ECLI:NL:GHARL:2023:9191

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
200.327.866/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer bij verbouwing badkamer en gevolgschade door lekkage

In deze zaak hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 8 maart 2022 en 14 februari 2023 zijn uitgesproken. De appellanten verwijten de aannemer, geïntimeerde, dat hij bij de verbouwing van hun badkamer een lekkage heeft veroorzaakt, de douchevloer niet goed op afschot heeft aangelegd en de vloer- en muurtegels niet goed heeft gevoegd. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 2015 hebben appellanten de verbouwing van hun douchegedeelte overeengekomen met de aannemer. Na de werkzaamheden trad op 5 oktober 2015 lekkage op door inscheuren van de verlengbussen. Appellanten hebben de aannemer aansprakelijk gesteld voor de schade, maar de aannemer heeft dit afgewezen en stelde dat de lekkage aan appellanten zelf te wijten was. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de aannemer niet in verzuim was en dat appellanten de aannemer niet de gelegenheid hebben gegeven om de gebreken te herstellen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van appellanten thematisch behandeld en geconcludeerd dat de bestreden vonnissen in stand blijven. Het hof oordeelt dat de aannemer niet aansprakelijk is voor de lekkage, omdat niet is komen vast te staan dat hij de verlengbussen heeft beschadigd of dat hij had moeten zien dat ze al beschadigd waren. Het hof bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter en veroordeelt appellanten tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.327.866/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9187796
arrest van 17 oktober 2023
in de zaak van

1.[appellant] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2. [appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de kantonrechter optraden als eisers,
hierna samen:
[appellanten],
advocaat: mr. P.N. Huisman te Groningen,
tegen
[geïntimeerde] Installatietechniek B.V.,
die is gevestigd in [vestigingsplaats] ,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde](mannelijk),
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 8 maart 2022 en 14 februari 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellanten] verwijten [geïntimeerde] dat hij bij de verbouwing van een badkamer een lekkage heeft veroorzaakt, de douchevloer niet goed op afschot heeft aangelegd en de vloer– en muurtegels niet goed heeft gevoegd. Dat geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
[appellanten] en [geïntimeerde] zijn in 2015 de verbouwing door [geïntimeerde] overeengekomen van het douchegedeelte van de badkamer van [appellanten] Voorafgaand aan deze verbouwing hebben [appellanten] de badkamer gestript, de douchemengkraan verwijderd en de waterleidingen afgedopt. Op die leidingen waren verlengbussen gemonteerd. [geïntimeerde] heeft op die verlengbussen een nieuwe douchemengkraan gemonteerd, waarna op 5 oktober 2015 lekkage is opgetreden door het inscheuren van de verlengbussen. [appellanten] hebben vervolgens twee gipsplaten van het plafond van de benedenverdieping verwijderd en vervangen.
2.3
[appellanten] hebben ook geconstateerd dat de douchevloer niet goed op afschot lag. Op 4 november 2015 hebben zij [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de schade aan het plafond door de lekkage en hebben zij opnieuw opgemerkt dat de douchevloer niet goed onder afschot lag:
“Op 6 oktober heeft u mondeling aangegeven op korte termijn de douchevloer alsnog op een juiste wijze onder afschot te zullen leggen en de door de lekkage ontstane schade te zullen verhelpen. Wij hebben getracht met u mee te denken en geopperd dat het leggen van een gietvloer onder juist afschot over de door u gelegde tegelvloer mogelijk goedkoper en minder arbeidsintensief is en wat ons betreft tot de mogelijkheden behoort. U heeft toegezegd dit te zullen onderzoeken.
Echter op 27 oktober 2015 hebben wij telefonisch contact gehad waarin u stelt dat de lekkage door onjuiste montage van de badkamerkraan aan ons zelf ie wijten is en tevens hebt u in dit gesprek aangegeven niet verantwoordelijk te zijn voor de ontstane schade en deze niet te willen verhelpen. Ik heb in dit telefoongesprek duidelijk gesteld dat ik u wel verantwoordelijk acht voor de ontstane schade en heb u de mogelijkheid geboden om deze schade alsnog te verhelpen.
