In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de rechtbank Gelderland. De belanghebbende, een vennoot in een v.o.f., had beroep ingesteld tegen uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst, die navorderingen en aanslagen had opgelegd voor de jaren 2013 tot en met 2017. De rechtbank had de beroepen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze buiten de termijn waren ingediend. De belanghebbende stelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, onder andere door coronamaatregelen en persoonlijke omstandigheden van zijn gemachtigde. Het Hof oordeelde echter dat de Inspecteur de uitspraken op bezwaar naar het juiste adres had verzonden en dat de termijn voor het indienen van beroep correct was verlopen. De stelling van de belanghebbende dat de volmacht van zijn eerdere gemachtigde niet correct was overgedragen aan de nieuwe gemachtigde, werd door het Hof verworpen. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet tijdig beroep had ingesteld en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.