ECLI:NL:GHARL:2023:9338

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
21-000817-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opruiing en veroordeling voor vernieling met leerstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2007, was in eerste aanleg veroordeeld voor opruiing en vernieling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde opruiing, omdat niet kon worden vastgesteld dat de uitlating in het openbaar was gedaan. De verdachte had op Snapchat een oproep geplaatst die niet aan een breed publiek was gericht, en het hof oordeelde dat de openbaarheid ontbrak. De advocaat-generaal had gevorderd tot bevestiging van het vonnis van de kinderrechter, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing.

Ten aanzien van de vernieling, die plaatsvond op 12 oktober 2022, heeft het hof de bewezenverklaring van de kinderrechter bevestigd. De verdachte had opzettelijk en wederrechtelijk een kast en een wasmand, toebehorend aan een school, vernield. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze vernieling en legde een taakstraf op, bestaande uit een leerstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die impulsief gedrag vertoont en begeleiding nodig heeft om zijn gedrag te verbeteren.

De uitspraak van het hof is een belangrijke overweging in het kader van de beoordeling van opruiing en de vereisten voor openbaarheid, evenals de aanpak van jeugdcriminaliteit en de rol van leerstraffen in de strafrechtelijke afhandeling van minderjarigen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000817-23
Uitspraak d.d.: 8 november 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad , van 2 februari 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-293731-22 en 16-017403-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de kinderechter, met uitzondering van de straf. De advocaat-generaal vordert de veroordeling van verdachte tot een leerstraf, bestaande uit So-Cool regulier, van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L.F.M. Meles, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is, ter zake van de tenlastegelegde opruiing en vernieling veroordeeld tot een leerstraf, bestaande uit So-Cool Verlengd, van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-293731-22:
hij op of omstreeks 09 november 2022 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door op snapchat een bericht te plaatsen inhoudende een foto van een persoon, te weten [naam persoon] , met daarbij de tekst "Mensen die deze man goeie pompers kan geven kunnen 200 euro strak bij me hallen."
Zaak met parketnummer 16-017403-23 (gevoegd):
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een kast, deur, kozijn en twee wasmanden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam school] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van opruiing (parketnummer 16-293731-22)

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis van de kinderrechter. Hiertoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat aan de voorwaarden van opruiing is voldaan. Aan de voorwaarde dat de uitlating in openbaarheid moet zijn gedaan kan ook worden voldaan als verwacht kan worden dat de uitlating in het publiek terecht kan komen. Dit geldt ook als de uitlating is gedaan in een niet openbare plaats. De oproep van verdachte is niet gericht aan bepaalde personen, en was door hem verstuurd in een Snapchat-groep waarvan naast hem twee anderen, waaronder één onbekende, lid waren. Doordat hij deze oproep heeft gedaan op Snapchat nodigt zijn bericht ertoe uit om met meerdere mensen gedeeld te worden. Hierdoor is er sprake van een uitlating die in openbaarheid is gedaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde opruiing. Hiertoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat de openbaarheid ontbreekt alsmede het opzet hierop.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte een afbeelding in een groepschat op Snapchat heeft gezet waaraan aangever [naam persoon] , iemand genaamd ‘ [bijnaam] ’ en verdachte deelnamen. Op deze afbeelding was een foto van aangever te zien met de tekst: ‘Mensen die deze man goeie pompers kan geven kunnen 200 euro strak bij me hallen.’
De vraag die door het hof beantwoord dient te worden is of deze uitlating van verdachte opruiing oplevert. Of sprake is van een opruiende uitlating hangt onder meer af van de bewoordingen en de context waarin de uitlating is gedaan, de kennelijke bedoeling van de uitlating, de plaats waar en de gelegenheid waarbij de uitlating is gedaan en de doelgroep tot wie de uitlating kennelijk is gericht. Opruiing is een misdrijf tegen de openbare orde. Daarom is vereist dat de uitlating van de verdachte ‘in het openbaar’ is gedaan. Daar kan ook sprake van zijn als de opruiing plaatsvindt op een niet-openbare plaats, maar dan moet het wel zo zijn dat de opruiing geschiedt onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en het publiek daarvan op de hoogte kan raken. Het feit dat de opruiing enkele personen onder ogen is gekomen wil nog niet zeggen dat de uitlating tot het publiek is gericht en in het openbaar is gedaan. Als redelijkerwijs kan worden verwacht dat een uitlating het publiek onder ogen kan komen, zou er sprake kunnen zijn van opruiing of een poging daartoe. Dan is wel vereist dat het opzet van de verdachte, eventueel in voorwaardelijke zin, op die openbaarheid gericht was. Als de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de uitlatingen die hij in een chatsessie deed slechts door een klein groepje gelijkgestemden zouden worden gelezen, zijn deze uitlatingen niet in het openbaar gedaan.
Gelet op de gebruikte bewoordingen, de context waarin de uitlating is gedaan en de kennelijke bedoelingen ervan, oordeelt het hof dat deze tekst een opruiend karakter heeft. De vraag die hier echter centraal staat is of deze uitlating in het openbaar is gedaan.
Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat meer personen dan verdachte, aangever en ‘ [bijnaam] ’ deelnamen aan de groepschat op Snapchat waarin de foto met tekst is gedeeld. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte de betreffende foto op een andere manier met anderen heeft gedeeld, door het bijvoorbeeld in zijn "verhaal" op Snapchat te zetten, waardoor de foto met tekst – afhankelijk van zijn instellingen – voor een (veel) groter publiek zichtbaar is geweest. Aangever heeft weliswaar verklaard dat iedereen de foto op Snapchat kon zien, maar het dossier bevat onvoldoende informatie om met voldoende mate van zekerheid te kunnen vaststellen dat dit daadwerkelijk het geval was. Naar het oordeel van het hof kan hierdoor niet vastgesteld worden dat sprake was de voor opruiing vereiste openbaarheid.
Het hof heeft daarom uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder parketnummer 16-293731-22 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overwegingen ten aanzien van vernieling (16-017403-23)