Op 3 november 2015 bent u op bezoek geweest om over een mogelijke oplossing te praten. Echter u bleef bij uw standpunt dat de door de lekkage ontstane schade niet uw verantwoordelijkheid was. Ook bleef u van mening dat u deze schade niet wilde verhelpen en bent binnen vijf minuten weer vertrokken zonder de intentie om tot een oplossing te willen komen. Tevens hebt u een aantal opmerkingen geuit in het bijzijn van onze kinderen, die door mijn vrouw en mij niet als erg klantvriendelijk zijn ervaren. Zo heeft u een oordeel over onze financiële situatie geuit, zonder hier ook maar enig inzicht in te hebben. Tevens hebt u ons laten weten dat u hoopt dat we goed verzekerd zijn, daar de gerechtelijke stappen die u gaat ondernemen ons volgens u veel geld gaan kosten.
Gezien het feit dat u meerdere malen heeft aangegeven niet aansprakelijk te zijn voor de door de lekkage ontstane schade en deze niet wenst te verhelpen en het gegeven dat u aangekondigd heeft gerechtelijke stappen te ondernemen laat ik u weten het repareren van de ontstane vervolgschade en het goed onder afschot leggen van de douchevloer zal uitbesteden aan een ander bedrijf.
De vervolgschade betreft het monteren van twee gipsplaten, schroefgaten van de gipsplaten plamuren, naden afkitten en verven van het plafond. De kosten van deze vervolgschade zal ik aantonen middels een factuur en inhouden op uw facturatie. Betreffende het juist onder afschot leggen van de douchevloer laat ik u weten u ook een factuur te zullen verstrekken en ook deze in te zullen houden op de door u aan te leveren facturatie inzake offerte met referentienummer HP/0061951.
Ik vind het spijtig dat u niet uw verantwoordelijkheid neemt en geen stappen wenst te nemen om de door de lekkage ontstane schade te verhelpen.
Daarnaast ben ik van mening dat door uw onheuse bejegening de situatie dusdanig is geëscaleerd dat verdere samenwerking niet meer tot de mogelijkheden behoort.”
2.4
[appellanten] hebben [geïntimeerde] hierna niet meer toegelaten tot het werk. [geïntimeerde] heeft op
9 november 2015 op de aansprakelijkstelling geantwoord:
“Wij hebben u aangeboden de tegelvloer opnieuw onder afschot aan te brengen, wij willen deze werkzaamheden zelf uitvoeren indien u van mening bent een ander bedrijf voor deze werkzaamheden in te schakelen zijn de kosten voor uw eigen rekening en niet voor ons. u bent verplicht ons in de gelegenheid te stellen om deze werkzaamheden opnieuw uit te voeren. u heeft reeds contact gehad met een gietvloeren specialist. u mag mij de offerte van dit bedrijf doorsturen als de kosten van deze gietvloer binnen de marges valt ben ik bereid deze kosten op mij te nemen, indien deze kosten niet binnen de marge valt. ben ik nog steeds bereid de tegelvloer opnieuw onder afschot aan te brengen.
(…)
Graag ontvang ik van u de offerte van de gietvloer zodat ik deze kan beoordelen, of ontvang ik van u een datum zodat de douchevloer opnieuw kan worden aangebracht.
2.5
In een e-mail van 4 januari 2016 hebben [appellanten] aan [geïntimeerde] geschreven dat scheuren zijn geconstateerd in het voegwerk en dat zij een aannemer hebben ingeschakeld om dat te verhelpen en mogelijke vervolgschade te voorkomen.
2.6
[geïntimeerde] heeft geantwoord bereid te zijn de garanties op de door ons uitgevoerde werkzaamheden uit te voeren:

De scheuren in de voegen kunnen meerdere oorzaken hebben. Indien u op eigen initiatief een aannemer inschakelt en opdracht geeft om deze werkzaamheden voor u uit te voeren, kunt u de kosten niet op ons verhalen."
2.7
[appellanten] hebben voor de door hen noodzakelijk bevonden herstelwerkzaamheden aan de douchevloer en de tegelwand de firma Lubberts Afbouw ingeschakeld.
