ECLI:NL:GHARL:2023:8972

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
21-005023-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met bewezenverklaring en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van belaging van twee slachtoffers in de periode van 1 november 2021 tot en met 16 februari 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door herhaaldelijk contact met hen op te nemen via e-mail en sociale media, en door hen te benaderen via nepprofielen. De verdachte heeft ook geprobeerd om informatie over de slachtoffers te verkrijgen via derden, wat heeft geleid tot een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers. Het hof heeft de verweren van de verdachte verworpen, waaronder het alternatieve scenario dat anderen verantwoordelijk zouden zijn voor de belaging. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, een taakstraf van 180 uren en een contactverbod van drie jaar. Het hof heeft de strafoplegging bevestigd, waarbij het belang van de slachtoffers en de impact van de belaging op hun leven zwaar hebben meegewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005023-22
Uitspraak d.d.: 25 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 15 november 2022 met het parketnummer 18-109661-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M. Helmantel, naar voren is gebracht. Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen namens [slachtoffer] door mr. R. Eefting naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is, ter zake van belaging veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenis voor de duur van vier weken, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de politierechter de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgelegd, inhoudende een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] en de overige familieleden van het gezin [familienaam] , en bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De politierechter heeft de maatregel voor de duur van drie jaren opgelegd en bepaald dat de vervangende hechtenis voor elke overtreding zeven dagen bedraagt met een maximum van zes maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om redenen van doelmatigheid vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 16 februari 2022 te [plaats] en/of te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , door
- veelvuldig via e-mail en/of sociale media, al dan niet met gebruikmaking van nepprofielen, contactverzoeken en/of berichten aan die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 2] te doen toekomen, en/of,
- een klacht in te dienen over die [slachtoffer] bij de gemeente [gemeente] en/of,
- het LinkedIn-profiel van die [slachtoffer 2] meermalen te bezoeken, en/of
- ( met gebruikmaking van een valse naam) melding te doen bij Meldpunt Overlast & Zorg in [plaats 3] , en/of
- ( met gebruikmaking van een valse naam) de Gemeentelijke Kredietbank te benaderen voor contactgegevens van die [slachtoffer] , en/of
- ( met gebruikmaking van een valse naam) handbalvereniging [vereniging 1] te benaderen voor contactgegevens van die [slachtoffer 2] , en/of,
- Buurt- en speelvereniging [vereniging 2] te benaderen voor contactgegevens van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat vordert de bewezenverklaring van de tenlastegelegde belaging. Verdachte heeft zelf verklaard veel mails gestuurd te hebben en aangeefster privé te hebben benaderd (waaronder via social media). Hij heeft verklaard dat hij dat niet had moeten doen. Hij ontkent aangevers te hebben benaderd via andere profielen op social media en ontkent dat hij een aantal van de verzonden mails zelf heeft verstuurd. Verdachte heeft aldus de belaging deels bekend. Alleen al het door hem bekende deel levert belaging op. Maar ook het deel dat hij ontkent, kan bewezen worden. Het door hem geschetste alternatieve scenario is ongeloofwaardig en niet onderbouwd. Er bestaat geen noodzaak tot het doen van nader onderzoek naar de door verdachte genoemde personen, die niet als verdachten beschouwd kunnen worden en van wie het niet aannemelijk is dat zij zichzelf vrijwillig zullen belasten.
Standpunt van de verdachte
Verdachte verklaart ter zitting dat de berichten die hij ontkent zelf verstuurd te hebben, verstuurd moeten zijn door ene [man 1] of [man 2] , die in die periode veelvuldig de woning van verdachte bezochten en toegang tot zijn telefoon hadden, waarmee ze drugsgerelateerde zaken regelden. Verdachte wilde afstand nemen van het drugscircuit waarin zij zich bevonden, maar werd daarin tegengewerkt door deze twee mannen. Zij moeten de berichten aan aangeefster hebben gestuurd om er op die manier voor te zorgen dat hij niet zou gaan praten over de drugspraktijken waarin zij zaten en om hem te pakken. Zelf heeft hij niet met hen over aangeefster gesproken. Ze moeten uit het eerdere mailverkeer van verdachte met aangeefster, waarin hij aangaf dat het niet goed met hem ging, opgemaakt hebben dat hij de bedoeling had om met aangeefster over zijn problemen te spreken.
