Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot schorsing van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.L.A. te Cox, verzocht om schorsing van de beschikking waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van haar minderjarige kind bij de vader zou zijn. De vader, vertegenwoordigd door mr. S. van Reeven-Özer, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank had eerder, op 31 oktober 2022, de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van het kind. In een latere beschikking van 21 juli 2023 werd het kind onder toezicht gesteld en werd een machtiging verleend voor uithuisplaatsing.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2023, waarbij ook vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming Brabant aanwezig waren, heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. De moeder stelde dat de uitvoerbaarheid van de beschikking nog niet was gerealiseerd en dat haar kind inmiddels was gestart op een nieuwe middelbare school, wat volgens haar een reden was om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen. Het hof oordeelde echter dat de moeder niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die rechtvaardigden dat van de eerdere beslissing van de rechtbank moest worden afgeweken. Het hof concludeerde dat de belangenafweging van de rechtbank niet onterecht was en dat er geen sprake was van een kennelijke misslag.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de moeder tot schorsing afgewezen, waarbij het hof zich baseerde op de gemotiveerde beslissing van de rechtbank en de argumenten van de moeder niet voldoende vond om tot een andere beslissing te komen.