ECLI:NL:GHARL:2023:9168

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
21-003850-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van een kind door verzorgende ouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor mishandeling van een kind dat hij verzorgde. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend voor immateriële schade, die door de politierechter was toegewezen.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 oktober 2023. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarin hij werd veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het kind door een afstandsbediening naar het gezicht van het kind te gooien. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte, zijn raadsman en de advocaat van de benadeelde partij in overweging genomen.

Het hof heeft geoordeeld dat het bewijs voor de mishandeling van het kind voldoende is, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van het kind, maar dat het gooien van de afstandsbediening niet voldoende was om zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en de vordering van de benadeelde partij is geheel toegewezen, inclusief wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, met de verplichting voor de verdachte om deze schade te vergoeden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003850-22
Uitspraak d.d.: 31 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 5 september 2022 met parketnummer 16-248173-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1977,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P.G.M. Lodder, naar voren is gebracht. Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door de advocaat van aangever, mr. A.Y. Bleeker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte voor het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 juli 2018 en 30 augustus 2018 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere (snij)wonden in het gezicht ten gevolge waarvan een blijvend litteken is ontstaan heeft toegebracht door een afstandsbediening, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te gooien;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 juli 2018 en 30 augustus 2018 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een afstandsbediening, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 juli 2018 en 30 augustus 2018 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door een afstandsbediening, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te gooien;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 7 februari 2015 en 6 juli 2019 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] één of meerdere malen met (gebalde vuist) te slaan en/of te stompen in/op/tegen het lichaam;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld – kort en zakelijk weergegeven – dat het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit – kort en zakelijk weergegeven – dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe in de kern aangevoerd dat verdachte ontkent aangever te hebben mishandeld en voor het tenlastegelegde geen steunbewijs is te vinden in het dossier. Voor zover het hof wel tot het oordeel zou komen dat verdachte met een afstandsbediening heeft gegooid naar aangever, levert dat volgens de raadsman hooguit een eenvoudige mishandeling op.
De beoordeling door het hof
Vrijspraak feit 1 primair, subsidiair
Het hof is van oordeel dat het enkele gooien van een afstandsbediening in de richting van het gezicht van een ander, in dit geval aangever, geen aanmerkelijke kans oplevert op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij die ander. Los daarvan acht het hof ook niet bewezen dat aangever hierbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, nu de omvang van het litteken op het gezicht van aangever daarvoor onvoldoende is. Het hof spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring feit 1, meer subsidiair en feit 2
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof is met de politierechter van oordeel dat er geen redenen zijn om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen. De verklaring van aangever vindt steun in de foto’s in het dossier van het letsel van aangever onder zijn rechteroog, namelijk een litteken van ongeveer een centimeter lang en een aantal millimeter breed. Daarnaast vindt de verklaring van aangever steun in de verklaring van zijn toenmalige vriendin, [vriendin] . Zij heeft bij de politie verklaard vaak blauwe plekken, krassen en wonden te hebben gezien op de armen, schouders en benen van aangever. Verder is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat andere oorzaken ten grondslag hebben gelegen aan de letsels van aangever zoals door de verdediging is gesteld, waaronder een incident op jongere leeftijd met een vuurwerkpijl en de omstandigheid dat aangever ten tijde van het tenlastegelegde kickboks trainingen volgde. Aangever heeft verklaard geen letsel aan zijn gezicht te hebben overgehouden aan het betreffende vuurwerkincident. Daarnaast heeft getuige [moeder vriendin] , moeder van [vriendin] , bij de politie verklaard dat zij navraag heeft gedaan bij de kickboksleraar van aangever. Deze vertelde dat aangever al een tijd niet was geweest, een goede kickbokser is en niet continu onder de plekken zou moeten zitten. Aangever droeg tijdens de training ook beschermende kleding. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, zoals hieronder is vermeld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 juli 2018 en 30 augustus 2018 te [pleegplaats] ,
in elk geval in Nederland,een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door een afstandsbediening
, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te gooien;
2.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode gelegen tussen 7 februari 2015 en 6 juli 2019 te [pleegplaats] ,
in elk geval in Nederland, (telkens
)een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
één ofmeerdere malen
met (gebalde vuist)te slaan
en/of te stompen in/op/tegen het lichaam.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf van drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, aan verdachte op te leggen.
De beoordeling door het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever, zijn stiefkind, gedurende een langere periode, bestaande uit het meermalen slaan van aangever. Verder heeft verdachte een afstandsbediening tegen het gezicht van aangever gegooid, waardoor aangever een litteken heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn stiefkind, die thuis juist veilig behoort te zijn en bescherming van zijn ouders dient te krijgen. Dat dit veel impact heeft gehad en nog steeds heeft op het leven van aangever blijkt ook uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting van het hof is voorgehouden door zijn advocaat.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2023. Daaruit volgt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Verder heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting van het hof naar voren is gekomen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. Het hof heeft hierbij in het voordeel van verdachte mede rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, deze te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Ook bij een bewezenverklaring moet volgens de raadsman de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering te summier is onderbouwd.
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade. Het hof is van oordeel dat de vordering onvoldoende gemotiveerd is betwist en het hof acht toekenning van het gevorderde bedrag aan immateriële schade billijk op grond van de schriftelijke toelichting bij de vordering en de slachtofferverklaring zoals die ter terechtzitting van het hof is voorgedragen.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof zal de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 juli 2019.
Aldus gewezen door
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. G. Dam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.A. Hoekstra, griffier,
en op 31 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Tegenwoordig:
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. M. Star-Loman, advocaat-generaal,
mr. C.P. Keuker, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.