ECLI:NL:GHARL:2023:8978

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
21-000294-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter wegens gebrekkige bewijsmiddelen en veroordeling voor medeplegen brandstichting met gemeen gevaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1990 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder vrijgesproken van brandstichting met betrekking tot de auto van slachtoffer 1, maar werd in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen, specifiek de auto van slachtoffer 2. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter omdat dit niet voldeed aan de wettelijke eisen omtrent de uitwerking van bewijsmiddelen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting, mede op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder glassporen die overeenkwamen met de auto van slachtoffer 2. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het primair tenlastegelegde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000294-23
Uitspraak d.d.: 24 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 januari 2023 met het parketnummer 16-141374-22 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 10 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • partiële vrijspraak van het primair tenlastegelegde, voor zover dat betrekking heeft op de tenlastegelegde brandstichting met betrekking tot de auto van [slachtoffer 1] ;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde medeplegen van brandstichting met betrekking tot de auto van [slachtoffer 2] tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsvrouw, mr. L.F.M. Meles, naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter:
  • partieel vrijgesproken ter zake van het primair tenlastegelegde, voor zover dat betrekking heeft op de tenlastegelegde brandstichting met betrekking tot de auto van [slachtoffer 1] ;
  • de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde medeplegen brandstichting met betrekking tot de auto van [slachtoffer 2] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging.
Het gerechtshof zal opnieuw rechtdoen.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, voor zover dat betrekking heeft op de tenlastegelegde brandstichting in/aan de auto van [slachtoffer 1] . Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op het gegeven dat sprake is van twee afzonderlijke strafbare feiten die apart hadden kunnen worden tenlastegelegd, maar in één feit zijn samengevoegd en gelet hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het gerechtshof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het gerechtshof onderworpen – tenlastegelegd dat:
primair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk meermaals, althans eenmaal, brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met bio-ethanol, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan geheel of gedeeltelijk
- de personenauto [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , is verbrand, in elk geval (telkens) brand is ontstaan, en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor de naastgeparkeerde voertuigen en/of goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk meermaals, althans eenmaal, brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met bio-ethanol, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan geheel of gedeeltelijk
- de personenauto [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , is/ verbrand, in elk geval (telkens) brand is ontstaan, en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor de naastgeparkeerde voertuigen en/of goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] in een door hem bestuurde auto naar (de nabijheid van) de personenauto van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] te brengen en/of naderhand weg te rijden.
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 januari 2022 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk
- de personenauto [kenteken 1] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , en/of in elk geval enig goed, dat in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging met betrekking tot het primair tenlastegelegde feit

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op onder meer de verklaring van de getuige [getuige] , de aanhouding van de verdachte in de auto en het vergelijkend glasonderzoek. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte (de vader van verdachte). Het alternatieve scenario dat de medeverdachte impulsief zou hebben gehandeld en dat de verdachte daardoor niet op de hoogte was van zijn bedoelingen, vindt, aldus de advocaat-generaal geen steun in de inhoud van het strafdossier.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte om van medeplegen te kunnen spreken. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte in de buurt van de plaats van het delict is geweest. De verdachte had geen wetenschap van het plan van de medeverdachte. Het feit dat er vijf glassporen op de jas van de verdachte zijn aangetroffen, sluit de verklaring van de verdachte niet uit dat hij geen enkele rol heeft gehad bij de brandstichting, ook niet als medeplichtige. De vernieling van de auto kan evenmin worden bewezen, omdat ook het bewijs voor betrokkenheid van verdachte hierbij ontbreekt. Verdachte dient te worden vrijgesproken aldus de verdediging
Het oordeel van het gerechtshof
Het gerechtshof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. [1]
Aangever [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van brandstichting en vernieling van zijn auto, een [automerk 1] met het kenteken [kenteken 1] . Aangever heeft de auto op 20 januari 2022 onbeschadigd achtergelaten op een bij zijn woning behorende parkeerplaats aan [adres 1] te [plaats 1] . Vervolgens wordt hij op 23 januari 2022, om 05:30 uur in kennis gesteld dat zijn auto in brand staat. Als hij bij zijn auto aankomt en de brand geblust is, ziet hij dat het kleine driehoekvormige ruitje van de portier rechtsvoor is ingeslagen. [2] Een groot gedeelte van het interieur is verbrand/gesmolten.
