In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van cocaïne en hasjiesj, en had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 60 uren had geëist, subsidiair 30 dagen hechtenis. De verdachte had ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf onder parketnummer 16-163600-20. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. De verdachte werd vrijgesproken van de heling van een fiets, omdat hij een verifieerbare verklaring had gegeven over de wijze van verkrijging en er geen nader onderzoek was gedaan door de politie. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wist dat de fiets van diefstal afkomstig was. Echter, het hof achtte het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen, namelijk het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en hasjiesj. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf werd afgewezen. Het hof heeft de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht toegepast.