In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met betrekking tot mensenhandel. De zaak betreft een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland van 15 april 2022. De betrokkene, geboren in 1940, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 11 oktober 2023, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en haar raadsman, mr. O.N.J. Maatje.
Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en heeft in een eerder arrest op 25 oktober 2023 (parketnummer 21-001600-22) een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd. In deze ontnemingszaak heeft het hof de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 270.596,- schatte. De advocaat-generaal heeft dit bedrag verlaagd naar € 270.170,98. De raadsman heeft betoogd dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat niet bewezen kan worden dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
Het hof heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 1.580,93, gebaseerd op de kosten die door een slachtoffer zijn gemaakt voor het verblijf van de betrokkene en haar dochter in een hotel, evenals de kosten voor huishoudelijke hulp. Het hof heeft besloten dat de ontnemingsmaatregel niet hoofdelijk wordt opgelegd, maar dat het voordeel wordt verdeeld tussen de betrokkene en haar dochter. De verplichting tot betaling aan de Staat is vastgesteld op € 1.580,93. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van de procedure en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.