Getuige [getuige] , woonachtig op [adres 2] te [plaats 1] , is in de nacht van 23 januari 2023 op zijn balkon een sigaret aan het roken. Vanuit zijn balkon heeft hij vrij zicht op de doorgaande weg [adres 1] . Het is donker, maar de straatverlichting brandt en het zicht is goed. Op een gegeven moment ziet hij een witte personenauto aan komen rijden uit de richting van de [adres 3] . Deze personenauto valt hem op omdat deze niet over de weg rijdt maar over het fietspad. Hij ziet dat het een witte personenauto betreft van het merk [automerk 2] . Hij ziet dat de bestuurder de auto parkeert op de parkeerplaats van de flat naast zijn woning. Na enige tijd ziet hij twee mannen aan komen lopen vanuit de richting van die parkeerplaats. Hij ziet de mannen over het fietspad lopen in de richting van de hogere nummers. Hij omschrijft de mannen als volgt:
Verdachte 1:
- Fors gebouwd
- Blanke huidskleur
- capuchon op zijn hoofd
- gympies
Verdachte 2:
- Lange groene jas
- Capuchon op zijn hoofd
- Blanke huidskleur
- Grijze joggingsbroek
Getuige [getuige] hoort de mannen praten in een voor hem onbekende buitenlandse taal. Hij ziet de mannen lopen over het fietspad en ziet dat zij vervolgens ter hoogte van een witte [automerk 1] blijven staan. Hij herkent dit type auto omdat hij een soortgelijke auto heeft. Vervolgens ziet hij de mannen naar de auto lopen. Beide mannen kijken in de auto en tevens ziet hij ze de omgeving scannen, kennelijk om te kijken of zij worden gezien. De mannen lopen daarna terug naar het fietspad en staan weer even te praten in een buitenlandse taal.
Daarna ziet [getuige] verdachte 2 teruglopen in de richting van de auto waar mee zij gekomen zijn. Verdachte 1 blijft eerst op het fietspad staan, maar loopt toch weer terug in de richting van de witte [automerk 1] . Omdat [getuige] het verdacht vindt doet hij zijn jas aan en loopt naar beneden om naar buiten te gaan. Als hij beneden komt ziet hij rookontwikkeling bij de witte [automerk 1] . Hij ziet tevens de witte [automerk 2] aan komen rijden met verdachte 2 achter het stuur. [getuige] ziet verdachte 1 richting de witte [automerk 2] rennen en instappen. Hij ziet dat de witte [automerk 2] wegrijdt.
Vervolgens is [getuige] achter de witte [automerk 2] aangereden. Hij belt ondertussen met de meldkamer van de politie en geeft zijn positie constant door. Op de dijk richting [plaats 2] ziet hij een politieauto aan komen rijden en deze geeft de bestuurder van de witte [automerk 2] een stopteken. Beide mannen worden aangehouden door de politie. Hij verklaart met honderd procent zekerheid te kunnen zeggen dat de mannen die zijn aangehouden de mannen zijn die hij heeft gezien bij de witte [automerk 1] . [3]
Op zondag 23 januari 2022
(het gerechtshof begrijpt: 2023)omstreeks 05:16 uur krijgen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding dat er een personenauto in de brand is gestoken. De verdachten zijn vervolgens in een personenauto weggereden in de richting van de dijk. Kort hierop horen de verbalisanten dat de getuige achter de personenauto rijdt. De personenauto zou zijn voorzien van een [land] kenteken.
