ECLI:NL:GHARL:2023:9290

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
21-003434-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep tegen eerdere vrijspraak van de rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder op 15 juli 2021 vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder actieve omkoping van een ambtenaar, oplichting en valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 17 oktober 2023 heeft het hof het onderzoek heropend en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak van de verdachte heeft verzocht. De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard, omdat het gelijkheidsbeginsel zou zijn geschonden. Dit betoog werd echter door het hof verworpen. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en bevestigde de eerdere vrijspraak van de rechtbank, waarbij het hof de gronden van de rechtbank overnam. De beslissing van het hof is genomen in een openbare terechtzitting en is op dezelfde dag uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003434-21
Uitspraak d.d.: 31 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 juli 2021 met parketnummer 18-820086-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman van de verdachte heeft het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig zijn pleitnota, die aan het proces-verbaal van de terechtzitting is gehecht. Daarin is onder meer het standpunt ingenomen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard, omdat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat [bedrijf 2] en [directeur bedrijf 2] zijn vervolgd voor nagenoeg dezelfde feiten, gepleegd in dezelfde periode, maar dat het openbaar ministerie het hoger beroep in deze zaken heeft ingetrokken.
Vooropgesteld moet worden dat het openbaar ministerie op grond van artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering een discretionaire bevoegdheid heeft om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het openbaar ministerie om al dan niet tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijk toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor het oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging wegens strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde. De enkele omstandigheid dat anderen van wie aanwijzingen bestaan dat zij zich aan een vergelijkbaar strafbaar feit schuldig hebben gemaakt niet zijn vervolgd, staat er niet aan in de weg dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Het hof neemt dit beoordelingskader, dat ook geldt in het onderhavige geval waarin de vervolging is gestaakt door de intrekking van het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep tegen de vrijspraak in eerste aanleg, tot uitgangspunt en oordeelt dat van een uitzonderlijk geval als hiervoor bedoeld in de onderhavige zaak niet is gebleken Het hof heeft bij zijn afweging ook de door de advocaat-generaal ter terechtzitting gegeven uitleg voor de beslissing tot intrekking c.q. handhaving van het hoger beroep in de verschillende zaken in aanmerking genomen. Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 15 juli 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Het hof zal de beslissing dan ook met overneming van die gronden bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. A. Meester, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. E.C.M. Wolfert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 31 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.