Het hof verenigt zich ten aanzien van het onder 16-017403-23 tenlastegelegde met de bewezenverklaring van de kinderrechter en volstaat daarom met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 november 2022, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Midden-Nederland met nummer 2022301997 d.d. 23 januari 2023, inhoudende de aangifte van [naam 1] namens [naam school] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 november 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [naam 2] ;
de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van het hof van 25 oktober 2023.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-017403-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 16-017403-23 (gevoegd):
hij op 12 oktober 2022 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een kast en een wasmand, toebehorende aan [naam school] , heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-017403-23 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met de straf die door de kinderrechter is opgelegd. Tevens heeft zij verzocht om nieuwe verdenkingen van strafbare feiten die voorgevallen zijn ná de zitting in eerste aanleg niet te betrekken in de strafoplegging.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een kast en een wasmand, toebehorend aan een school. Verdachte heeft dit gedaan door met een baksteen in de richting van een docent te gooien, waardoor deze tegen een kast aan is gekomen en voor schade heeft gezorgd. Vervolgens is verdachte op een wasmand gaan staan. Alles bij elkaar genomen is dit een korte, maar heftige uitbarsting van geweld, die anders had kunnen aflopen, met alle gevolgen van dien. Daarnaast heeft verdachte er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor eigendommen van anderen, en heeft hij voor financiële schade gezorgd.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 september 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Wel volgt hieruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft verder acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 oktober 2023.
Bij verdachte ontbreekt het aan vaardigheden om problemen van te voren aan te zien komen. Hij reageert impulsief en overziet niet de gevolgen van zijn daden.
Verdachte is een bekende bij de politie en hij wordt het afgelopen jaar gezien met antisociale jongeren die zijn gedrag ten nadele beïnvloeden. Door de vrije tijd van verdachte gestructureerd in te richten door middel van sporten en een bijbaan, zorgden ouders begin dit jaar ervoor dat verdachte minder op straat hing en daardoor minder in risicovolle situaties in bijzijn van antisociale jongeren terecht kwam. De politie ziet verdachte echter steeds verder afglijden. De Raad is van mening dat een jeugdreclasseringstraject nodig is om dit afglijden een halt toe te roepen. Een jeugdreclasseerder kan verdachte aansturen, om ervoor te zorgen dat verdachte niet met politie in aanraking komt. Gezien het intelligentieniveau en het schoolniveau waar verdachte nu op functioneert adviseert de Raad een So-Cool leerstraf. De Raad is van mening dat een So-Cool leerstraf verdachte gaat helpen om vaardigheden te leren, te weten het herkennen van probleemsituaties, minder impulsief reageren, het herkennen van zijn eigen aandeel in situaties en het reguleren van zijn emoties, waardoor hij minder snel gefrustreerd raakt en daardoor ook niet agressief reageert.
Het hof zal bij de strafoplegging deels afwijken van hetgeen door de advocaat-generaal is geëist en door de Raad is geadviseerd, omdat het hof verdachte van opruiing zal vrijspreken.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten So-Cool Regulier, van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-293731-22 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-017403-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-017403-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject
,te weten
So-Cool Regulier,voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde leerstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren leerstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 8 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.