ECLI:NL:GHARL:2023:9350

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
200.328.070
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders en voogdij over minderjarigen na langdurige uithuisplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 2 maart 2023 het gezag van de ouders beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) benoemd tot voogd. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een deskundigenonderzoek te gelasten. Het hof oordeelde dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van de kinderen bij de moeder verstreken was, gezien de onveilige en instabiele opvoedomgeving waarin de kinderen zich bevonden. De moeder had in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld en een onveilige woonsituatie, wat leidde tot de uithuisplaatsing van de kinderen in 2018. Ondanks de positieve ontwikkelingen in de situatie van de moeder, zoals haar werk in de zorg en het volgen van een opleiding, oordeelde het hof dat het in het belang van de kinderen was dat zij bij de pleegouders bleven. Het hof verklaarde het subsidiaire verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek als ingetrokken en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.070
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 547319)
beschikking van 7 november 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende op een geheim adres,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.L. Witteveen in Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd in Utrecht,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Overige belanghebbenden zijn:
de gecertificeerde instelling
stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd in Utrecht,
verder te noemen: de GI,
[de vader],
verblijvende op een onbekende plek in het buitenland,
verder te noemen: de vader,
de heer
[naam1]en mevrouw
[naam2],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de pleegouders (van hierna te noemen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 2 juni 2023;
  • het verweerschrift van de raad;
  • de brief van de GI van 15 september 2023.
2.2
De mondelinge behandeling was op 3 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • de partner van de moeder, als toehoorder.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn getrouwd geweest. Zij zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2013;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2015.
3.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan sinds 21 december 2018 (voorlopig) onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor de laatste keer tot 19 maart 2023.
3.3
Op 27 december 2018 zijn de [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met een (spoed)machtiging van de
kinderrechter uit huis geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna steeds verlengd, voor de laatste keer tot 19 maart 2023.
3.4
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen sinds april 2019 bij hun pleegouders.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de raad het gezag van de vader en de moeder over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beëindigd en de GI benoemd tot voogd van de kinderen.
4.2
De moeder komt in hoger beroep. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en
I.
primairhet verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de ouders en de benoeming van de GI tot voogd alsnog af te wijzen of aan te houden;
II.
subsidiaireen nader onderzoek te gelasten op grond van artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarbij de moeder een NIFP-onderzoek voorstelt.
4.3
De raad voert verweer in hoger beroep. De raad vraagt het hof om de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid
5.1
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat de vader verblijft in het buitenland. De Nederlandse rechter is bevoegd in deze zaak, omdat de moeder en de kinderen in Nederland wonen (artikel 7 van Europese verordening Brussel
IIter).
Gezag
5.2
De rechter kan het gezag van een ouder onder andere beëindigen indien
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kan dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn.
5.3
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de rechtbank moet blijven gelden.
5.4
Toen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in 2018 uit huis werden geplaatst, werden zij ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De kinderen groeiden op in een instabiele en onveilige opvoedomgeving. De ouders hadden jarenlang veel ruzies en conflicten en er was sprake van huiselijk geweld. Daar hebben de kinderen veel last van gehad. Ook nadat de kinderen uit huis waren geplaatst, is de woonsituatie van de moeder al die jaren erg onrustig geweest. Op het adres van de moeder zijn meerdere, druggerelateerde politiemeldingen gedaan. [naam3] , de meerderjarige zoon van de moeder, is al langere tijd voortvluchtig. Naar aanleiding daarvan heeft de politie inmiddels meerdere invallen gedaan in het huis van de moeder.
5.5
Het hof stelt vast dat deze thuissituatie de afgelopen jaren niet geschikt was voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Zij hebben vanwege hun verleden juist stabiliteit en voorspelbaarheid nodig. De moeder erkent overigens ook dat zij en haar woonsituatie lange tijd niet stabiel genoeg waren om de kinderen zelf op te voeden.
5.6
De moeder voert aan dat haar (thuis)situatie inmiddels wel stabiel is. De moeder werkt in de zorg en volgt een opleiding. De vader is gedetineerd in het buitenland en de moeder heeft gehoord dat hij nog lang (misschien wel twintig jaar) vast blijft zitten. De politie heeft ook al meer dan een jaar geen invallen meer gedaan in het huis van de moeder. De moeder voert verder aan dat zij tijdens een traject van [naam4] belangrijke opvoedvaardigheden heeft opgedaan. De moeder heeft onbegeleide omgang met de kinderen en dat verloopt goed.
