Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], geboren in 2013. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het gezag over [de minderjarige], die bij de moeder woont. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 5 februari 2023, maar de moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De moeder betoogde dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] is en dat zij in staat is om de zorg voor haar kind zelf te regelen, terwijl de vader en de gecertificeerde instelling (GI) verweer voerden en de verlenging van de ondertoezichtstelling steunden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2022 was de vader afwezig vanwege werkverplichtingen in het buitenland, en de GI was niet vertegenwoordigd. Het hof heeft de situatie van [de minderjarige] en de zorgen van beide ouders zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven open te staan voor hulp en therapie voor [de minderjarige], maar de vader heeft twijfels over de effectiviteit van vrijwillige hulp zonder ondertoezichtstelling. Het hof concludeert dat de ontwikkelingsbedreiging nog steeds aanwezig is, maar dat de ouders met hulp in staat zijn om deze bedreiging weg te nemen.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd tot 31 januari 2023, maar de verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf die datum is vernietigd. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling met ingang van 31 januari 2023 eindigt, en het hof heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De ouders zijn nu verantwoordelijk voor het welzijn van [de minderjarige] en moeten samen werken aan haar ontwikkeling.