Namens verdachte is door zijn raadsvrouw aangevoerd dat hij erkent een aantal berichten zelf gestuurd te hebben. Verdachte had een vertrouwensband met aangeefster en had het er moeilijk mee haar los te laten. Zijn berichten waren een reactie op haar berichten. Aangeefster had immers zelf gezegd dat hij het haar moest laten weten als er iets was. Hij is ermee gestopt toen hij zich realiseerde dat ze het echt niet wilde. Het mailadres van protonmail is niet van hem. Gelet op de intensiteit, duur, frequentie en het niet bedreigende karakter van de mails, is er geen sprake van stelselmatigheid. Hij had verder geen oogmerk aangeefster ergens toe te dwingen; hij had enkel moeite om afscheid van haar te nemen. Nu hij geen oogmerk had haar ergens toe te dwingen, dulden of vrees aan te jagen, dient verdachte vrijgesproken te worden van het hem tenlastegelegde.
De raadsvrouw verzoekt subsidiair de behandeling van de strafzaak in hoger beroep aan te houden, waarbij aan de advocaat-generaal opdracht moet worden gegeven om de politie opdracht te geven nader onderzoek te doen naar de identiteit van voornoemde [man 1] en [man 2] en dat vervolgens wordt uitgezocht wie de berichten met de telefoon en de e-mailaccounts van verdachte hebben verzonden.
Overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Juridisch kader
Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Verdachte heeft zich vanaf 12 februari 2021 laten begeleiden door aangeefster in het kader van een schuldhulptraject bij de Gemeente [gemeente] , alwaar aangeefster als schuldhulpverleenster werkzaam was. In de periode 17 augustus 2021 tot 2 september 2021 hebben verdachte en aangeefster een aantal keren contact gehad. In die periode vertelde aangeefster verdachte dat zij niet langer zijn financiële zaken kon behartigen, omdat zij een andere functie had gekregen bij de gemeente. Op 2 september 2021 heeft zij het dossier van verdachte overgedragen aan een collega. Sindsdien ontvangt aangeefster ongewenste berichten van verdachte. [2]
Om de ontstane situatie met hem te bespreken en om hem te vertellen dat zij geen berichten meer van hem wenste te ontvangen, mailt aangeefster verdachte op 22 oktober 2021 en de dagen daarna met het verzoek haar te bellen. [3] Op 1 november 2021 bellen aangeefster en verdachte met elkaar, waarbij afgesproken wordt dat verdachte geen contact meer opneemt met aangeefster. De volgende dag mailt verdachte aangeefster echter opnieuw.
Verdachte heeft ter terechtzitting bij de politierechter bevestigd dat hij en aangeefster hadden afgesproken dat “het na 1 november 2021 klaar moest zijn”. Hij bleef echter berichten naar aangeefster sturen. [4] Bij de politie verklaarde hij dat hij (eerder al) overal was geblokkeerd, haar niet meer kon bereiken en daarom een ander mailadres heeft aangemaakt, te weten zijn hotmailaccount. [5] In zijn e-mail van 1 november 2021 aan aangeefster [6] , die hij schrijft vanaf zijn hotmailaccount, schrijft hij “En dit e-mailadres blok je straks ook zeker”. In zijn e-mail van 2 november 2021 schrijft hij “Ik weet dat het niet kan, maar ben je echt nodig. Kunnen we echt niet iets vinden? Ik trek het echt niet anders. […] Wil je me alsjeblieft nog even bellen?” [7] Op 14 december 2021 heeft telefonisch een stopgesprek plaatsgevonden tussen verdachte en de wijkagent. [8]
Uit de door aangeefster in haar aangifte [9] (aangevuld met een klacht [10] ) weergegeven tijdlijn blijkt dat verdachte niet alleen berichten aan aangeefster stuurde, maar ook via diverse wegen haar woonadres heeft proberen te achterhalen, te weten door het benaderen van de handbalvereniging van haar echtgenoot en de buurt- en speeltuinvereniging [vereniging 2] . [11] Ook worden er volgverzoeken en berichten gestuurd via schijnbare nepprofielen via diverse sociale media [12] , zowel gericht aan haar als aan haar echtgenoot, die ook aangifte [13] en klacht [14] van belaging heeft gedaan. Ten slotte is er een melding bij het Meldpunt Overlast & Zorg in [plaats 3] gedaan aangaande het minderjarige kind van aangevers [15] en heeft verdachte een klacht tegen aangeefster bij haar werkgever ingediend. [16]
Alternatieve verklaring en voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek
Verdachte heeft ter zitting bij het hof verklaard dat hij slechts tot medio november 2021 e-mailberichten aan aangeefster heeft gestuurd en haar daarna enkel via zijn eigen account via sociale media privé heeft benaderd, waaronder het bezoeken van haar openbare LinkedIn-profiel. De andere berichten, contactverzoeken en berichten aan organisaties moeten, weliswaar met zijn telefoon, door een ander verstuurd zijn. Verder heeft verdachte ter zitting ontkend het emailadres [e-mailadres 1] te gebruiken.
