ECLI:NL:GHARL:2023:895

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
21-004770-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militaire aansprakelijkheid voor nalatigheid in waakzaamheid tijdens beveiliging van onderwijsinstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een militair van de Koninklijke Marechaussee, was beschuldigd van het niet vervullen van zijn bijzondere verplichting tot waakzaamheid en veiligheid tijdens de beveiliging van een school op 10 februari 2020. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op dat moment in hun voertuig zat en niet alert was, wat resulteerde in een gevaarlijke situatie voor de leerlingen en personeel van de school. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet goed voelde en in slaap viel, wat leidde tot zijn nalatigheid. De militaire kamer van het hof heeft geoordeeld dat er geen opzet was op het onttrekken aan zijn verplichtingen, maar dat de verdachte wel in ernstige mate nalatig was. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van militairen in hun rol als bewakers en de gevolgen van nalatigheid in deze functie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004770-21
Uitspraak d.d.: 2 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 18 oktober 2021 met parketnummer 05-181094-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres] ,
marechaussee [rang] ,
ingedeeld bij KMAR [afdeling 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B. Damen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep is verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij als militair op of omstreeks 10 februari 2020, te of nabij [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met Marechaussee der [rang] [medeverdachte] , althans alleen, als operator/medewerker van het [afdeling 2] van de Koninklijke Marechaussee , belast met het bewaken en beveiligen van de [school] , opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig, zich heeft onttrokken aan, dan wel zich ongeschikt heeft gemaakt of laten maken voor een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid, althans die verplichting niet heeft vervuld dan wel niet in staat was te vervullen, door toen en daar opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig zijn, verdachtes, ogen te sluiten en/of gesloten te houden en/of te gaan slapen, althans in slaap te vallen of te sukkelen, in elk geval niet voortdurend paraat en waakzaam te zijn geweest, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade is ontstaan aan, althans te duchten is geweest voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen en/of goederen, te weten leerlingen en/of leerkrachten en/althans bezoekers van de [school] en/of voor het gebouw van genoemde school en/of de zich daarin bevindende personen en goederen, de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie van enig onderdeel van de krijgsmacht, te weten de beveiliging van de [school] door de Koninklijke Marechaussee, dan wel de veiligheid, hierin bestaande dat daardoor geen voortdurend toezicht mogelijk was op het door hem, verdachte, en/of verdachtes mededader te bewaken en/of te observeren object en personen en/of de directe omgeving daarvan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De feiten

Op 10 februari 2020 was verdachte samen met Marechaussee der [rang] [medeverdachte] in de ochtend voor en tijdens de inloop belast met de statische beveiliging van de [school] te [pleegplaats] .
Verdachte en [medeverdachte] waren op dat moment werkzaam als operator bij het [afdeling 2] (hierna: [afdeling 2] ) van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar).
Zij waren belast met de bewaking en beveiliging van de [school] en nadat zij de omgeving van deze school hadden gecontroleerd en veilig gemaakt (“clean area" hadden gemaakt), namen zij beiden plaats in hun voertuig.
Op 10 februari 2020 gold dreigingsniveau 3, hetgeen inhoudt dat een terroristische aanslag voorspelbaar was en de dreiging aanzienlijk. Verdachte was hiervan op de hoogte.
Op enig moment kwamen de collega’s [naam 1] en [naam 2] van de dynamische post in hun voertuig bij de school en zagen een herkenbaar voertuig van de KMar staan met gedoofde lichten. Het was op dit moment nog donker buiten. Zij hebben op 15 meter afstand een aantal keren met groot licht geseind, maar kregen geen reactie van de inzittenden. Waargenomen werd dat er 2 collega's, [verdachte] en [medeverdachte] , in het voertuig zaten, dat [medeverdachte] achter het stuur zat met zijn hoofd omlaag en dat [verdachte] op de passagiersstoel zat en achterover lag met gesloten ogen. [naam 1] heeft gerelateerd dat de derde keer dat het grootlicht werd gebruikt, voor de auto op 2 meter afstand, de gehele binnenzijde van het voertuig waarin verdachte en [verdachte] zaten zeer duidelijk verlicht was. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het licht niet heeft zien schijnen. Hij verklaarde dat hij naar beneden keek op zijn telefoon.
Pas toen [naam 1] en [naam 2] van de dynamische post hun voertuig verplaatsten in de richting van het voertuig van verdachte en hun voertuig naast het voertuig van verdachte parkeerden, keek [medeverdachte] op en ook verdachte opende zijn ogen maar hij bewoog zijn hoofd niet. Nadat [naam 2] de deur opentrok verklaarde verdachte dat hij even was weggevallen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij al een paar dagen niet fit was maar dat hij toch is gaan werken. Op enig moment zat [medeverdachte] met zijn hoofd naar beneden op zijn telefoon te kijken. Toen [medeverdachte] op zijn telefoon keek, staarde verdachte naar buiten. Verdachte verklaarde dat hij toen blijkbaar is weggezakt.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat geen sprake was van opzet op het onttrekken aan de bijzondere verplichting, ook in niet in voorwaardelijke zin.
De raadsman stelt voorts dat er geen sprake was van een gat in de beveiliging omdat [naam 1] en [naam 2] die waren belast met de dynamische beveiliging eveneens ter plaatse waren.
Beveiliging van de leerlingen, ouders, leerkrachten en eventuele bezoekers had prioriteit. Verdachte en [medeverdachte] hadden clean area gemaakt en de inloop van de school was nog niet begonnen.
De raadsman stelt dat geen gat in de beveiliging is geweest of maar zo kort dat daarvan in redelijkheid niet gezegd kan worden dat als gevolg daarvan rechtstreeks en onmiddellijk gevaar te duchten was.

