ECLI:NL:GHARL:2023:9353

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
200.291.635
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling tussen vader en dochter na eerdere afwijzing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.J. Strak, had eerder een verzoek ingediend voor een omgangsregeling, dat door de rechtbank Gelderland was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R. Wijnakker, had haar woonplaats geheim gehouden. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen en rapporten van de raad voor de kinderbescherming, die betrokken was bij het onderzoek naar de omgangsregeling. De moeder en vader hebben in de afgelopen periode contact gehad, maar de moeder heeft aangegeven dat dit te snel ging en dat zij rust wilde. Beide ouders zijn het erover eens dat er begeleide omgang moet zijn, maar zijn het niet eens over de frequentie en de wijze van opbouw van deze omgang. De raad adviseerde aanvankelijk om de vader omgang te ontzeggen, maar heeft zijn advies aangepast en stelt nu voor dat de vader minimaal een uur per maand omgang heeft met de dochter, begeleid door een instantie. Het hof heeft dit advies overgenomen en bepaald dat de vader recht heeft op deze omgang, met de verwachting dat de moeder binnen een week contact legt met hulpverlenende instanties. De vader kan in de toekomst opnieuw verzoeken om onbegeleide omgang, afhankelijk van de resultaten van de begeleide omgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.291.635
(zaaknummers rechtbank Gelderland 379665 (voorlopige voorzieningen) en 376684 (bodemprocedure))
beschikking van 7 november 2023
inzake
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.H.J. Strak in Rotterdam,
en
[verweerster],
woonplaats geheim,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.R. Wijnakker in Arnhem.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 5 oktober 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een rapport van de raad van 6 juli 2022;
- een rapport van de raad van 20 april 2023;
- een journaalbericht van mr. Strak van 29 september 2023 met producties;
1.3
Op 10 oktober 2023 is de mondelinge behandeling voortgezet. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een zittingsvertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in de beschikking van 5 oktober 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] en het hof daarover uiterlijk 22 juli 2022 te adviseren.
recente ontwikkelingen; gewijzigde standpunten moeder en vader
2.3
Naar aanleiding van de verjaardag van [de minderjarige] [in] 2023 heeft de moeder contact opgenomen met de vader, wat ertoe heeft geleid dat [de minderjarige] in de periode tussen 23 mei 2023 en 2 juni 2023 de vader heeft ontmoet. Daarbij heeft [de minderjarige] ook kennisgemaakt met haar halfbroer [naam1] van veertien jaar. Ook zijn er videobelcontacten tussen de vader en [de minderjarige] geweest, voor het laatst in juni 2023. De moeder heeft de vader in een Whatsappbericht van 2 juni 2023 meegedeeld dat het haar allemaal te snel ging en dat ze rust wilde. Daarna is de sfeer omgeslagen en heeft de moeder dwingende en negatieve berichten van de vader en zijn oudste zoon ontvangen.
2.4
De moeder ziet in dat de manier waarop zij in mei en juni 2023 impulsief en zonder begeleiding tot contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] is overgegaan, onverstandig en niet in het belang van [de minderjarige] is geweest. Zij heeft met name de gevolgen voor haarzelf onderschat. Ook de vader ziet in dat een en ander niet goed voor [de minderjarige] is geweest. Beide ouders zijn het er achteraf over eens dat professionele begeleiding plaats had moeten vinden
.De vader houdt zich na zijn verdriet en teleurstelling over het plotseling verbreken van het contact, nu weer wat op de achtergrond.
2.5
De moeder en de vader zijn het inmiddels over eens dat er begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] moet zijn. Zij zijn het niet eens over de frequentie van dat contact en over de manier waarop de opbouw van de omgang moet plaatsvinden. De moeder pleit voor een begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] van een keer per drie maanden, waarbij mogelijk halfbroer [naam1] kan aansluiten. De vader vraagt het hof vaststelling van een begeleide omgangsregeling via het omgangshuis, waarbij toegewerkt wordt naar onbegeleide omgangsregeling van eens in de veertien dagen van vrijdagavond 18.00 uur tot en met zondag 19.00 uur, met de helft van de schoolvakanties en de helft van de feestdagen.
advies raad
2.6
De raad heeft op 6 juli 2022 gerapporteerd, met het verzoek de behandeling van de zaak aan te houden voor de duur van negen maanden in afwachting van de (resultaten van de) hulpverlening. De raad heeft in het rapport van 20 april 2023 geadviseerd de vader omgang met [de minderjarige] te ontzeggen omdat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] . Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen zoals hiervoor is weergegeven, heeft de raad op de mondelinge behandeling zijn advies van 20 april 2023 aangepast. De raad adviseert het hof te bepalen dat [de minderjarige] minimaal een uur per maand omgang met de vader moet hebben, begeleid door een instantie zoals [naam2] of [naam3] . De raad adviseert verder, zolang er nog geen professionele omgangsbegeleiding beschikbaar is, als overbrugging omgang tussen de vader en [de minderjarige] via het omgangshuis te laten plaatsvinden.
oordeel hof
2.7
Het hof neemt het advies van de raad over om te bepalen dat de vader recht heeft op omgang met [de minderjarige] van minimaal een uur per maand, begeleid door een instantie zoals [naam2] of [naam3] . Het hof verwacht van de moeder dat zij binnen een week na deze beslissing het contact met de hulpverlenende instanties legt.
De recente gebeurtenissen laten zien dat er in beginsel een veilig contact tussen de vader en [de minderjarige] mogelijk is. Daarmee is ontzegging van de omgang niet meer aan de orde. Wel is gebleken dat een goede begeleiding van essentieel belang is voor het slagen van het contactherstel. Een omgangsfrequentie van een keer per drie maanden zoals de moeder voor ogen staat, vindt het hof net als de raad te laag voor [de minderjarige] om een betekenisvolle band met de vader te kunnen opbouwen.
2.8
Het advies om, zolang er nog geen professionele begeleiding is, omgang tussen de vader en [de minderjarige] via het omgangshuis vast te stellen neemt het hof niet over. De ontstane situatie is erg gecompliceerd geworden. De moeder is ingestort en krijgt binnenkort een intensieve behandeling. [de minderjarige] heeft hulp van een kinderpsycholoog om de gebeurtenissen van mei en juni 2023 te verwerken. Het contact nu al te laten plaatsvinden via een omgangshuis, waarbij de professionele begeleiding beperkt is, brengt het risico met zich mee van een tweede mislukking.
2.9
Het hof ziet geen aanleiding voor vaststelling van de door de vader gewenste onbegeleide omgangsregeling, omdat de resultaten van de begeleide omgang niet binnen een jaar te verwachten zijn. Wanneer die positief zijn, kan de vader zich als hij daar zelf met de moeder niet uitkomt opnieuw tot de rechter wenden voor vaststelling van een onbegeleide omgangsregeling.

3.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, slaagt de grief van de vader voor een deel. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 december 2020, voor zover daarin het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] is afgewezen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vader recht heeft op omgang met [de minderjarige] van minimaal een uur per maand, begeleid door een instantie zoals [naam2] of [naam3] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
7 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.