Het hof volgt deze verklaring niet. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario is erg ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden.
Het hof stelt vast dat verdachte wel de gebruiker is van het emailadres [e-mailadres 1] , nu in de e-mail van 20 december 2021, verstuurd vanaf dat account, door de verzender ervan wordt gerefereerd aan een aan verdachte gestuurde aangetekende brief. De tekst van het e-mailbericht van 20 december 2021 is qua stijl en inhoud vrijwel gelijk aan de mailberichten die verdachte eerder zond via de e-mailadressen waarvan hijzelf bij de politie verklaard heeft dat hij die gebruikt, te weten [e-mailadres 2] en [e-mailadres 3] .
Het hof stelt vast dat het stopgesprek op 14 december 2021 om 15.39 uur heeft plaatsgevonden en dat op diezelfde dag vanaf het e-mailaccount [e-mailadres 1] om 16.41 uur een mail aan aangeefster wordt gestuurd, kennelijk als reactie op het stopgesprek. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij nooit met [man 1] en [man 2] over aangeefster gesproken heeft. Het is daarom onwaarschijnlijk dat zij deze e-mail hebben gestuurd, zo vlak na het stopgesprek, waarvan alleen verdachte wist dat dat had plaatsgevonden. Ook deze e-mail is in dezelfde soort bewoordingen geschreven als de mails die van de andere e-mailaccounts van verdachte zijn verstuurd.
De alternatieve verklaring van verdachte dat ene [man 1] en [man 2] zijn telefoon hebben gebruikt om de andere berichten en contactverzoeken aan aangevers te sturen en contact op te nemen met organisaties die bij aangevers betrokken zijn, is volstrekt ongeloofwaardig en innerlijk tegenstrijdig. Verdachte verklaarde immers op de zitting bij het hof dat hij ervan uitgaat dat deze mannen wilden voorkomen dat hij met aangeefster over zijn (drugs)problemen zou gaan praten, terwijl de inhoud van de berichten juist gericht is op het krijgen van contact met aangeefster om over zijn problemen te praten. Verder wordt de verklaring van verdachte dat beide mannen zijn telefoon regelmatig zouden gebruiken voor drugsgerelateerde zaken, weersproken door het dossier. De politie heeft immers de telefoon van verdachte onderzocht, maar relateert in het geheel niet over drugsgerelateerde gesprekken. Ten slotte is het onaannemelijk dat deze mannen, aan wie verdachte niets over aangeefster had verteld, e-mails die qua strekking en inhoud gelijk zijn aan eerdere door verdachte zelf verzonden berichten, zouden versturen. Het hof ziet het belang dat zij daarbij hadden niet. Het beroep op een alternatief scenario wordt daarom terzijde geschoven.