Beoordeling door de militaire kamer

Ten aanzien van de overtreding van artikel 107 Wetboek van Militair Strafrecht
Het hof is met de militaire kamer van de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat verdachte door zijn handelen geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het onttrekken aan zijn bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid. De militaire kamer van het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van overtreding van artikel 107 van het Wetboek van Militair Strafrecht. Voor een rol van voldoende gewicht of van een gezamenlijke uitvoering bij de handelingen van [medeverdachte] is evenmin wettig en overtuigend bewijs zodat verdachte ook van het tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk onttrekken aan zijn bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van overtreding van artikel 108 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
De militaire kamer van het hof heeft geen reden om aan de waarnemingen en verklaringen van [naam 1] en [naam 2] te twijfelen
Op grond van het voorgaande is de militaire kamer van hof van oordeel dat verdachte niet de waakzaamheid heeft betracht die van hem op grond van zijn taak mocht worden verwacht. Nadat hij en [medeverdachte] “clean area" hadden gemaakt,
behoorden zij er immers voor te zorgen dat de directe omgeving van de school ook
daadwerkelijk "clean" bleef. Doordat verdachte in slaap is gedommeld is hij niet voortdurend oplettend en waakzaam geweest en is hij enige tijd in ernstige mate nalatig geweest. Het dreigingsniveau was immers aanzienlijk en verdachte was hiervan op de hoogte. Hieraan doet niet af dat er, naar zeggen van verdachte, op dat moment nog geen mensen de school waren binnengegaan, de zogenaamde inloop. Ook voordat een inloop begint en nadat "clean area" is gemaakt kan sprake zijn van een dreiging voor de school en de personen die de school bezoeken. Ook de door de school zelf genomen veiligheidsmaatregelen, zoals een afgesloten hekwerk, doen hier niet aan af.
Dat [naam 1] en [naam 2] , belast met de dynamische beveiliging, ook aanwezig waren maakt een en ander niet anders nu verdachte met [medeverdachte] in het bijzonder belast waren met de statische beveiliging van de meisjesingang van de school. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van de feitelijke handelingen van verdachte door medeverdachte [medeverdachte] of dat verdachte overigens een rol van voldoende gewicht heeft gehad bij die handelingen, waardoor hij, zoals hiervoor overwogen, wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich
schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde overtreding van artikel 108 van het
Wetboek van Militair Strafrecht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij als militair op
of omstreeks10 februari 2020, te of nabij [pleegplaats] ,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met Marechaussee der [rang] [medeverdachte] , althans alleen,als operator/medewerker van het [afdeling 2] van de Koninklijke Marechaussee , belast met het bewaken en beveiligen van de [school] ,
opzettelijk, althansin ernstige mate nalatig, zich heeft onttrokken aan,
dan wel zich ongeschikt heeft gemaakt of laten maken vooreen bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid, althans die verplichting niet heeft vervuld dan wel niet in staat was te vervullen, door toen en daar
opzettelijk, althansin ernstige mate nalatig
zijn, verdachtes, ogen te sluiten en/of gesloten te houden en/of te gaan slapen, althansin slaap te vallen of te sukkelen, in elk geval niet voortdurend paraat en waakzaam te zijn geweest, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade
is ontstaan aan, althanste duchten is geweest voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen en/of goederen, te weten leerlingen en/of leerkrachten en/althans bezoekers van de [school] en/of voor het gebouw van genoemde school en/of de zich daarin bevindende personen en goederen, de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie van enig onderdeel van de krijgsmacht, te weten de beveiliging van de [school] door de Koninklijke Marechaussee, dan wel de veiligheid, hierin bestaande dat daardoor geen voortdurend toezicht mogelijk was op het door hem, verdachte,
en/of verdachtes mededaderte bewaken en
/ofte observeren object en personen en
/ofde directe omgeving daarvan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Als militair aan zijn schuld te wijten zijn dat hij een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid niet vervult, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade te duchten is voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, dan wel de veiligheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte inmiddels ontslagen is, hij geen strafblad heeft, diens proceshouding en met de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het feit verre van fit was.
Verdachte heeft zich als lid van de Koninklijke Marechaussee schuldig gemaakt aan een wachtdelict door in slaap te vallen en is daardoor niet constant waakzaam geweest. Het hof rekent dit verdachte aan.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Oplegging van een geldboete, zoals door de raadsman is bepleit acht het hof niet passend gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit. Het hof vindt een taakstraf passend en geboden. In de duur van de taakstraf houdt het hof rekening met de proceshouding van verdachte, het feit dat hij niet eerder is veroordeeld, heeft meegewerkt aan het onderzoek en met de omstandigheid dat deze gebeurtenis heeft geleid tot zijn ontslag.
In aanmerking genomen hetgeen ook overigens omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 108 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. A.J. Smit, lid en commodore (tit.) mr. R.J.W. Schoonderwoerd, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 2 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R. Schoonderwoerd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.