5.7
Het hof stelt vast dat de moeder hard aan zichzelf gewerkt heeft en dat haar situatie enorm verbeterd is. Dat is een groot compliment waard. Het hof is echter van oordeel dat de aanvaardbare termijn, waarbinnen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog thuisgeplaatst hadden kunnen worden, inmiddels ruimschoots voorbij is. Daarvoor geldt het volgende.
5.8
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen inmiddels al bijna vijf jaar niet meer bij de moeder en al viereneenhalf jaar bij de pleegouders. Dat is heel lang voor kinderen van hun leeftijd: voor [de minderjarige2] zelfs meer dan de helft van zijn leven. De GI heeft in oktober 2020 al besloten dat het perspectief van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de pleegouders ligt. Dit is de kinderen in de afgelopen jaren ook meerdere keren verteld. Het hof is van oordeel dat het schadelijk voor de kinderen zou zijn om hun perspectief nu ter discussie te stellen, terwijl zij al jaren leven in de overtuiging dat zij bij de pleegouders kunnen blijven. Het hof is van oordeel dat het er in deze situatie eigenlijk niet meer toe doet of de moeder [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog zelf kan opvoeden, omdat het voor de kinderen te laat is om nog thuisgeplaatst te worden. Het hof stelt vast dat het de moeder niet gelukt is om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen te kunnen dragen binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn.
5.9
Omdat het hof van oordeel is dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet meer terug naar de moeder kunnen, is een gezagsbeëindiging de passende maatregel. De moeder heeft verteld dat zij het zelf ook goed vindt dat de kinderen bij de pleegouders blijven. De moeder weet dat zij het daar goed hebben. De moeder wil echter ook graag meer betrokken zijn in het leven van de kinderen. Daarom wil zij haar gezag houden.
5.1
Het hof is van oordeel dat het, ondanks alle positieve ontwikkelingen, niet in het belang van de kinderen is dat de moeder het gezag houdt. Het hof stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de moeder een ambivalente houding heeft tegenover het perspectief van de kinderen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verteld dat zij de kinderen niet wil weghalen bij de pleegouders. In het beroepschrift van juni 2023 schreef de moeder echter nog dat zij wil laten onderzoeken of de kinderen niet volledig thuisgeplaatst kunnen worden. De moeder heeft ook verteld dat zij het ‘niet nodig’ en ‘tijdverspilling’ vindt dat de GI nog betrokken blijft. De GI heeft echter verteld dat de moeder af en toe wel begeleiding en motivatie nodig heeft om de omgangsregeling met de kinderen goed na te komen. Het hof heeft er daarom onvoldoende vertrouwen in dat de moeder de plaatsing bij de pleegouders in het vrijwillig kader zou blijven steunen.
5.11
Samenvattend is ook het hof van oordeel dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden. Het hof is van oordeel dat de duidelijkheid die [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de afgelopen jaren hebben ervaren, niet ongedaan gemaakt mag worden. Dat zou naar het oordeel van het hof een ontwikkelingsbedreiging voor hen opleveren. Het hof begrijpt de wens van de moeder om het gezag te houden, maar vindt dat niet in het belang van de kinderen.
5.12
Het hof is van oordeel dat de GI de voogd van de kinderen moet blijven. De pleegouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] willen op dit moment nog niet zelf de voogdij over de kinderen. Het hof is van oordeel dat het ook in het belang van de kinderen is dat de GI voorlopig de voogdij over hen heeft. Het hof is van oordeel dat de GI een goede tussenpersoon is voor de moeder en de pleegouders. Op die manier komt het goede contact tussen de moeder en de pleegouders niet onder druk te staan als er lastige beslissingen moeten worden genomen, bijvoorbeeld in het kader van de omgangsregeling.
Onderzoek
5.13
In zaken over gezagsbeëindiging benoemt de rechter op verzoek van de ouder(s) een deskundige als dat tot de beslissing in de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daar niet tegen verzet (artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
5.14
De moeder verzoekt het hof in het beroepschrift om een deskundigenonderzoek te gelasten naar een thuisplaatsing. De moeder schrijft in het beroepschrift dat zij wil laten onderzoeken of de kinderen flexibel genoeg zijn om weer bij de moeder te komen wonen.
5.15
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder echter meerdere keren verteld dat zij het goed vindt dat de kinderen bij de pleegouders blijven. Het hof gaat er daarom vanuit dat de moeder de gronden voor haar verzoek om een deskundigenonderzoek naar een thuisplaatsing niet handhaaft. Het hof beschouwt het subsidiaire verzoek van de moeder als ingetrokken en verklaart de moeder niet-ontvankelijk in dit verzoek.
Conclusie
5.15
Het hof wijst het primaire verzoek van de moeder af en verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar subsidiaire verzoek. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking bekrachtigt.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, H. Phaff en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 7 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.