De verbalisanten rijden in die richting en zien in de verte een tweetal voertuigen in
hun richting komen en geven een stopteken. De bestuurder van het voertuig met het [land] kenteken [kenteken 2] voldoet aan het stopteken. De verbalisanten horen van de bestuurder van het tweede voertuig dat zij het goede voertuig hebben die betrokken is geweest bij de brandstichting. Verbalisant [verbalisant 1] ziet dat de bestuurder zijn mobiele telefoon opent en zijn legitimatie laat zien. De bestuurder blijkt [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990, te zijn. Verbalisant [verbalisant 1] ziet dat er in de bestuurdersdeur zwarte handschoenen liggen. Tevens zien de verbalisanten dat er in het rechter achterportier een fles bio-ethanol ligt, welke fles gedeeltelijk leeg is. De verbalisanten hebben de handschoenen en de bio-ethanol inbeslaggenomen. [4]
Uit de bevindingen van het forensisch onderzoek van 23 januari 2023 om 14:30 uur, aan de auto van aangever is gebleken dat het scheerraam van het rechter voorportier (bijrijderszijde) is vernield. In het voertuig zijn vanaf het vernielde raam een uitwaaiering van glasscherven door het voertuig heen te zien. Verbalisant [verbalisant 3] heeft een glasmonster uit de sponning van het raam genomen.
In het voertuig wordt brand- en smeltschade op de vloer voor de rechtervoorstoel,
op het lagergelegen deel van het dashboard en op de vloer voor de linker voorstoel
aangetroffen. Het laaggelegen brandpatroon komt overeen met een brandpatroon te verwachten bij een vloeistofbrand op de vloer Verbalisant verkrijgt geen indicatie voor de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen bij een mini-Rea test. Dit is volgens de verbalisant goed verklaarbaar bij gebruik van bio-ethanol. Deze brandstof (op basis van alcohol) is zeer vluchtig en zal van zichzelf zeer snel verdampen. Uren na het incident is het te verwachten dat deze stof niet meer meetbaar is. De verbalisant concludeert dat het scheerraam van het rechterportier is vernield vanaf de buitenzijde, waardoor het portier geopend kon worden en het onderhoudsboekje uit de auto is weggenomen. Voorts concludeert de verbalisant op basis van zijn bevindingen dat de auto vermoedelijk in brand is gestoken door het aansteken van een ontbrande vloeistof, die is aangebracht op de vloer. Door snel te blussen is brand niet verder uitgebreid. [5]
Naar aanleiding van het forensisch onderzoek is een glasspoor veiliggesteld van de auto van aangever, afkomstig van het scheerraam van het rechter voorportier, aan de bijrijderszijde ( [nummer 1] ). [6]
Uit het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI-rapport) van 23 januari 2022 blijkt dat er circa 350 op glas lijkende sporen zijn aangetroffen op de in de deur aan de bestuurderskant aangetroffen handschoenen ( [nummer 2] ) uit de auto waarin verdachte reed .,Daarnaast zijn 47 sporendragers aangetroffen op de grijze spijkerbroek ( [nummer 3] ), 45 sporendragers op de witte [merk] schoenen ( [nummer 4] ), 31 sporendragers op de muts ( [nummer 5] )| en circa 230 sporendragers op de jas ( [nummer 6] ) van de verdachte. [7]
Van de gevonden glassporen is een representatief deel onderzocht. Omdat een deel van de onderzochte glassporen niet overeenkomt met het referentieglas, zijn de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek geëvalueerd onder de hypothesen:
Hypothese 1
Eén of meer van de onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van de gebroken
ruit(en).
Hypothese 2
Alle onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van (een) willekeurig andere
ruit(en).
Uit de kleding van de verdachte zijn 5 glassporen veiliggesteld die overeenkomen met
het referentieglas van de auto met kenteken [kenteken 1] . Hiervoor geldt dat de
resultaten van het vergelijkend glasonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer
hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Uit de handschoenen zijn 6 glassporen veiliggesteld die overeenkomen met het
referentieglas van de auto met kenteken [kenteken 1] . Hiervoor geldt dat de resultaten
van het vergelijkend glasonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1
waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [8]
Verbalisant [verbalisant 4] verklaart de foto’s te hebben bekeken van de aangetroffen situatie met betrekking tot de in brand gestoken auto [automerk 1] gekentekend [geboorteplaats] . Dit voertuig stond in een parkeervak. Hij ziet dat er nog 2 auto's ter linker- en rechterzijde naast het voertuig stonden. Indien de brand zich had doorgezet en het hele voertuig, de [automerk 1] gekentekend [geboorteplaats] , was afgebrand dan hadden zeker beide naastgelegen auto’s eveneens schade opgelopen, te weten gesmolten plastic delen, lakschade en (eventueel) gesprongen ruiten). Hij verklaart meer dan dertig jaar bij de politie werkzaam te zijn, bij vele autobranden ter plaatse te zijn geweest en bij vele autobranden te hebben gezien dat naast het brandende voertuig staande auto’s vrijwel altijd schade opliepen. [9]
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht het hof, gezien de verklaring van de getuige, de bevindingen van de verbalisanten en de conclusies uit het forensisch onderzoek, alles in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde brandstichting.
