ECLI:NL:GHARL:2023:9042

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
21-001849-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking aan drugsspeekseltest en de gevolgen van niet-naleving

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1979 en wonende in [woonadres], was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling. Het hof heeft de feiten beoordeeld die zich hebben voorgedaan op 6 september 2022 en 13 augustus 2022, waarbij de verdachte onder andere een glazen fles naar een slachtoffer gooide en niet voldeed aan een bevel tot medewerking aan een drugsspeekseltest en bloedonderzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan de bevelen van de opsporingsambtenaren, wat in strijd is met artikel 55e lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte werd geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen, waarbij het hof oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door de feiten te erkennen, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen.

De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft de strafmaat gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van wettelijke bevelen door verdachten en de consequenties van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001849-23
Uitspraak d.d.: 24 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 april 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-225942-22 en 18-203829-22, tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonadres] ( [land] ).

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 10 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de aan hem onder 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18-225942-22 en de aan hem onder 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18-203829-22 (gevoegd) tenlastegelegde feiten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.M. Terpstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter, de verdachte ter zake van de aan hem onder 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18-225942-22 en de aan hem onder 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 18-203829-22 (gevoegd) tenlastegelegde feiten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-225942-22:
1.
hij op of omstreeks 6 september 2022 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een glazen (bier)flesje, althans met een soortgelijk voorwerp, tegen en/of in de richting van het hoofd van die [benadeelde 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 6 september 2022 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van het huis gelegen aan: [adres] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
3.
hij op of omstreeks 6 september 2022 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen "Je bent een pedofiel, je moet dood! Ik zal een geweer ophalen anders zal ik het wel laten doen" en/of "Ik snij jouw achillespees door en dan moet je naar het ziekenhuis en dan krijg je kanker en dan ga je vanzelf dood door de chemicalien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
In de zaak met parketnummer 18-203829-22 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2022 te [pleegplaats 2] , gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten en/of het glas van de keukendeur en/of een bloempot en/of een broodmachine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [stichting] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2022 te [pleegplaats 3] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent 1] (hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland en/of [hoofdagent 2] (hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een drugsspeekseltest, hieraan geen gevolg te geven.
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2022 te [pleegplaats 3] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hulpofficier] (hulp officier van justitie), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-225942-22 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten in de zaak met parketnummer 18-225942-22.
Op grond van wettige bewijsmiddelen, zoals eventueel later in de op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, stelt het gerechtshof vast dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor de aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten in de zaak met parketnummer 18-225942-22. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Overweging met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-203829-22 tenlastegelegde
Ten aanzien van feit 1
Op grond van wettige bewijsmiddelen, zoals eventueel later in de op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, stelt het gerechtshof vast dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 18-203829-22. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Met betrekking tot feiten 2 en 3
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het bevel tot drugsspeekseltest wettelijk gezien niet op basis van artikel 55e lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gegeven kon worden, omdat het bevel is gegeven zonder tussenkomst van een (hulp)officier van justitie.
Feiten en omstandigheden
De verdachte is op 13 augustus 2022 door verbalisanten [hoofdagent 2] en [hoofdagent 1] aangehouden terzake van vernieling en mishandeling. Tijdens zijn aanhouding en vervoer naar het arrestantencomplex zagen zij dat de verdachte verkleinde pupillen had en erg veel spanning in zijn lijf had. Ook reageerde de verdachte verbaal erg agressief en was hij overstuur. Op het arrestantencomplex in [pleegplaats 3] werd de verdachte voorgeleid door de hulpofficier van justitie [hulpofficier] . Vervolgens hebben verbalisanten [hoofdagent 2] en [hoofdagent 1] de verdachte om 21:15 uur bevolen mee te werken aan een drugsspeekseltest. Zij hoorden de verdachte zeggen dat hij daaraan niet wilde meewerken en de consequenties te aanvaarden die dit met zich mee zouden brengen.
Vervolgens hebben de verbalisanten om 21:20 uur een Psycho motorische test (hierna: PMT-formulier) afgenomen. Uit het ingevulde PMT-formulier kwam naar voren dat het aannemelijk was dat de verdachte drugs had gebruikt. De hulpofficier van justitie heeft om 21:30 uur het bevel gegeven om de verdachte te kunnen onderwerpen aan het bloedonderzoek. De verbalisanten en hulpofficier van justitie hoorden dat de verdachte zei niet mee te willen werken en de consequenties te aanvaarden die dit met zich zouden brengen.
Uit de checklist van het PMT-formulier volgt dat door verbalisanten [hoofdagent 2] en [hoofdagent 1] is waargenomen dat de verdachte op 13 augustus om 20:30 bij het eerste contact spierspanning op de kaken had, strak stond en wijd opengesperde ogen had. Daarnaast had de verdachte een verkleinde pupil met een langzame pupilreactie. In het voortgezette contact toonde de verdachte onrustig gedrag met bewegingsdrang. Verder was de verdachte agressief en snel geïrriteerd.
Wettelijk kader
Artikel 55d eerste lid Sv luidt:
De opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141, onder a tot en met c, kunnen in het belang van het onderzoek bevelen dat een aangehouden verdachte van een geweldsmisdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen of een aangehouden verdachte van een misdrijf als bedoeld in de artikelen 307, eerste lid, en 308, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, medewerking verleent aan:
een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht of een onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ter vaststelling van het gebruik van alcohol;
een onderzoek van speeksel of een onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ter vaststelling van het gebruik van andere middelen als bedoeld in het vierde lid dan alcohol.
Artikel 55e derde lid Sv luidt:
In het geval, bedoeld in het tweede lid, of indien de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid nader ademonderzoek of indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder b Sv, het vermoeden bestaat dat de verdachte onder invloed verkeert van een of meer andere middelen als bedoeld in artikel 55d, vierde lid, Sv, dan alcohol of een combinatie van die middelen met alcohol, kan de officier van justitie of, indien zijn optreden niet kan worden afgewacht, de hulpofficier van justitie de verdachte bevelen medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek.
Beoordeling van het hof
Het gerechtshof stelt vast dat de verdachte terzake van vernieling en mishandeling is aangehouden. Niet betwist is dat deze artikelen zijn vermeld in artikel 2 van het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers. Daarvan uitgaande hebben de verbalisanten, die voorts hebben waargenomen dat de verdachte verkleinde pupillen had en dat zijn lijf erg veel spierspanning had, op grond van artikel 55d, eerste lid, aanhef en onder b Sv de bevoegdheid om de verdachte te bevelen medewerking te verlenen aan een onderzoek van speeksel.
Het gerechtshof overweegt voorts dat vaststaat dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel tot medewerking aan een drugsspeekseltest en, komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit nu op basis van enig wettelijk voorschrift - te weten artikel 55 d, eerste lid, aanhef en onder b Sv een dergelijk bevel kon worden gegeven
Voorts stelt het gerechtshof vast dat door het ingevulde PMT-formulier, op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid onder b Sv, in het relaas van bevindingen van de verbalisanten is geconcludeerd dat er het vermoeden bestond dat de verdachte drugs had gebruikt. De verdachte scoorde daarop positief. Op grond daarvan kon op basis van artikel 55e, derde lid Sv, door de hulpofficier van justitie bevolen worden mee te werken aan het bloedonderzoek.
Op basis van het voorgaande wordt het verweer van de verdediging verworpen en acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 18-203829-22.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-225942-22 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-203829-22 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 18-225942-22:
1.
hij op 6 september 2022 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een glazen (bier)flesje, in de richting van het hoofd van die [benadeelde 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 6 september 2022 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van het huis gelegen aan: [adres] ), dat geheel aan [benadeelde 2] , toebehoorde heeft vernield.
3.
hij op 6 september 2022 te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen "Je bent een pedofiel, je moet dood! Ik zal een geweer ophalen anders zal ik het wel laten doen" en "Ik snij jouw achillespees door “",
In de zaak met parketnummer 18-203829-22 (gevoegd):
1.
hij op 13 augustus 2022 te [pleegplaats 2] , gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, het glas van de keukendeur, een bloempot en een broodmachine, die geheel aan [stichting] toebehoorde heeft vernield.
2.
hij op 13 augustus 2022 te [pleegplaats 3] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent 1] (hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland en [hoofdagent 2] (hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht, door, nadat deze ambtenaar hem had gevorderd mee te werken aan een drugsspeekseltest, hieraan geen gevolg te geven.
3.
hij op 13 augustus 2022 te [pleegplaats 3] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hulpofficier] (hulp officier van justitie), bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-225942-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-225942-22 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-203829-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 18-225942-22 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 18-203829-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in de zaak met parketnummer 18-203829-22 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling door met een glazen (bier)flesje in de richting van het hoofd van het slachtoffer te gooien. Daarnaast heeft de verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan vernieling;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt een bedreiging, alsmede het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering tot medewerking aan een drugsspeekseltest en bloedonderzoek.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 september 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Ook de onderhavige feiten is geen sprake meer geweest van contacten met politie en justitie;
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte een mindere periode in zijn leven achter zich heeft gelaten en inmiddels in rustiger vaarwater terecht is gekomen. De verdachte werkt, heeft een relatie en is voornemens om in de toekomst terug naar Nederland te verhuizen.
Alles afwegende acht het gerechtshof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient daarbij als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Aan de oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen geen bijzondere voorwaarden worden verbonden, nu het gerechtshof hier, gelet op het ontbreken van een recente reclasseringsrapportage, geen aanleiding toe ziet.
Het gerechtshof legt hiermee een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf en proeftijd op dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het gerechtshof komt tot deze beslissing omdat het dit een passende bestraffing vindt die recht doet aan het beperkte strafblad van de verdachte en de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ook heeft het gerechtshof nog in aanmerking genomen dat verdachte alle hem verweten feiten ruiterlijk heeft bekend en aldus zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 184, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-225942-22 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-203829-22 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-225942-22 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-203829-22 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 24 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.