2.8
Partijen hebben verder met elkaar gecorrespondeerd, maar zijn niet tot een oplossing gekomen van hun geschillen. Dat heeft erin geresulteerd dat [appellanten] op
1 december 2020 op vordering van [geïntimeerde] zijn veroordeeld tot betaling van het offertebedrag met rente. [appellanten] hebben daarna in deze opvolgende procedure gevorderd dat [geïntimeerde] op zijn beurt wordt veroordeeld tot betaling van € 3.554 aan schadevergoeding, vermeerderd met kosten en rente. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat ze alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat de bestreden vonnissen in stand blijven. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Niet in de beoordeling betrokken aktes
3.2
[appellanten] hebben erover geklaagd dat de kantonrechter een tweetal aktes niet in de beoordeling heeft betrokken. Het hof zal hierna met die stukken wel rekening houden.
Het afschot, de douchewand en de tegelvloer
3.3
Vast staat dat [geïntimeerde] zich bereid heeft verklaard de gebreken aan de doucheruimte die niet zien op de lekkage binnen redelijke termijn te herstellen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [appellanten] hem die gelegenheid in strijd met hun wettelijke plicht niet hebben gegeven, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat dit niet van hen kon worden gevergd vanwege de verstoorde verhouding tussen partijen of wegens gebleken onbekwaamheid van [geïntimeerde] . Die (beweerdelijke) onbekwaamheid kwam immers pas later aan de orde en de uitlatingen die [geïntimeerde] in het bijzijn van de kinderen van [appellanten] zou hebben gedaan, achtte de kantonrechter niet zodanig schofferend, intimiderend of dreigend van aard dat van [appellanten] niet meer kon worden gevergd dat zij [geïntimeerde] gelegenheid tot herstel zouden bieden. Daarom kon in de ogen van de kantonrechter in het midden blijven of de douchevloer en tegelwand aan de overeenkomst beantwoordden.
3.4
In hoger beroep houden [appellanten] vol dat in het bijzijn van hun kinderen door [geïntimeerde] is gedreigd en geschreeuwd, en dat zij zich daardoor zodanig geïntimideerd hebben gevoeld dat zij hun kinderen naar school hebben begeleid en de deuren uit angst op slot hebben gehouden.
3.5
Het hof constateert dat omtrent de inhoud van deze uitlatingen in hoger beroep niet meer is gesteld dan in eerste aanleg al was aangevoerd: [geïntimeerde] zou - met stemverheffing -hebben geroepen dat hij hoopte dat [appellanten] goed verzekerd waren, “
want ik pak jullie financieel aan”, “
Je komt nog wel te weten met wie je te maken hebt en je houdt geen cent over”en “
Het is gewoon een centenkwestie. Jullie hebben financiële problemen.
3.6
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat enkel en alleen deze uitlatingen - hoewel ze bepaald onvriendelijk zijn - niet het standpunt kunnen rechtvaardigen dat van [appellanten] in redelijkheid niet meer kon worden gevergd dat zij [geïntimeerde] nog gelegenheid tot herstel zouden bieden. Dat zou anders zijn als ze een uiting waren van structureel ontoelaatbaar gedrag en (of) als deze opmerkingen gepaard gingen met enige vorm van fysieke dreiging. Dat is echter niet aangevoerd of gebleken.
3.7
De omstandigheid dat er klachten waren over het voegwerk en het afschot, rechtvaardigt evenmin de conclusie dat sprake is van zodanige onbekwaamheid dat dit een reden zou zijn om [geïntimeerde] niet meer op het werk toe te laten. Dat daarnaast discussie bestond over de oorzaak van de lekkage, maakt dat niet anders. De suggestie dat [geïntimeerde] ondanks zijn expliciete aanbod helemaal niet het voornemen had om de door hem erkende gebreken te herstellen c.q. dat de redelijkheid en billijkheid aan herstel ‘in de weg staan’, moet het zonder enige onderbouwing doen.
De lekkage
3.8
[appellanten] verwijten [geïntimeerde] (i) dat hij de bussen heeft stukgedraaid, (ii) dat hij althans had moeten zien dat ze stuk waren en (iii) dat vervanging ervan hoe dan ook tot de opdracht behoorde. Dat laatste volgt volgens [appellanten] uit een werkbon van
5 oktober 2015, waarop de monteur heeft aangetekend ‘renovatie rozetten geplaatst ipv verlengbus’. De monteur heeft dus kennelijk van het vervangen van de verlengbussen afgezien, hoewel hij daartoe wel de opdracht had, aldus [appellanten] [geïntimeerde] heeft echter van meet af aan bestreden dat vervanging van de verlengbussen vooraf ter sprake is gekomen. Dat blijkt volgens hem ook niet uit de offerte. Dat laatste is juist, terwijl voor de hand zou liggen dat de offerte er melding van zou maken als wel de afspraak was gemaakt ze te vervangen. Om die reden kan het hof er niet van uitgegaan dat vervanging van de verlengbussen tot de opdracht behoorden. Een specifiek bewijsaanbod van dat standpunt ontbreekt.
