegens gebrek aan belang. Het vorenstaande werd ter terechtzitting van 17 oktober 2023 bevestigd door mr. M.J. Hoogendoorn, die toen namens de verdachte aanwezig was. Tevens heeft het gerechtshof gelet op de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte te kennen heeft gegeven de aanvankelijk aangevoerde bezwaren tegen het hierboven genoemde vonnis niet te handhaven.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het gerechtshof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte te kennen heeft gegeven de aanvankelijk aangevoerde bezwaren tegen het hierboven genoemde vonnis niet te handhaven en het gerechtshof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken.
Het gerechtshof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 8 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.