De raadsvrouw van verdachte heeft een voorwaardelijk verzoek tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep gedaan om nader onderzoek te laten doen naar [man 1] en [man 2] en wat hun rol bij het tenlastegelegde was. Dit verzoek is pas ter zitting in hoger beroep voor het eerst gedaan, waardoor het noodzaakcriterium van toepassing is bij de beoordeling van dit verzoek. Het betreft informatie die in beginsel al eerder bekend was bij verdachte, maar waarvan verdachte ervoor heeft gekozen daar eerder niet over te verklaren. Verder betreft het een veronderstelling van verdachte die op geen enkele manier nader onderbouwd is. De informatie die verdachte geeft, is niet concreet gemaakt. Mede daardoor is het onduidelijk wat precies onderzocht moet worden. Het enkele noemen van twee voornamen, waarvan ook niet duidelijk is of dit daadwerkelijk de namen betreffen van de beide mannen, zonder enige concrete aanknopingspunten waar zij verblijven of nadere details over waar zij over zouden kunnen verklaren, is onvoldoende. Dat een van beiden gedetineerd zou zijn en dat de ander in de omgeving van [plaats] zou verblijven, is dermate vaag en niet concreet dat dit het voorgaande niet anders maakt. Het hof verwijst bovendien naar de hiervoor uiteengezette volstrekte ongeloofwaardigheid van het door verdachte geschetste scenario in het kader waarvan dit nadere onderzoek kennelijk zou moeten plaatsvinden. Het hof ziet daarom de noodzaak tot het laten doen van aanvullend onderzoek niet en acht zich voldoende voorgelicht.
Oordeel van het hof
Uit de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat het voor verdachte duidelijk was dat aangeefster geen contact meer met hem wilde, maar hij dat niet kon accepteren. De door hem verstuurde berichten waren daardoor een wederrechtelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer.
Doordat verdachte, kennelijk met als doel om met aangeefster in contact te komen, ook berichten heeft gestuurd naar de sociale media-accounts van haar man, contact heeft opgenomen met zijn handbalvereniging, aan de buurt- en speeltuinvereniging heeft gevraagd om de adresgegevens van [familienaam] en verdachtes melding bij het Meldpunt Overlast & Zorg ook het kind van de man van aangeefster betrof, is het hof van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de belaging van haar man.
Door de manieren waarop verdachte met aangevers in contact probeerde te komen, heeft hij wederrechtelijk een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van beiden gemaakt. Dit heeft er zelfs toe geleid dat aangeefster niet langer haar werk durfde uit te voeren en zich ziek heeft moeten melden. Aangevers hebben verklaard over de impact die de belaging op hun beider leven heeft gehad en de onveiligheid die zij sindsdien voelen. [18] Door hen te mailen en te benaderen via sociale media, heeft verdachte hen gedwongen de ontvangst daarvan te dulden. Daarnaast blijkt uit de e-mailcorrespondentie dat hij nog steeds contact met aangeefster wilde en wilde dat zij hem ging bellen om hem een luisterend oor te bieden. Daarmee had hij het oogmerk haar te dwingen iets te doen. Door de handbalvereniging van aangever en de buurt- en speeltuinvereniging van het gezin te vragen om het adres van aangevers in combinatie met zijn melding bij het meldpunt Overlast & Zorg omtrent hun minderjarige kind, waarvan hij had kunnen weten dat deze informatie bij aangevers terecht zou komen, heeft hij hen gedwongen contact met hem te dulden.
Het hof is gelet op vorenstaande van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangevers zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Het hof acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in de periode van 1 november 2021 tot en met 16 februari 2022 te [plaats] en te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] , door
- veelvuldig via e-mail en sociale media, al dan niet met gebruikmaking van nepprofielen, contactverzoeken en berichten aan die [slachtoffer] en die [slachtoffer 2] te doen toekomen,
- een klacht in te dienen over die [slachtoffer] bij de gemeente [gemeente] ,
- het LinkedIn-profiel van die [slachtoffer 2] meermalen te bezoeken, en
- met gebruikmaking van een valse naam melding te doen bij Meldpunt Overlast & Zorg in [plaats 3] ,
- met gebruikmaking van een valse naam de Gemeentelijke Kredietbank te benaderen voor contactgegevens van die [slachtoffer] ,
- met gebruikmaking van een valse naam handbalvereniging [vereniging 1] te benaderen voor contactgegevens van die [slachtoffer 2] ,
- Buurt- en speelvereniging [vereniging 2] te benaderen voor contactgegevens van die [slachtoffer] en die [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] en die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 november 2021 tot en met 16 februari 2022 schuldig gemaakt aan belaging van zowel mevrouw als de heer [familienaam] . Dergelijke feiten kunnen in hoge mate een gevoel van onveiligheid en ongemak veroorzaken, wat, blijkens de aangiftes ook daadwerkelijk het gevolg is geweest. Het heeft een grote impact op hun leven gehad. Dat blijkt onder andere uit de slachtofferverklaring die namens aangeefster ter zitting bij het hof is voorgedragen. Hoewel het hof vaststelt dat een groot aantal gebeurtenissen waaraan gerefereerd wordt in die verklaring, betrekking heeft op feiten die niet aan de orde zijn in deze strafzaak, is wel duidelijk dat aangevers zich al lange tijd niet meer veilig in hun eigen woning voelen en aangeefster zich als gevolg van het tenlastegelegde langdurig ziek heeft moeten melden bij haar werkgever. Wat aangevers met name ontzettend veel pijn heeft gedaan, is de melding over de veiligheid van hun kind.