3.9
Voor de andere twee verwijten geldt het volgende.
3.1
Vaststaat dat de lekkage is ontstaan doordat de verlengbussen van de leidingen bij de douchekraan zijn ingescheurd en dat deze bussen niet lekten voordat [geïntimeerde] met zijn werkzaamheden begon. Dat betekent echter niet zondermeer dat het door zijn werkzaamheden komt dat een lekkage is ontstaan of, als dat wel het geval is, dat hem daarvan een verwijt valt te maken. Hij is namelijk niet aansprakelijk indien de verlengbussen al waren ingescheurd voordat hij met het werk begon (maar nog niet lekten), en hij zich daarvan niet bewust was of bewust hoefde te zijn. De kantonrechter is hiervan terecht ook uitgegaan door [appellanten] bewijs op te dragen van de stelling dat [geïntimeerde] de verlengbussen van de doucheleiding heeft stukgedraaid, dan wel dat hij de douchemengkraan heeft gemonteerd terwijl hij had moeten zien dat de verlengbussen beschadigd waren. Voor zover [appellanten] zich daartegen wensen te keren, is dat onterecht.
3.11
[appellanten] voeren ten eerste aan dat [geïntimeerde] de verlengbussen heeft beschadigd. Als de bussen gescheurd waren, dan had de lekkage immers al aanwezig moeten zijn. Dat was niet het geval, en [geïntimeerde] is de enige die aan die verlengbussen heeft gewerkt en de bussen bij het aanbrengen van de kranen heeft kunnen stukdraaien.
3.12
Dat direct na het afdoppen geen lekkage heeft plaatsgevonden, acht [geïntimeerde] echter verklaarbaar. Dat komt volgens hem doordat de conische stalen plug zeer vast in de verlengbus was gedraaid. De grote spanning in die bus, in combinatie met de afdichtingstap en conische plug hebben de scheur in de verlengbus naar zijn zeggen steeds afgedicht. Pas na het verwijderen van de conische plug en het aanbrengen van een s-koppeling kon lekkage ontstaan. Een s-koppeling loopt namelijk niet taps toe en heeft te veel spelling in de opgerekte verlengbus.
3.13
Dit verweer is niet op voorhand ongeloofwaardig en staat om die reden in de weg aan de conclusie dat [geïntimeerde] de (tot dat moment onbeschadigde) verlengbussen heeft stukgedraaid. Zoals de kantonrechter ook al heeft overwogen, is daar ook geen bewijs van aangevoerd.
3.14
Ten tweede wordt door [appellanten] aangevoerd dat [geïntimeerde] had moeten zien dat de verlengbussen al beschadigd waren. De onderbouwing daarvan in hoger beroep beperkt zich tot de opmerking dat dit vrij eenvoudig door de monteur had kunnen worden vastgesteld, omdat hij de kraan eerst had moeten monteren en de aansluiting meteen had moeten controleren. Het hof kan [appellanten] in deze redenering niet volgen, omdat niet gesteld of gebleken is dat de kraan heeft gelekt (waarbij de lekkage zichtbaar zou zijn geweest); de lekkage speelde zich af bij de verlengbussen die door [appellanten] waren aangebracht en die zich volgens [geïntimeerde] uit het zicht bevonden. In overeenstemming daarmee heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 2.12 van het vonnis van 14.2.23 de conclusie getrokken dat niet is komen vast te staan dat de timmerman van [geïntimeerde] een oude plaat heeft verwijderd en dat daardoor de verlengbussen vrij en zichtbaar waren. Tegen die conclusie is niet een onderbouwd bezwaar gemaakt, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat de lekkage voor de monteur zichtbaar was.
De conclusie
3.15
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellanten] in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof hen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
4.
De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 8 maart 2022 en 14 februari 2023;
veroordeelt [appellanten] tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerde] , maar stelt die vast op nihil:
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door M.W. Zandbergen, I. Tubben en J.H. Kuiper, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
17 oktober 2023.