ECLI:NL:GHARL:2023:8981

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
200.310.210
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van eenhoofdig gezag over minderjarige na onvermogen tot gezamenlijke besluitvorming door ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om naast de moeder belast te worden met het gezag over hun kind, geboren in 2009, en om een zorgregeling vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2023 hebben de ouders echter overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, waardoor alleen de vraag over het gezag nog ter beoordeling lag.

De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de moeder alleen te belasten met het gezag, omdat de minderjarige bij haar woont en de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen. Het hof heeft dit advies gevolgd en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders onvoldoende is om gezamenlijk gezag uit te oefenen, en dat eenhoofdig gezag meer rust zal brengen voor de minderjarige.

De ouders hebben aangegeven bereid te zijn om hulpverlening in te schakelen om hun communicatie te verbeteren. De moeder heeft bovendien toegezegd de vader regelmatig op de hoogte te houden van de gang van zaken rondom de minderjarige. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder alleen belast blijft met het gezag, terwijl de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige is vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.210
(zaaknummer rechtbank Gelderland 398178)
beschikking van 24 oktober 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: per 28 september 2023 mr. H.M. Schurink-Smit te Nijmegen, voorheen mr. L.E. Vries,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Nijmegen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 15 september 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een journaalbericht van mr. Vries van 29 november 2022, met producties;
  • een journaalbericht van mr. Tromp van 30 november 2022;
  • een journaalbericht van mr. Tromp van 27 februari 2023 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Vries van 28 februari 2023;
  • een verslaglegging van [naam1] van [naam2] , ingekomen op 15 maart 2023;
  • een journaalbericht van mr. Vries van 31 mei 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Tromp van 5 juni 2023 met een productie;
  • een e-mailbericht van [naam3] van 22 augustus 2023 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Vries van 6 september 2023 met producties;
  • een e-mailbericht van [naam3] van 7 september 2023.
1.3
Op 15 juni 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Tijdens deze mondelinge behandeling is behandeling is gebleken dat er onduidelijkheid bestond over de invulling van de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] . Het hof heeft daarop die mondelinge behandeling gesloten en bepaald dat een nieuwe mondelinge behandeling zal worden bepaald, zodat [naam3] door het hof kan worden gehoord.
1.4
Die mondelinge behandeling heeft op 19 september 2023 plaats gevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad
Het hof heeft [naam3] opgeroepen om tijdens de mondelinge behandeling als informant aanwezig te zijn. [naam3] heeft zich voorafgaand aan de mondelinge behandeling afgemeld en verwezen naar zijn rapportage.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 15 september 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
Tussen partijen zijn in hoger beroep in geschil de verzoeken van de vader om:
  • weer naast de moeder te zijn belast met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2009, en
  • een zorgregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen.
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2023 hebben de ouders het hof laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt over de invulling van de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] . Zij hebben hun verzoeken dienovereenkomstig aangepast en het hof zal overeenkomstig deze afspraken beslissen.
2.4
Dit betekent dat alleen nog de vraag of de vader naast de moeder moet worden belast met het gezag over [de minderjarige] aan het hof ter beoordeling voor ligt.
2.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de moeder alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige] . Dat is niet omdat de vader het gezag over [de minderjarige] niet kan dragen of omdat de moeder het gezag beter uitoefent, maar omdat [de minderjarige] bij de moeder woont. De raad juicht toe dat de ouders opnieuw hulpverlening willen inzetten om hun communicatie te verbeteren, maar de raad twijfelt of de communicatie tussen de ouders dusdanig zal verbeteren dat zij samen in staat zullen zijn om beslissingen over [de minderjarige] te nemen. De raad heeft verder verklaard dat eenhoofdig gezag [de minderjarige] meer rust zal brengen dan gezamenlijk gezag. Indien het hof tot eenhoofdig gezag beslist, meent de raad dat wel aan de moeder een informatieplicht moet worden opgelegd.
2.6
Het hof zal, overeenkomstig het advies van de raad, de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigen. Dit betekent dat de moeder alleen belast blijft met het gezag over [de minderjarige] . Vast staat dat er beslissingen voor en over [de minderjarige] genomen moeten worden. Uit de stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandelingen in hoger beroep blijkt dat de ouders niet in staat zijn om die beslissingen samen te nemen. Daarvoor is hun onderlinge communicatie te slecht. Daarmee is het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat één van de ouders, in dit geval de moeder, wordt belast met het gezag over [de minderjarige] . Het hof benadrukt dat er geen aanwijzingen zijn dat de vader niet in staat is om het gezag over [de minderjarige] uit te oefenen; dit lukt alleen niet samen met de moeder. Gelet op de omstandigheid dat de moeder de hoofdverzorger van [de minderjarige] is, ligt het voor de hand dat zij is belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.7
Het hof overweegt nog dat de ouders zich tijdens de mondelinge behandeling bereid hebben verklaard om zich - in het belang van [de minderjarige] - opnieuw in te zetten voor hulpverlening om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Dat is een goede zaak. Het hof heeft op de mondelinge behandeling gezien dat beide ouders veel van [de minderjarige] houden en het beste met hem voor hebben. Met wat hulp van buiten moet dat een goede basis zijn voor verbetering van hun communicatie, los van wat zich in het verleden tussen de ouders heeft voorgedaan.
2.8
De moeder heeft ook gezegd dat zij de vader één keer per maand per e-mail zal laten weten hoe het met [de minderjarige] gaat. Hierbij valt te denken aan de gezondheid van [de minderjarige] , zijn schoolprestaties en zijn hobby’s. De moeder heeft bovendien toegezegd dat zij de vader vaker zal informeren als zich bijzonderheden voordoen, waaronder begrepen de situatie dat [de minderjarige] een medische behandeling moet ondergaan of als [de minderjarige] een schoolrapport ontvangt.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigen en ten aanzien van de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vernietigen en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 februari 2022, voor zover in die beschikking de moeder alleen is belast met het gezag over [de minderjarige] ;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 februari 2022, ten aanzien van de daarin vastgestelde omgangsregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt vast als omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de moeder en de moeder [de minderjarige] op zondag ophaalt bij de vader;
  • twee weken aaneengesloten in de zomervakantie. Daarnaast verblijft [de minderjarige] tijdens de zomervakantie twee weken aaneengesloten bij de moeder. De andere twee weken verdelen de ouders in onderling overleg, met dien verstande dat [de minderjarige] de laatste week bij zijn moeder is.
  • de andere schoolvakanties verblijft [de minderjarige] voor de helft van de tijd bij de vader;
  • waarbij de ouders uiterlijk twaalf weken voor de zomervakantie de vakantie doorspreken, en uiterlijk zes weken voor de andere schoolvakanties. Indien de ouders geen overeenstemming bereiken zal de volgende regeling gelden voor de vakanties: de eerste twee weken bij zijn vader, daarna twee weken bij zijn moeder, één week bij zijn vader en tenslotte één week bij zijn moeder;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.T. Bol, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 24 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.