Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw met haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- de man met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 in [plaats2] , Ethiopië, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 in [plaats3] , Kenia.
4.De omvang van het geschil
- op verzoek van de vrouw het gezamenlijk gezag over [de minderjarige2] beëindigd en de vrouw voortaan alleen belast met het gezag over hem;
- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van [de minderjarige2] gegrond verklaard;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
(het hof begrijpt:)voor zover die betrekking heeft op de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap.
5.De motivering van de beslissing
- de ontvankelijkheid van het hoger beroep (r.o. 5.2 – 5.4);
- de rechtsmacht en het toepasselijk recht (r.o. 5.5);
- de ontvankelijkheid van de man in zijn verzoek (r.o. 5.6 – 5.10);
- een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de man (r.o. 5.11 – 5.12).