Weliswaar heeft verdachte ter zitting meermaals aangegeven dat hij dit niet had moeten doen, maar hij legt de verantwoordelijkheid ook bij aangeefster waar hij zegt dat zij een beeld had geschapen dat het wel kon wat hij deed. Zij had volgens hem moeten aangeven tot hoe ver hij kon gaan en dat heeft ze volgens hem niet gedaan. Het hof overweegt dat het voor verdachte volstrekt helder was, of in elk geval had moeten zijn, dat aangeefster geen contact meer met hem wilde, mede gelet op hun gesprek op 1 november 2021 en het stopgesprek dat in december 2021 plaatsvond, maar ook gelet op het feit dat het hem gebleken was dat zij zijn emailadres geblokkeerd had. Het hof neemt het verdachte kwalijk dat hij geen volledige verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag heeft genomen en met een volstrekt ongeloofwaardig verhaal komt dat twee anderen een groot aandeel in de belaging moeten hebben gehad.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 september 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof meent dat de door de politierechter in eerste aanleg opgelegde straf recht doet aan enerzijds de ernst van de tenlastegelegde feiten en anderzijds aan de persoon van verdachte en zal deze straf, zijnde passend en geboden, bevestigen. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan belaging. De vrijheidsbeperkende maatregel dient om snel te kunnen ingrijpen als verdachte het hem opgelegde contactverbod overtreedt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 , [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1977 , en de overige familieleden van het gezin [familienaam] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Bepaalt dat de totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Beveelt dat de tijd die de maatregel al van kracht is geweest bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt daarnaast dat het aantal dagen dat de vervangende hechtenis mogelijk al is tenuitvoergelegd, eveneens bij de tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bij het vonnis waarvan beroep opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 25 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Waar hierna verwezen wordt naar een proces-verbaal, is dat (tenzij anders vermeld) een proces-verbaal opgenomen in het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Noord-Nederland d.d. 1 maart 2022 met registratienummer PL0100-2021347409.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 20 december 2021, p. 1 e.v.
3.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] met bijlagen d.d. 1 maart 2022, p. 37 e.v.
4.Proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 15 november 2022
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 januari 2022, p. 125 e.v.
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] met bijlagen d.d. 1 maart 2022, p. 37 e.v.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 20 december 2021, p. 1 e.v.
8.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 14 december 2021, p. 79.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 20 december 2021, p. 1 e.v.
10.Proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 20 december 2021, p. 24 e.v.
11.Bijlage op p. 35 e.v. bij het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 12 januari 2022, p. 26 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 14 januari 2021, p. 80 e.v. i.c.m. proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 7 februari 2022, p. 137 e.v.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 december 2021, p. 71 e.v.
14.Proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 28 december 2021, p. 74 e.v.
15.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 1 maart 2022, p. 76 e.v.
16.Bijlage op p. 13 e.v. bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 20 december 2021, p. 1 e.v.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 januari 2022, p. 125 e.v.
18.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 1 februari 2022, p. 72 e.v. en verhoor aangeefster [slachtoffer] d.d. 12 januari 2022, p. 27.