ECLI:NL:GHARL:2023:9327

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
200.325.479/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsverzoek van tante met neefje en nichtje; beoordeling van 'family life' en omgangsrecht

In deze zaak verzoekt een tante omgang met haar neefje en nichtje op basis van artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De vader van de kinderen, die het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat er geen sprake is van 'family life' zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Overijssel, waar eerder een omgangsregeling was vastgesteld. De tante is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, waarin een beperkte omgangsregeling was vastgesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2023 zijn zowel de tante als de vader verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de vader de Togolese nationaliteit heeft. Het hof heeft ambtshalve onderzoek gedaan naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en vastgesteld dat deze rechtsmacht heeft op basis van de Verordening Brussel II-bis.

Het hof overweegt dat, hoewel er contact is geweest tussen de tante en de kinderen, dit niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking die recht geeft op omgang. De contacten zijn niet anders geweest dan gebruikelijke familiecontacten. Het hof concludeert dat er geen 'family life' is ontstaan tussen de tante en de kinderen, waardoor de tante niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek om omgang. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de verzoeken van de tante worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.479/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 272253)
beschikking van 2 november 2023
in de zaak van
[verzoekster](de tante),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S. de Vaal te Groningen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 26 januari 2022 en 9 januari 2023 (de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 7 april 2023;
- een journaalbericht namens de tante van 20 april 2023 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 oktober 2023 plaatsgevonden. De tante is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook de vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en een beëdigd tolk in de Franse taal, [naam1] (tolknummer [nummer] ). Verder is een medewerker van de raad verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en [de moeder] (de moeder) hadden een relatie, uit welke relatie [de minderjarige1] [in] 2013 en [de minderjarige2] [in] 2016 geboren zijn (hierna: de kinderen).
3.2
De moeder is [in] 2019 overleden.
3.3
De vader is met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen belast. De kinderen wonen bij de vader.
3.4
De tante is een jongere (half)zus van de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het recht op omgang van de tante met de kinderen.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking is een omgangsregeling tussen de tante en de kinderen bepaald inhoudende dat de tante, met ingang van januari 2023, vier keer per jaar naar [woonplaats2] komt, waarbij zij de kinderen op zaterdagmiddag bij de vader om 14.00 uur thuis ophaalt en hen om 18.00 uur weer bij de vader thuis terugbrengt en waarbij het eerste contact plaatsvindt in januari 2023.
4.2
De tante komt met één grief in hoger beroep van de bestreden beschikking. De grief ziet op de omgangsregeling. De tante verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat er tussen de tante en de kinderen een omgangsregeling zal gelden inhoudende dat er om de week omgang plaatsvindt, waarbij de kinderen eerst drie keer een volledige dag in het weekend bij de tante verblijven van 10.00 uur tot 20.00 uur, vervolgens gedurende drie keer een dag en een nacht bij de tante verblijven van zaterdag 10.00 uur tot zondag 12.00 uur en uiteindelijk eens per twee weken een weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsmede te bepalen dat de kinderen in de zomervakanties één week bij de tante zullen verblijven. De tante heeft tevens haar verzoek vermeerderd. De tante verzoekt om te bepalen dat de vader aan de tante een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat de vader weigert zijn medewerking te verlenen aan de door het hof te bepalen omgangsregeling, met een maximum van € 15.000,-, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof het beroep af te wijzen. De vader komt met één grief in incidenteel hoger beroep. De grief ziet op de vraag of er sprake is van ‘family life’ tussen de tante en de kinderen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de tante en de kinderen en er geen sprake is van ‘family life’, zodat er geen recht is op omgang.
4.4
De tante voert verweer en zij verzoekt het hof om het incidenteel hoger beroep van de vader af te wijzen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
De zaak heeft een internationaal karakter omdat uit de stukken blijkt dat de vader de Togolese nationaliteit heeft. Het hof ziet daarom aanleiding ambtshalve onderzoek te doen naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Omgang is een kwestie van ouderlijke verantwoordelijkheid en valt daarmee – nu het inleidend verzoek is ingediend vóór 1 augustus 2022 – onder het toepassingsgebied van de Verordening Brussel II-bis (Verordening 2201/2003). Omdat de kinderen ten tijde van het inleiden van de procedure in eerste aanleg hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, waar zij overigens ook nu nog wonen, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening Brussel II-bis rechtsmacht toe om over de omgang te oordelen.
5.2
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Ingevolge lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
5.3
In het incidenteel hoger beroep grieft de vader tegen het oordeel van de rechtbank dat de tante omgangsgerechtigd is omdat er volgens vader geen sprake is van ‘family life’. Het hof zal deze meest verstrekkende grief als eerste beoordelen en overweegt dat voor ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 lid 1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tussen de tante en de kinderen het bestaan van een familierechtelijke verwantschapsband op zichzelf ontoereikend is. Het komt aan op de vraag of sprake is van bijkomende omstandigheden waaruit voortvloeit dat een zo nauwe persoonlijke betrekking tussen de tante en de kinderen bestaat dat een onderzoek naar de mogelijkheden van een omgangsregeling gerechtvaardigd is.
5.4
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat er, voor het overlijden van de moeder, periodiek contact is geweest tussen de kinderen en de tante. Zo is de tante een week op bezoek geweest toen het gezin nog in [plaats1] woonde en kwam de moeder met de kinderen regelmatig langs op het werk van de tante om een ijsje te eten. Ook kwam de tante wel eens bij het gezin op visite. Toen het gezin naar [woonplaats2] verhuisde, namen de bezoeken van de tante wegens de beperkte beschikbare tijd vanwege haar studie af. Na het overlijden van de moeder is er nog een periode contact geweest tussen de tante en de kinderen. De tante heeft de kinderen een aantal keren thuis bezocht en ze hebben in ieder geval één uitje buitenshuis ondernomen. Inmiddels is er al enige tijd geen contact meer.
5.5
Het is duidelijk dat de tante warme herinneringen heeft aan haar contacten met de kinderen. Zowel voor als na het overlijden van de moeder heeft de tante zich ingespannen om een band op te bouwen met de kinderen en hun een leuke tijd te bezorgen. Het hof concludeert echter dat de contacten tussen de tante en de kinderen niet anders zijn geweest dan de gebruikelijke familiecontacten tussen een tante en haar neefjes/nichtjes. Het is niet gebleken dat er, naast deze gebruikelijke contacten, bijkomende omstandigheden zijn geweest die maken dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de tante en de kinderen. Daarmee is er geen ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen hen ontstaan. Dat betekent dat aan de tante geen zelfstandig recht toekomt om de omgang met de kinderen in rechte af te dwingen. Het hof zal de tante daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. Haar grief in het principaal beroep behoeft om die reden geen verdere bespreking.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 9 januari 2023;
verklaart de tante niet-ontvankelijk in haar inleidend verzoek;
wijst de verzoeken van de tante af;
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en mr. E.M.J. Brink, bijgestaan door mr. S. van der Meer als griffier, en is op 2 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.