ECLI:NL:GHARL:2023:885

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.318.243
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige en ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], geboren in 2013. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het gezag over [de minderjarige], die bij de moeder woont. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 5 februari 2023, maar de moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De moeder betoogde dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] is en dat zij in staat is om de zorg voor haar kind zelf te regelen, terwijl de vader en de gecertificeerde instelling (GI) verweer voerden en de verlenging van de ondertoezichtstelling steunden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2022 was de vader afwezig vanwege werkverplichtingen in het buitenland, en de GI was niet vertegenwoordigd. Het hof heeft de situatie van [de minderjarige] en de zorgen van beide ouders zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven open te staan voor hulp en therapie voor [de minderjarige], maar de vader heeft twijfels over de effectiviteit van vrijwillige hulp zonder ondertoezichtstelling. Het hof concludeert dat de ontwikkelingsbedreiging nog steeds aanwezig is, maar dat de ouders met hulp in staat zijn om deze bedreiging weg te nemen.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd tot 31 januari 2023, maar de verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf die datum is vernietigd. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling met ingang van 31 januari 2023 eindigt, en het hof heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De ouders zijn nu verantwoordelijk voor het welzijn van [de minderjarige] en moeten samen werken aan haar ontwikkeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.243
(zaaknummer rechtbank Gelderland 397996)
beschikking van 31 januari 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Maalsen te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de tussenbeschikkingen van 2 februari en 3 augustus 2022 en de eindbeschikking van 26 augustus 2022 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Laatstgenoemde beschikking wordt verder ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 oktober 2022;
- een journaalbericht van mr. Pool van 11 november 2022 met één productie;
- het verweerschrift van de vader met producties;
- het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 december 2022 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, met mr. M.S. Krol als waarnemer van mr. Pool;
- de advocaat van de vader.
De vader was, zoals door hem aangekondigd, niet aanwezig, omdat hij in verband met zijn werk is uitgezonden naar Curaçao. Er was geen vertegenwoordiger van de GI, omdat de jeugdbeschermer recent uit dienst is gegaan en geen vervanging beschikbaar was. De raad voor de kinderbescherming is - met bericht vooraf - niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2013 (verder ook te noemen: [de minderjarige] ). De ouders oefenen samen het gezag uit over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 5 februari 2020 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, [de minderjarige] voor het eerst onder toezicht gesteld voor de termijn van een jaar. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, de termijn verlengd van 5 september 2022 tot 5 februari 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de GI om [de minderjarige] voor de duur van zes maanden onder toezicht te stellen af te wijzen.
4.2
De vader voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
De GI voert ook verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De moeder voert aan dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. Er is geen ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . [de minderjarige] laat thuis en op school geen problematisch gedrag zien. [de minderjarige] heeft na de echtscheiding van de ouders wel een moeilijke periode doorgemaakt. De moeder wil hiervoor speltherapie inzetten voor [de minderjarige] , maar door de ondertoezichtstelling kan zij dat niet zelf regelen. De moeder vindt het contact tussen de vader en [de minderjarige] belangrijk en staat dat niet in de weg. De moeder en de vader staan op de wachtlijst voor [naam1] bij [naam2] . De moeder is bereid dit traject in te gaan. Hiervoor is de ondertoezichtstelling niet nodig.
5.3
De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet gehaald. De zorgregeling tussen hem en [de minderjarige] is niet uitgebreid. [de minderjarige] zit nog in een loyaliteitsconflict. De vader heeft niet het vertrouwen dat de zorgregeling blijft doorlopen en de hulpverlening van de grond komt als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. Zonder hulp van de GI krijgt de vader niets voor elkaar.