Medeplegen
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft middels een brief laten weten, zo begrijpt het hof, dat hij inderdaad met zijn vader de persoon was die bij de auto is gezien, dat hij niet precies weet wat er is gebeurd, dat hij geen brand heeft gesticht en dat hij zijn vader om een aantal redenen niet heeft gestopt.
Het gerechtshof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van hetgeen het gerechtshof omtrent de feiten en omstandigheden heeft verwoord en de uiterlijke verschijningsvorm die daaruit naar voren komt, is het gerechtshof van oordeel dat tussen verdachte en diens medeverdachte sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de brandstichting. Naar het oordeel van het gerechtshof is voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van medeplegen niet relevant wie van de verdachten de brand feitelijk heeft aangestoken. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen staat voldoende vast dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, waaraan de verdachte zich niet heeft onttrokken. Uit de op de kleding en de (in het handschoenenvak bestuurderszijde) handschoenen aangetroffen glassporen, acht het gerechtshof de door de verdediging aangevoerde stelling dat hij er niet bij betrokken was en de handschoenen van zijn vader (kennelijk na het gebeuren) in ontvangst heeft genomen niet aannemelijk. Alternatieve scenario's met betrekking tot de wijze waarop de glassporen van de autoruit op de kleding van de verdachte kunnen zijn terechtgekomen zijn, nog daargelaten of deze voldoende zijn onderbouwd, niet aannemelijk geworden. Ook het feit dat in de auto waarin verdachte reed een fles Bio-ethanol is aangetroffen maakt dat het gerechtshof aan de (pas in hoger beroep afgelegde ontkennende) verklaring over de gang van zaken geen geloof hecht.
Aldus is sprake van het tenlastegelegde medeplegen van opzettelijk brandstichten van de auto van aangever.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 23 januari 2022 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan
- in de personenauto [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor de naast geparkeerde voertuigen en goederen te duchten was.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich midden in de nacht schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting in een auto in een woonwijk. Uitleg over de achtergronden van het feit zijn niet gegeven. Brandstichtingen zijn zeer ernstige strafbare feiten en veroorzaken grote maatschappelijke onrust en een groot gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de directe slachtoffers, in dit geval de eigenaar van de auto in het bijzonder. Op een dergelijk feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 september 2023, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten;
  • de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken. De verdachte verblijft inmiddels met zijn gezin in [land] , heeft daar werk en is voornemens om zijn leven daar voort te zetten.
De raadsvrouw heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer verzocht om de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de periode die is doorgebracht in voorlopige hechtenis, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenis- of taakstraf. Het gerechtshof is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het feit dat verdachte daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid neemt, van oordeel dat uit hoofde van normhandhaving en vergelding voor aan anderen toegebrachte schade, slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf als straf in aanmerking komt.
Op grond van het bovenstaande acht het gerechtshof – evenals de politierechter en de advocaat-generaal – oplegging van een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde, betrekking hebbende op de tenlastegelegde brandstichting met betrekking tot de auto van [slachtoffer 1] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 24 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoelt het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Midden-Nederland, district [provincie] , basisteam [locatie] , met dossiernummer [dossiernummer] en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 169.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 40.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 48-49.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
5.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig ( [automerk 1] , kenteken: [kenteken 1] ), p. 65-73.
6.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig ( [automerk 1] , kenteken: [kenteken 1] ), p. 66-67.
7.Het NFI-rapport, p. 91.
8.Het NFI-rapport, p. 93-94.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p 61