ECLI:NL:GHARL:2023:9151

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
21-005466-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en mishandeling in hoger beroep met betrekking tot incidenten op 26 december 2021

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is vrijgesproken van het bedreigen van de aangeefster en aangever met een fles, het uiten van bedreigingen en het bedreigen met een mes. Het hof kon op basis van de uiteenlopende verklaringen van de verdachte en getuigen niet vaststellen wat de feitelijke gang van zaken was. Wel achtte het hof bewezen dat de verdachte de aangever heeft bedreigd met een mes, maar ontsloeg hij de verdachte van alle rechtsvervolging. Dit gebeurde tegen de achtergrond van eerdere incidenten op 26 december 2021, waarbij de aangever de verdachte had mishandeld, wat leidde tot een meervoudige onderkaakfractuur bij de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in een verdedigingswaardige situatie bevond en dat zijn handeling om een mes te tonen proportioneel was. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, en de verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling van de aangever. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en deed opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005466-22
Uitspraak d.d.: 1 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 9 december 2022 met parketnummer 18-134808-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat een bedrag van € 956,00 aan proceskosten wordt toegewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A. Hurenkamp, naar voren is gebracht.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij door
[raadsman] , naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter van 9 december 2022 ter zake van de onder 1 tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling en enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, en de onder 3 tenlastegelegde mishandeling veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en beslissing over de strafbaarheid van verdachte komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 26 december 2021 te [plaats] althans in Nederland, [benadeelde] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte
- opzettelijk dreigend een (glazen) fles in de hand genomen en die [benadeelde] daarmee achterna gekomen en/of op die [benadeelde] gericht en/of de fles dreigend boven het hoofd gehouden en/of
- opzettelijk dreigend een (glazen) fles in de hand genomen en/of boven zijn hoofd gehouden en/of op die [slachtoffer] gericht en/of
- ( hierbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot" en/of "ik steek jullie hartstikke lek!" en/of
- opzettelijk dreigend een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand genomen en die [benadeelde] daarmee benaderd en/of op die [benadeelde] gericht en/of daarmee stekende bewegingen gemaakt naar, althans in de richting van, die [benadeelde] en/of
- opzettelijk dreigend een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de hand genomen en die [slachtoffer] daarmee benaderd en/of op die [slachtoffer] gericht en/of daarmee stekende bewegingen gemaakt naar, althans in de richting van, die [slachtoffer] , althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 26 december 2021 te [plaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege noodweer(exces) of psychische overmacht.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van feit 1 onder gedachtestreepje 4.
Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde] en [slachtoffer] betrouwbaar zijn, nu deze kort na de gebeurtenissen zijn afgelegd en worden ondersteund door andere verklaringen.
Ten aanzien van het noodweerverweer heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat gedurende de eerste worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] sprake is geweest van een noodweersituatie. Hier was ook nog sprake van op het moment dat verdachte een fles pakte en hiermee richting [slachtoffer] dreigde. Vanaf het moment dat verdachte met de fles naar boven liep was echter geen sprake meer van een noodweersituatie waardoor het beroep op noodweer vanaf dat moment niet meer gehonoreerd dient te worden.
Oordeel van het hof
Feit 1
Aan verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat hij zijn ex-partner en haar broer zou hebben bedreigd met een fles, bedreigende woorden zou hebben geuit en hen zou hebben bedreigd met een mes.
Feiten
Niet ter discussie staat dat verdachte, de toenmalige partner van verdachte en zijn ex-schoonfamilie op 26 december 2021 aanwezig waren in de woning van verdachte om kerst te vieren. Terwijl verdachte, zijn toenmalige partner [benadeelde] en zijn ex-schoonfamilie aan tafel zaten, ontstond een discussie over de opvoeding van hun zoon. Hierbij liepen de spanningen hoog op. Zowel verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard dat [slachtoffer] verdachte als eerste een klap gaf. Er ontstond een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] .
Bij de worsteling raakten de moeder van [benadeelde] en haar partner op enigerlei wijze betrokken. Zij hebben daar zelf over verklaard de partijen uit elkaar te hebben willen halen. Verdachte daarentegen heeft verklaard dat zij hem juist beletten zich te verdedigen tegen de doorgaande aanval van [slachtoffer] . Verdachte heeft door het tegen hem gebruikte geweld een meervoudige onderkaakfractuur opgelopen. Hierna heeft verdachte een fles drank gepakt en heeft deze dreigend omhoog gehouden. Verdachte is met de fles naar boven gelopen. [benadeelde] was op dat moment ook boven. [slachtoffer] is ook naar boven gegaan en verdachte heeft de fles op verzoek van [slachtoffer] aan hem gegeven. Weer beneden heeft verdachte de politie gebeld. Toen de politie was gearriveerd, is verdachte naar het ziekenhuis gegaan. Bij terugkomst trof verdachte zijn ex-schoonfamilie aan bij zijn woning. Verdachte is zijn woning binnengegaan. Verdachtes toenmalige partner was ook in de woning. Op een gegeven moment probeerde [slachtoffer] een deur van de woning van verdachte in te trappen. Verdachte heeft toen een mes in de richting van [slachtoffer] gehouden. Vervolgens is de politie nogmaals gekomen en is de situatie gede-escaleerd.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van de tenlastegelegde gedachtestreepjes 1 tot en met 4 hebben verdachte en de getuigen uiteenlopende verklaringen afgelegd. Het hof kan op basis van het dossier onvoldoende vaststellen wat de feitelijke gang van zaken is geweest met betrekking tot het incident met de fles, de bedreigende woorden die verdachte (daarbij) zou hebben geuit en het incident met het mes jegens de toenmalige partner van verdachte. Wat exact, wanneer en in welke volgorde gebeurd zou zijn, valt niet met enige mate van zekerheid vast te stellen. Het hof spreekt verdachte daarom partieel vrij van het onder 1 tenlastegelegde onder gedachtestreepjes 1 tot en met 4.