5.4
De GI voert aan dat sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreigingen. [de minderjarige] zit in een loyaliteitsconflict, waardoor zij niet naar de vader toe wil en de uitbreiding van de zorgregeling stagneert. Er zijn zorgen over de intrinsieke toestemming die [de minderjarige] van de moeder krijgt om loyaal te zijn aan de vader en van hem te houden. [de minderjarige] laat bij de moeder en bij de vader thuis verschillend gedrag zien: de GI ziet dat er ontspannen contact is tussen [de minderjarige] en de vader, maar aan de moeder vertelt [de minderjarige] dat zij niet bij de vader wil blijven. [de minderjarige] lijkt beide ouders tevreden te willen stellen. De communicatie tussen de ouders is verstoord: tijdens gezamenlijke gesprekken vervallen de ouders in discussies en verwijten. Deze ontwikkelingsbedreigingen kunnen niet vanuit een vrijwillig kader worden weggenomen. De therapie voor [de minderjarige] , die tijdelijk was gestaakt, is niet voortgezet. De GI betwijfelt of de moeder zonder gedwongen kader de(ze) voor [de minderjarige] noodzakelijke hulp zal in- en voortzetten en het traject [naam1] zal (blijven) volgen. Twee eerdere trajecten bij [naam2] in het vrijwillig kader zijn niet voltooid.
5.5
Het hof overweegt als volgt. De kinderrechter heeft [de minderjarige] op 5 februari 2020 op verzoek van de Raad onder toezicht gesteld omdat haar ontwikkeling ernstig bedreigd werd. [de minderjarige] had last van een loyaliteitsconflict, [de minderjarige] kampte met fysieke en psychische klachten en liet gedragsproblemen zien. Er was sprake van een verharding van de strijd tussen de ouders. De ouders voerden destijds geen verweer tegen het verzoek. Ten tijde van de bestreden beschikking en ook op dit moment is de situatie ten aanzien van het loyaliteitsconflict naar het oordeel van het hof nog niet wezenlijk veranderd. De daarvoor benodigde hulpverlening aan ouders en [de minderjarige] is (nog) niet van de grond gekomen. Een evenwichtige autonomie- en identiteitsontwikkeling bij [de minderjarige] loopt daardoor gevaar. Zij heeft last van de spanningen tussen de ouders, welke spanningen worden versterkt doordat de ouders niet op één lijn zitten over de uitbreiding van het contact tussen de vader en [de minderjarige] . Dat zij op dit moment minder gedragsproblemen zou laten zien, zoals de moeder stelt, doet aan de ontwikkelingsbedreiging niet af.
De moeder heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling verteld dat zij het belangrijk vindt dat de zorgregeling en het contact tussen de vader en [de minderjarige] worden voortgezet. De moeder zegt ook open te staan voor een uitbreiding van de zorgregeling. De vader komt de zorgregeling (als hij in Nederland is) en de belregeling (als hij op Curaçao is) goed na. De moeder wil - in het vrijwillig kader - speltherapie voor [de minderjarige] inzetten en zij wil met de vader - ook als hij in het buitenland is - het traject [naam1] gaan volgen. De vader heeft in een brief, die door zijn advocaat is voorgelezen, onder meer naar voren gebracht dat de moeder een goede moeder is en dat de ouders het samen moeten gaan oplossen voor [de minderjarige] , zij het dat hij van mening is dat de ondertoezichtstelling, gelet op eerdere ervaringen, noodzakelijk blijft.
Gelet op het voorgaande gaat het hof er van uit dat de ouders op dit moment - met hulp - in staat zullen zijn om de ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] weg te nemen, nu door of namens beide ouders is verklaard dat zij vinden dat zij het samen moeten doen. Het hof gaat er vanuit dat de ouders het traject [naam1] gaan volgen, waar zij beiden achter staan en dat binnenkort van start zal gaan, en dat zij zich zullen inzetten voor een vorm van (spel)therapie voor [de minderjarige] , zodat [de minderjarige] kan toekomen aan een evenwichtige ontwikkeling van haar autonomie en haar identiteit en een onbelast contact met haar beide ouders heeft.
Het hof is van oordeel dat geen sprake meer is van de situatie dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen tot 31 januari 2023 en vanaf 31 januari 2023 vernietigen. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling met ingang van 31 januari 2023 zal eindigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 26 augustus 2022 voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode tot 31 januari 2023;
vernietigt de beschikking van kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 26 augustus 2022 voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode vanaf 31 januari 2023 en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog af, voor zover dat verzoek zich uitstrekt over de periode vanaf 31 januari 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. I.M. Redert als griffier, en is op 31 januari 2023 uitgesproken door mr. R. Feunekes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.