Bewezenverklaring gedachtestreepje 5
Ten aanzien van gedachtestreepje 5 overweegt het hof het volgende. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de deur intrapte omdat hij zag dat verdachte een mes in zijn hand hield. Verdachte richtte de punt van het mes op het bovenlichaam van [slachtoffer] en volgens [slachtoffer] maakte verdachte een aantal stekende bewegingen. Verdachte heeft verklaard dat hij ter zelfverdediging een mes pakte omdat [slachtoffer] de deur van zijn woning intrapte. Ook [benadeelde] heeft verklaard dat verdachte een mes vasthield en dit richtte op het bovenlichaam van [slachtoffer] .
Het hof acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd door een mes in zijn hand te nemen, [slachtoffer] hiermee te benaderen en het mes op [slachtoffer] te richten. Het hof acht niet bewezen dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt naar [slachtoffer] , nu de verklaring van [slachtoffer] hierover niet wordt ondersteund door enig ander bewijs.
Feit 3
Aan verdachte is onder 3 tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] zou hebben mishandeld door hem te stompen, slaan en/of duwen.
Noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een dergelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding, waarbij de enkele vrees voor zo’n aanranding niet voldoende is.
De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. Hierin ligt besloten dat de verdedigingshandeling moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Eerste vechtpartij
Er bestaat enige onduidelijkheid over de feitelijke gang van zaken, vanwege de uiteenlopende verklaringen van verdachte, aangever en de getuigen. Op basis van het dossier kan het hof wel vaststellen dat [slachtoffer] verdachte als eerst een klap heeft gegeven. Dit hebben zowel verdachte als [slachtoffer] verklaard. Deze gedraging van [slachtoffer] kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. Vervolgens ontstond een worsteling. Verdachte heeft door het tegen hem gebruikte geweld een meervoudige onderkaakfractuur opgelopen. Verdachte heeft tijdens deze worsteling zelf ook geslagen. Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte zich op dat moment in een verdedigingswaardige situatie bevond waarin hij zich heeft verweerd op een wijze die voldoet aan de eisen die worden gesteld door de proportionaliteit en subsidiariteit. Nu verdachte uit noodweer geweld heeft gepleegd ontneemt deze vaststelling de wederrechtelijkheid die besloten ligt in het tenlastegelegde ‘mishandelen’. In zoverre moet verdachte worden vrijgesproken.
Tweede vechtpartij
Enkele momenten later, nadat verdachte de fles aan [slachtoffer] had gegeven en de politie had gebeld, zou er opnieuw een worsteling zijn ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte heeft hierover verklaard dat de vechtpartij doorging nadat hij de fles aan [slachtoffer] had gegeven en dat hij toen meerdere klappen heeft uitgedeeld ter zelfverdediging. [slachtoffer] heeft echter niet verklaard dat er na het flesincident nog een vechtpartij is geweest. Hij heeft enkel verklaard dat verdachte de fles aan hem gaf, dat ze naar beneden zijn gegaan en dat verdachte hem toen begon uit te dagen. Hij heeft dus niet verklaard dat verdachte hem op dat moment heeft geslagen of geduwd. Gelet op de verschillende verklaringen zoals die zich in het dossier bevinden kan niet met enige mate van zekerheid worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een tweede vechtpartij en kan het feit voor zover dat slaat op dit tweede moment niet bewezen worden. Om die reden dient vrijspraak te volgen.
Gelet op het bovenstaande, spreekt het hof verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 december 2021 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de hand genomen en die [slachtoffer] daarmee benaderd en op die [slachtoffer] gericht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof overweegt hierover als volgt en neemt hierbij mede in aanmerking het toetsingskader over noodweer dat hierboven onder het kopje ‘feit 3’ is opgenomen.
Het incident met het mes heeft zich afgespeeld tegen het einde van een reeks incidenten die in de nacht van 26 december 2021 hebben plaatsgevonden. Verdachte is eerder die nacht in zijn eigen huis mishandeld door [slachtoffer] , waarbij hij een meervoudige onderkaakfractuur heeft opgelopen. Nadat verdachte terugkwam van het ziekenhuis, zag hij dat zijn toenmalige partner en zijn ex-schoonfamilie, waaronder [slachtoffer] , nog aanwezig waren in en bij zijn woning. Verdachte is zijn woning binnengegaan. Op een gegeven moment merkte verdachte dat [slachtoffer] de deur van zijn woning intrapte en de woning binnenkwam. Verdachte heeft een mes gepakt, waarna hij [slachtoffer] heeft benaderd en het mes op hem heeft gericht. Door het tonen van dit mes is [slachtoffer] naar achteren gelopen en naar buiten gegaan. Tegen de achtergrond van de eerdere incidenten die in de nacht van 26 december 2021 hebben plaatsgevonden, waaronder het incident waarbij [slachtoffer] verdachte dusdanig heeft mishandeld dat verdachte een meervoudige onderkaakfractuur heeft opgelopen, is het hof van oordeel dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar toen [slachtoffer] – nadat hij de deur van de woning van verdachte had ingetrapt – de woning van verdachte binnenkwam. Er was aldus sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes woning en een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding van verdachte zelf. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof de handeling van verdachte om een mes te tonen richting [slachtoffer] proportioneel. Nu verdachte in zijn woning was, ontbrak bovendien een reëel alternatief voor zijn handelen.
De verdachte is derhalve ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.048,40. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 1 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.